De Kampen – Annemie Reyntjens
Jaarlijks bezoeken zowat twee miljoen mensen het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau in Polen. De overmatige aandacht voor dit kamp in de media en in films – denk aan Son of Saul (2015), The Auschwitz Report (2021) en The Zone of Interest (2023) – doet soms vergeten dat er vele honderden andere kampen bestonden waar Joden, zigeuners, politieke tegenstanders en andere groepen mensen verplicht tewerkgesteld en vermoord werden. Terwijl in Auschwitz en Birkenau, waar ongeveer 1,5 miljoen mensen omkwamen, dagelijks veel bussen met toeristen worden aangevoerd, blijft het in het vernietigingskamp Treblinka vaak opmerkelijk kalm. Nochtans werden hier zowat 900.000 mensen met treinen aangevoerd en onmiddellijk vergast. En over kampen als Belzec, Kulmhof, Majdanek, Natzweiler-Struthof of Neuengamme hebben de meeste mensen nog nooit gehoord.
Over elk van die vele door de nazi’s opgezette kampen bestaan boeken met informatie en persoonlijke getuigenissen van overlevenden, maar veel overzichtswerken bestaan er niet. In 1969 publiceerde Ludo Van Eck, een gewezen verzetsman die gevangen zat in Dachau, wel het veel geprezen standaardwerk Het boek der kampen. In 2015 verscheen dit boek in een herwerkte van zijn zoon Sis Van Eeckhout, die samen met zijn vader tal van kampen in Europa had bezocht. Maar nu ligt het monumentale naslagwerk De kampen. Geschiedenis van de concentratiekampen in Europa tijdens WOII van de Belgische historica Annemie Reyntjens in de boekhandel. Blijkbaar wordt het breed gelezen (het staat al enkele weken in de top-10 van meest verkochte non-fictieboeken bij Standaard Boekhandel). In alfabetische volgorde bespreekt de auteur de oprichting, de werking, de specificiteit, de bevrijding en het memoriaal van de belangrijkste kampen waar de gevangenen dwangarbeid moesten verrichten en/of vermoord werden.
De kracht van dit boek ligt in de combinatie van scherpe zakelijke teksten, ontluisterende getuigenissen en bijzonder treffende foto’s, waarvan een groot deel nauwelijks of niet gekend zijn. Reyntjens heeft hiervoor veel opzoekingswerk hebben gedaan in de archieven van de diverse besproken kampen. Die archieven zijn – alvast voor ons taalgebied – nog maar beperkt ontsloten. Dat komt door het feit dat veel officiële documenten in het Duits zijn opgesteld en heel wat getuigenissen in het Pools en Jiddisch, en in mindere mate in het Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks, Russisch, Frans en andere Europese talen. Wie in de archiefruimte van Auschwitz opzoekingen doet en het Pools onmachtig is, brengt best een vertaler mee of gebruikt een goede vertaalapp zoals DeepL. Maar belangrijker nog is dat men op voorhand goed weet over welk onderwerp men specifieke informatie zoekt in de grote hoeveelheid van teksten en verklaringen van gewezen kampgevangenen, en de fotoarchieven.
Reyntjens besteedt uitvoerig aandacht aan de nazikampen in België en Nederland. Zo komen Amersfoort, Breendonk, Kazerne Dossin in Mechelen, Vucht en Westerbork aan bod. Breendonk omschrijft ze terecht als ‘een van de best bewaarde kampen in Europa’. Alleen al om die reden zou het vanuit de overheid meer financiële middelen moeten krijgen voor een nog betere museale inrichting. Ook het onderwijs zou bijkomende inspanningen moeten doen door elke scholier kennis te laten maken met het Fort van Breendonk gecombineerd met een bezoek aan de Kazerne Dossin in Mechelen (en tevens aan het In Flanders Fields Museum in Ieper over de Eerste Wereldoorlog). Tegelijk zou men herinneringseducatie als een specifieke eindterm moeten worden opgenomen in het onderwijs en van 8 mei opnieuw een jaarlijkse feestdag maken ter herinnering aan de overwinning op het nazisme. Ook voor Nederland lijkt een verplicht bezoek aan Westerbork, Amersfoort en/of Vught me een noodzaak.
