Morele ambitie – Rutger Bregman

Morele ambitie – Rutger Bregman

Vraag aan veel mensen hoe het met de wereld vandaag gesteld is en de overgrote meerderheid zal antwoorden dat we het slechter hebben dan vroeger. Maar is dat wel zo? Wie kijkt naar de evolutie van de mensheid in de voorbije 300 jaar, kan alleen vaststellen dat we het vandaag veel, veel beter hebben. De levensverwachting is enorm gestegen, het aantal doodgeboren kinderen is spectaculair gedaald, lijfeigenschap, de slavernij, het kastensysteem en het apartheidsregime werden afgeschaft, vrouwen kregen steeds meer rechten, de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten brak door, voorbehoedsmiddelen werden (tegen de zin van de kerk) toegelaten, de armoede daalde gemiddeld wereldwijd, nog nooit kregen zoveel kinderen onderwijs, enzovoort.

‘We leven in de beste tijd ooit,’ aldus de Vlaamse filosoof Maarten Boudry, al klinkt dat contra-intuïtief. Op veel plaatsen in de wereld is er immers nog veel armoede, zijn er oorlogen (denk aan Oekraïne en Gaza), worden vrouwen behandeld als tweederangsburgers, lijden velen door de klimaatsverandering en worden mensen uitgebuit. Dat klopt inderdaad. Er is dus nog veel werk aan de winkel. We moeten onze handen dus verder uit de mouwen steken en onze capaciteiten en talenten gebruiken om de wereld te verbeteren. Maar de meesten doen dat niet letterlijk. Dat schrijft ook de Nederlandse historicus Rutger Bregman in zijn boek Morele ambitie: ‘De grootste verspilling van onze tijd is de verspilling van talent. Er zijn miljoenen mensen die de wereld een betere plek zouden kunnen maken, maar dat niet doen. Mensen die vastzitten in zinloze of gewoon schadelijke banen. Er is een tegengif voor dat gevoel van leegte; het heet morele ambitie,’ aldus Bergman, en hij heeft overschot van gelijk.

De meeste mensen willen goed doen, maar wat houdt dat juist in, ‘het goede doen’? En vooral, hoe moeten we dat doen? Is dat door geld te geven voor de Warmste Week of het ondertekenen van een online-petitie tegen fossiele brandstoffen? Of moeten we meer doen? En heeft het wel zin om iets te doen? Er zijn, zo stelt Bregman, vier soorten mensen: zij die niet-ambitieus en niet-idealistisch zijn (zoals renteniers), zij die niet-idealistisch maar wel ambitieus zijn (zoals bankiers en consultants), zij die idealistisch maar niet ambitieus zijn (zoals online activisten), en zij die idealistisch én ambitieus zijn. Die laatste categorie is volgens Bregman de juiste. Zo verwijst hij naar de Engelse abolitionist Thomas Clarkson die mee zorgde voor de afschaffing van de slavernij, een strijd waarvoor hij zijn hele leven opofferde. Ook andere mensen die, soms op gevaar voor eigen leven, stelling namen tegen een heersende opinie, en zo een wezenlijk verschil maakten voor latere generaties. Denk aan Rosa Parks, Martin Luther King en Rob Mather. Die laatste gaf zijn goedbetaalde job als consultant op en zamelde via World Swim Against Malaria voldoende geld in om 200 miljoen klamboes te verspreiden waardoor het aantal malaria-gevallen in Afrika drastisch verlaagde en zowat 100.000 levens werden gered.

Morele ambitie is volgens Bregman de wil van mensen om hun talenten te gebruiken om van de wereld een veel betere plek te maken. Om hun loopbaan en leven zin te geven en te wijden aan de grootste uitdagingen van onze tijd, of dat nu klimaatverandering, voedselzekerheid, extreme armoede of de volgende pandemie is. Hun verlangen én grote daadkracht om op deze en andere terreinen het ​​verschil te maken. In Londen bestaat zelfs een school, Charity Entrepreneurship, die moreel ambitieuze idealisten opleidt en ondersteunt om projecten op te starten ‘die het verschil maken voor miljoenen mensen en dieren’. Zoals Family Empowerment Media die voorlichting geeft om ongewenste zwangerschappen te voorkomen. ‘Gebrek aan kennis over moderne anticonceptiemiddelen en (vaak misplaatste) zorgen over bijwerkingen zijn vaak de redenen hiervoor,’ zo staat op hun website. Ze slaagden erin om vijf miljoen vrouwen te bereiken. De initiatiefneemster van dit project, Anna Christina Thorheim, is nauwelijks vierentwintig jaar. Het valt trouwens op hoe jong al die initiatiefnemers en medewerkers van Charity Entrepreneurship zijn.

Zo staat het boek van Bregman vol inspirerende en succesvolle voorbeelden van mensen die niet langer passief willen blijven tegenover de vele bestaande problemen die wereldwijd voor zo veel onheil zorgen, maar die door wilskracht, creativiteit en innovatie op te lossen zijn. Soms loopt het mis, maar de auteur wijst erop dat ondernemen steeds een risico inhoudt: ‘Het vergt moed om iets nieuws te beginnen, maar misschien wel nog meer moed om de stekker eruit te trekken als een project mislukt.’ De winst is echter bijkomende ervaring en het inzicht om op een andere manier het goede te doen. ‘Eén ding is zeker: uitvinders hebben meer levens gered dan alle Malala’s, Mandela’s en Moeder Theresa’s bij elkaar,’ schrijft Bregman. Dat klinkt weinig respectvol, maar dat is het niet. Hij wil gewoon talentvolle mensen die nu bezig zijn met het ontwikkelen van middelen, apps en algoritmes voor grote bedrijven, die enkel uit zijn op het maximaliseren hun winst ten bate van de aandeelhouders, erop wijzen hoe ze hun tijd verdoen aan nutteloze zaken en hun talent beter zouden kunnen gebruiken om levens te redden.

