Ik kan niet ademen
I can’t breathe ...
Ik kan niet ademen. In deze tijden is dat waarschijnlijk een gedachte die velen van ons delen. Ongeacht de kleur, ongeacht de afkomst, is dit een verstikkende tijd.
Volksgezondheid, die als een soort horizontale dictator iedereen als risico en verspreider ziet. De sociale druk die daarmee gepaard gaat, want wie niet binnen blijft en denkt aan zijn of haar eigen behoeftes is ‘asociaal’. De stammenmentaliteit steekt weer eens ongegeneerd de kop op.
De angst,
‘Oh de angst’, die regeert weer terug het land.
Zo is een klein katje uit Peru op zich goed genoeg om het maatschappelijk debat te doen ontbranden. Want ‘oh’ de volksgezondheid.
Laat me duidelijk zijn: ik minimaliseer de pandemie niet. Ik minimaliseer het effect van de lockdownmaatregelen en de organisatie van de volksgezondheid ook niet. Maar ik minimaliseer wél de terechtheid van de Angst. Want begrijpt de doorsnee Belg wel wat angst is?
Wie begrijpt hoe het voelt om niet kunnen functioneren wanneer er een politiecombi passeert? Wie begrijpt de tranen uit angst, frustratie of woede? Geen tranen omwille van een aanslag, geen tranen uit slachtofferschap, maar tranen omdat de tijden voor iedereen weer moeilijker zullen worden.
Zo ook herkende ik de angst in de woorden: ‘I can’t breathe’
Zo deelde ik de angst toen men de lockdown aankondigde, “politie ‘mijn vriend’?“ sure ...
Zo ook verstijfde ik van angst na de aanslagen in Brussel.
Ik herinner mij de aanslagen in Brussel nog alsof het gisteren was. Ik keek naar het nieuws met tranen in de ogen. Mijn kleine Belgenhartje was geraakt, dit hadden wij gewoonweg niet verdiend. Maar een paar dagen later, bij de spontane herdenking die ruw verstoord werd, vloeiden de tranen opnieuw. Dit keer niet voor België, maar uit angst, ontgoocheling en voor het verlies van mijn eigen identiteit.
Het beeld staat voor eeuwig op mijn netvlies gebrand: “één van de vele deelnemers van de herdenking kreeg een vuist, recht in het gezicht. Een vuistslag van een gefrustreerde hooligan, vol pure haat. ‘’Het is begonnen’’ dacht ik toen. “Vanaf nu ben ik terug een b-burger.”
Die beelden zullen niet alleen op mij indruk hebben gemaakt. Een moment van verslagenheid, rouw en eenheid werd er voor mensen met een andere afkomst of huidskleur plots een van verbijstering en ontgoocheling. Is dit dan ook ons België niet? Onze thuis die aangevallen werd?
Zélf heb ik mij nooit een minderheid gevoeld, nooit. Dat gevoel komt altijd van buitenaf en overvalt me op momenten van onzekerheid, conflict en onrechtvaardigheid.
Nu denk ik terug aan George Floyd en aan I can’t breathe. Daarbij vraag ik me af wat de doorsnee Belg voelt als hij of zij naar die beelden kijkt. Ik weet wat ik dan voel: een allesverscheurende misselijkmakendheid, een wil om te vechten, boosheid, een mensheid, geen-rust-meer-vinden-in, een wil om alles te laten vallen en voor mijn kleur te vechten, om voor mijn bestaansrecht op te staan.
Ik voel dan een traan, een traan die niet valt, omdat ze op zijn, omdat ik niet meer kan ademen. Maar dan adem ik weer in en uit, in en uit, in en uit … Dan ben ik weer in België, hier is alles veilig, hier is het goed leven, hier heb ik niet te klagen ... Een aanslag op 11/09, een aanslag in Parijs, een aanslag in Brussel, een inbraak, een verkrachting, een #metoo-uitschuiver, een radicale islamist, een coronaverspreider ... Het zal wel weer ‘nen bruine’ zijn ... Druppel per druppel loopt de emmer vol, jaar na jaar, decennium na decennium. Elke keer opnieuw diezelfde plaat: “Het komt wel goed manneke, het komt wel goed.”