Tussen de beschrijvingen van de kampen heeft Reyntjens ook oog voor tal van specifieke aspecten van de Holocaust zoals het T4-programma, de medische experimenten op gevangenen, de dodenmarsen, het Sonderkommando 1005, de Aktion Erntefest, de Nacht und Nebel-gevangenen, de medewerking van de Duitse grootindustrie, de productie van de V1 en V2-raketten in uitgegraven tunnels in bergen, de evacuaties en bevrijdingen van de kampen, de opstanden en ontsnappingen van Joodse gevangenen, het Moorsoldatenlied, de opbouw van de musea en memorialen, de ontmaskering van Sobibor, het fotoalbum Schöne Zeiten van Kurt Franz over Treblinka, het gebruik van geoscanning op zoek naar de exacte locaties van massagraven en gaskamers, en van resten van de doden. En telkens die enorme aantallen vermoorde, vaak vergaste slachtoffers die de lezer doen duizelen. Bijzonder zijn ook de foto’s van de huidige resten van de kampen en de beklijvende commentaar van Reyntjens daarbij over wat ze daar, tijdens haar bezoeken en opzoekingswerk, heeft ervaren.
De keuze van de diverse kampen – want er bestonden er nog meer dan deze die in het boek behandeld worden – is logisch, al ontbreken de twee belangrijkste in Italië: het Risiera di San Sabba in Triëst en het Campo di Fossoli nabij Modena (vanwaar Primo Levi en Liana Millu naar Auschwitz werden gestuurd). Ook Jasenovac in Kroatië zou een plaats moeten krijgen in een overzicht van de concentratiekampen in Europa. Hier werden ongeveer 100.000 mensen vermoord en wordt door historici beschreven als een van de wreedaardigste tijdens de oorlog. Wat ook ontbreekt zijn enkele belangrijke eindkampen in Oostenrijk waar tienduizenden gevangenen door de opmars van de geallieerden naartoe werden gestuurd. Het gaat om nevenkampen van Mauthausen waar de leefomstandigheden vreselijk waren zoals in Ebensee, waarvan één foto in het boek staat, maar dat meer aandacht verdient. En aan Gunskirchen bij Wels dat op 4 mei 1945 bevrijd werd door het Amerikaanse leger. De getuigenissen van bevrijders en overlevenden ervan, zijn zowat de ergste die ik ooit las en tonen aan hoe de nazi’s tot het einde hun slachtoffers als beesten hebben behandeld. Nu staat er nog enkel een bos met, als je heel goed zoekt, daarin het betonnen fundament van latrines. Al de rest is verdwenen. Niemand kijkt er nog naar om.
Mijn oordeel over dit boek was aanvankelijk lovend, maar dat moet ik bijstellen. De historicus Gie van den Berghe, die de Holocaust in het algemeen en de geschiedenis van de nazikampen in het bijzonder heel goed kent, vond een aantal storende fouten. Zijn opmerkingen kan je hier lezen: https://salonvansisyphus.wordpress.com/2024/10/16/een-mooi-kijkboek-meer-niet/. Daarnaast ontbreken ook een bibliografie en de bronvermeldingen bij zowel de teksten als de foto’s. Van den Berghe wijst ook terecht op de hoogdravende, maar onjuiste tekst op de achterflap van het boek dat ‘internationaal nooit een uitgebreider historisch werk over dit thema is verschenen’. Denk alleen al aan de monumentale Encyclopedia of Camps and Ghettos, 1933–1945 onder redactie van Geoffrey P. Megargee, Martin Dean en Joseph R. White, en waaraan heel wat gezaghebbende historici hebben meegewerkt.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Annemie Reyntjens, De Kampen, Borgerhoff-Lamberigts, 2024, 204 blz.