Neem het voorbeeld van de Amerikaanse viroloog Jonas Salk die in 1955 met succes een vaccin tegen polio ontwikkelde waardoor miljoenen mensen, vooral kleine kinderen, niet verlamd raakten of stierven. Hij koos er bewust voor om het vaccin niet te patenteren of er winst uit te halen om de wereldwijde distributie ervan te maximaliseren. ‘Je kan toch ook de zon niet patenteren,’ zei Salk. Vandaag is polio zo goed als uitgeroeid. Bregman gelooft in nieuwe uitvindingen en spaart zijn kritiek niet op ‘linkse kringen’ die liever techcriticus zijn dan techneut: ‘Er wordt vaak gedemonstreerd tegen armoede en ongelijkheid – en terecht – maar zelden voor meer vaccinonderzoek,’ zo schrijft hij. Al keert hij zich evenzeer tegen ‘rechts conservatieve en religieuze krachten’ die zich lang (en soms nog steeds) bleven (en blijven) verzetten tegen vrouwenrechten, voorbehoedsmiddelen en vaccinaties.

Bregman breekt ook een lans voor een diervriendelijker beleid. Jaarlijks worden in de bio-industrie miljarden kippen, koeien, schapen, enzovoort geslacht voor consumptie. Dat kost handenvol geld om ze te kweken en te slachten, zorgt voor heel wat milieuschade (zoals enorm veel waterverbruik, landgebruik en uitstoot van broeikasgassen) en leidt tot bijzonder veel dierenleed. Sommige dierenactivisten keren zich tegen dergelijke praktijken – en terecht – maar blijven wantrouwig tegenover nieuwe innovaties zoals gecultiveerd- of kweekvlees. Finaal komen we tot de ethische vraag of we nog langer dieren mogen eten. De Engelse filosoof Jeremy Bentham pleitte reeds in de achttiende eeuw voor dierenrechten met als belangrijkste argument: “De vraag is niet, kunnen dieren logisch redeneren? En ook niet kunnen ze praten?, Maar kunnen ze lijden?” Met de nieuwste technieken kunnen we dierenleed maximaal uitschakelen. Daarom ook moeten we dieren mee opnemen in onze morele kring.

En we moeten die morele kring ook uitbreiden naar de toekomstige generaties, dus ook naar onze nakomelingen die we niet kennen. Welke wereld willen we nalaten voor de kinderen van onze kleinkinderen en verder? Een van de belangrijkste strijdpunten is alvast die tegen de opwarming van de aarde die in grote mate te wijten is aan het gebruik van fossiele brandstoffen. We moeten zoals Bregman schrijft, met zijn allen ‘afkicken’ van die verslaving. Ook hier hebben we moreel ambitieuze mensen nodig, zoals bv. Hans-Josef Fell, een burgemeester in Duitsland die als eerste een premiesysteem voor zonnepanelen invoerde wat leidde tot een drastische daling van de productieprijzen van die panelen. Het zorgde voor een grote toename van de financiering voor onderzoek naar fotovoltaïsche cellen, geconcentreerde zonne-energie, geothermische energie, bio-energie, batterijen voor elektrische auto's, bionica, nanotechnologie en andere zaken. Het zal snel moeten gaan want ‘in 2050 moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen naar nul zijn teruggebracht’.

Dit geweldige boek van Bregman moet breed gelezen worden onder onze jonge academici en techneuten. Het vormt een inspiratiebron voor al wie het goede wil doen. Misschien zullen sommigen zeggen dat ze al veel doen en bijvoorbeeld geld geven aan goede doelen. Maar hoe weet je dat het geld goed terechtkomt? Daarvoor bestaat onder meer de organisatie GiveWell, een non-profitorganisatie die de efficiëntie van liefdadigheidsorganisaties onderzoekt en ratings toekent. Ze publiceren de volledige details van hun analyses om donateurs te helpen beslissen waaraan ze moeten doneren. Zo komt uw geld terecht waar het het meeste effect heeft op de verbetering van het lot van medemensen. En hoeveel moet je dan geven? De Australische hoogleraar bio-ethiek Peter Singer wil alvast mensen in rijke landen aanzetten om ‘na te denken over onze verplichtingen aan mensen die in extreme armoede leven’ en hen ‘overhalen om ervoor te kiezen om meer van uw inkomen weg te geven aan de armen’.[1] Of stel u tot doel om de wereld te redden en kom daarvoor met een moreel ambitieus initiatief. Velen zijn u voorafgegaan. Een aantal namen staan in dit boek. Ik voeg er graag nog de wereldverbeteraar Cesare Beccaria aan toe.[2] Google hem en u begrijpt waarom.

 

Recensie door Dirk Verhofstadt

Rutger Bregman, Morele ambitie, de Correspondent, 2024

[1] Peter Singer, The Life You Can Save: How to Do Your Part to End World Poverty, Random House, 2010.

[2] In het voorwoord op mijn boek Cesare Beccaria. 250 jaar over misdaden en straffen schreef de Vlaamse filosoof Etienne Vermeersch het volgende: ‘Wie een lijst wil opstellen van weldoeners van de mensheid, in de meest authentieke betekenis van dit woord, moet Beccaria helemaal bovenaan plaatsen.’

Print Friendly and PDF
Het is maar tien uur sporen naar Berlijn – Mies Bouhuys

Het is maar tien uur sporen naar Berlijn – Mies Bouhuys

Het ongekende succesverhaal  van het liberalisme - Lode Cossaer

Het ongekende succesverhaal van het liberalisme - Lode Cossaer