Maar nee! Het komt niet goed! Een kleine verschuiving in de maatschappij, een economische crisis, een aanslag of een volksgezondheidscrisis ... take your pick, maar ik en de mijnen staan altijd vooraan in de afvallingsrace. ‘Wij’ zitten gewrongen in een wij die niet de onze is, simpelweg omdat we worden weggezet als de 'Zij'. Een collectief van demonen, ‘jongeren’, terroristen en "aapjes", parasieten en hangmathangers. Een ‘collectief" met een eigen uniform.
Daar waar ‘de rechtse rakker’ met zijn kostuum en rechtsgekamde haren paradeert, en de ‘linkse rat’ zijn dreadlocks en geitenwollensokken draagt, kleedt ‘de minderheid’ zich in een uniform van argwaan, zondebokschap en ‘groot gevaar’.
Intussen spreken de Dries van Langenhoves van deze wereld zich minimaliserend uit over het politiegeweld tegenover kleurlingen. Blanken worden volgens hen meer afgeschoten of achterna gezeten dan zwarten. Althans, dat lezen we op hun twitterpagina’s als ‘de waarheid’.
Maar ook aan de andere kant van het spectrum is het weer verzamelen geblazen, want wie o wie bekent eerst schuld? Wie smijt er met het meeste overgave zijn of haar ‘white privilege’ van zich af? Wie koopt zich social media-gewijs een aflaat om het zieltje terug ‘wit’ te wassen?
Kwaad, kwáád dat ik kan zijn, over een geschiedenis van onderdrukking. Decennia van kolonisatie, de jaren en jaren van blindheid.
Kwaad omdat ik 25 ben en geboren ben in het jaar dat de apartheid is afgeschaft.
Kwaad omdat ik al een zwarte zondag meemaakte.
Kwaad omdat ik al zo vaak gecontroleerd werd door de politie.
Kwaad omdat ik op ‘de mars tegen Marrakesch’ frontaal in mekaar ben geslagen door extreemrechtse hooligans en de politie mij niet geloofde zonder visueel bewijs, een hersenschudding en een gebroken medemensvertrouwen ten spijt.
Kwaad omdat vorige week de politie nog zonder huiszoekingsbevel in mijn living stond en me als vuil behandelde.
Kwaad omdat ik dan moet worden bijgestaan door twee “Vlaamse” vrienden, ongeacht mijn juridische kennis, ongeacht wat de grondwet en mijn rechten mij verzekeren.
Kwaad omdat kwaad zijn niets oplost.
Kwaad omdat ik als mélangeke, als half-en-half, als schattig bruintje, als mulatje of krullenkopke toch niet de boze neger zou willen spelen?
“Ik kan niet ademen …” denk ik dan.
Omdat ik niet wordt opgejaagd, omdat ik veilig ben, omdat ik vrienden heb, omdat ik ouders heb, omdat ik kansen heb. Ik kan niet ademen, want ik overdrijf, ik dramatiseer. Ik kan niet ademen omdat mijn vrienden nu niet weten wat ze lezen, omdat ze niet weten ... Omdat men niet weet, wat het is als uw eigen kleur u pijn deed.
Ligt het aan mijn kleur, ligt het aan zijn kleur? Néé, I love my colour! Wouldn’t want it any other way. Maar waaraan ligt het dan, oh ik kan niet ademen. Niet overdrijven denk ik dan ... Want ik ben veilig en met mij vele andere minderheden ook.
Maar wanneer de Belgen bang zijn, is de kleurling dat des te meer. Want als ze bang zijn, dan schrikken ze, dan schiet er al wel eens eentje, zoals in de goeien ouwen tijd van weleer. Hans van Temsche, hoe zat dat nu weer? Schoot die nog niet zo heel lang geleden Oulematou en Luna neer? ‘K zal mij wel vergissen, maar eiste die onlangs zijn vrijheid niet terug voor de strafuitvoeringsrechtbank? Dus die tijd van weleer en minderheden opjagen, hoe lang geleden is dat ook alweer?
Voor mensen met een kleur is zoiets van alle dagen.
‘I can’t breathe’ zei hij.
Dat zuchte hij voor ons allemaal
Hopelijk voor ons allen, nu écht voor de laatste maal.
Aimé Schrauwen
Kernlid Liberales