Jean-Paul Marat en zijn Chains of slavery - Rudy Schreijnders

Jean-Paul Marat en zijn Chains of slavery - Rudy Schreijnders

De Franse Revolutie (1789–1799) is voor vrijdenkers een inspirerende gebeurtenis. Het is immers de politieke omwenteling waarbij de absolute monarchie die Frankrijk ongeveer twee eeuwen had geregeerd, wordt afgeschaft en de Eerste Franse Republiek wordt uitgeroepen. De macht en de privileges van adel en geestelijkheid worden op grote schaal teruggedrongen onder druk van radicale politieke groeperingen, van de mensenmassa in de steden en van de boeren op het platteland. De oude ideeën van absolutisme, aristocratie en de macht van de kerk worden vervangen door principes die worden vervat onder het motto Liberté, égalité, fraternité (Vrijheid, gelijkheid en broederschap).

Eén van de fanatiekste leiders van de Franse Revolutie is Jean-Paul Marat (1743-1793). Hij is geboren in het Zwitserse, destijds Pruisische, vorstendom Neuchâtel. Zijn vader heeft zich tot het calvinisme bekeerd en is daarheen gevlucht. Op zijn zestiende verlaat Jean-Paul het ouderlijk huis en woont twee jaar in Bordeaux bij een rijke koopman-reder die zich inlaat met slavenhandel; waarschijnlijk is hij daar privéleraar. In 1762 gaat hij naar Parijs om medicijnen, chirurgie en diergeneeskunde te studeren, zonder overigens een diploma te behalen. In 1765 reist hij naar Londen, vermoedelijk op zoek naar literaire en wetenschappelijke roem; hij stort zich in ieder geval in het intellectuele leven van die stad. Tijdens de elf jaar die hij in Groot-Brittannië doorbrengt, waaronder ook enige tijd in Dublin en Newcastle upon Tyne, oefent hij de geneeskunde uit en is hij politiek actief. In 1772 publiceert hij An Essay on the Human Soul, een jaar later gevolgd door een uitgebreidere versie onder de titel A Philosophical Essay on Man. In 1774 reist hij naar de Nederlandse Republiek en wordt hij in Amsterdam lid van de vrijmetselaarsloge La Bien-Aimée. In 1775 verkrijgt hij een doctorsgraad aan de Universiteit van St Andrews in Edinburgh na publicatie van zijn essay over gonorroe en een artikel over oogziekten.

In 1776 keert Marat terug naar Parijs. Een jaar later wordt hij aangesteld als lijfarts bij de graaf van Artois, de jongste broer van koning Lodewijk XVI. Hij woont naast de stallen en sommige bronnen vermelden daarom – ten onrechte – dat Marat daar dierenarts is geweest. Het is een periode waarin hij twijfelt tussen de materiële zekerheid van zijn huidige positie (hij beschikt over een dokterswoning, een jaarloon van 2.000 livres en toegang tot de grote salons) en kritiek op het regime die zijn positie in gevaar kan brengen. In 1777 schrijft hij zijn Plan de législation criminelle, waarin hij zich keert tegen het klassenonderscheid en de tirannie van het kleinste aantal. Vanwege de censuur verschijnt de tekst pas drie jaar later. Begin 1784 neemt hij ontslag uit zijn functie bij de graaf van Artois en wordt zelfstandig auteur en wetenschapper. Hij vertaalt een werk van Sir Isaac Newton (1643-1727) over optica en publiceert ook zelf hierover. Tot de prestigieuze Académie Française wordt hij niet toegelaten.

Vanaf september 1789 stort Marat zich volop in de journalistiek via zijn krant L’Ami du Peuple dat iedere dag en soms zelfs twee keer per dag uitgeeft. In november 1789 roept hij op tot verzet tegen het cijnskiesrecht, het stelsel waar bij verkiezingen het stemrecht is voorbehouden aan personen die vermogend genoeg zijn om minimaal een bepaald bedrag aan belastingen te betalen. Wanneer drukkers in moeilijkheden komen door zijn teksten en daarom zijn opdrachten weigeren, koopt hij een drukpers die hij bij hem thuis neerzet. Op 12 december zoeken twintig man hem thuis op en arresteren hem. De tenlastelegging klopt echter niet en justitie moet hem vrijlaten. Op 22 januari 1790 wordt een nieuwe poging gedaan hem te arresteren. Aan beide zijden is de straat afgesloten met honderden agenten. Marat is dan echter al uitgeweken naar London. In mei keert hij terug naar Parijs, waar hongersnood dreigt. In 1791 verzet hij zich tegen de Wet-Le Chapelier omdat deze het recht van vereniging en petitie beperkt. Vanaf 18 juli 1791 houdt Marat zich schuil in kelders en riolen. Nadat zijn drukpers in beslag is genomen bepaalt de rechter dat Marat deze terug moet krijgen.

De Nationale Conventie is de constituante en wetgevende assemblee die tijdens de Franse Revolutie van 21 september 1792 tot 26 oktober 1795 in functie is. Ze wordt gekozen zonder standenonderscheid en haar voornaamste taak is het een nieuwe grondwet op te stellen. De Nationale Conventie beslist onmiddellijk de monarchie af te schaffen en vestigt zo de Eerste Franse Republiek. Er zijn twee grote groeperingen: de Jacobijnen vormen een centralistische, hervormingsgezinde beweging die zich inzet voor meer sociale rechtvaardigheid, volkssoevereiniteit en de ondeelbaarheid van de Franse Republiek. Ze zijn tegenstanders van de buitenlandse oorlog waar de Girondijnen, de andere grote groepering in de Nationale Conventie, en koning Lodewijk XVI juist voorstanders van zijn. Girondijnen steunen op de gegoede burgerij uit de provincie en strijden voor zoveel mogelijk individuele vrijheid en volkssoevereiniteit. De naam is ontleend aan het departement Gironde waar een aantal belangrijke leiders van de beweging vandaan komen. De Girondijnen pleiten tegen te grote invloed van Parijs: de Jakobijnen hebben hun machtsbasis juist in de hoofdstad.

Na de Bestorming van de Tuilerieën op 10 augustus 1792 worden verkiezingen voor de Nationale Conventie uitgeschreven: Marat stelt zich er kandidaat voor en wordt gekozen. Zijn tegenstanders maken hem uit voor kwakende kikker of aasvretende kraai. Marat wordt voorzitter van de Jacobijnen en krijgt het voor elkaar dat een ‘Commissie van Toezicht’ ingesteld wordt om degenen die zich tegen de Revolutie keren, op te sporen en te berechten. Hij laat plakkaten in Parijs verspreiden die eruitzien als officiële proclamaties, waarin hij vraagt op te treden tegen de vijanden van het volk. Op grond van de dodenlijsten die hij heeft opgesteld, worden onschuldige mensen naar de guillotine gestuurd.

Op 25 september 1792 wordt Marat in de Nationale Conventie ervan beschuldigd een dictatuur te willen vestigen. Hij trekt daarop een pistool, houdt dit tegen zijn slaap en roept: ‘Wanneer dit voorstel wordt aangenomen dan jaag ik een kogel door mijn hoofd.’ Het voorstel haalt daarna geen meerderheid. Hij wordt voorzitter van de Jakobijnen en eist de afzetting van de Girondijnen die nog steeds machtig zijn in de Nationale Conventie. Op 13 april 1793 wordt Marat gearresteerd en gevangengezet in afwachting van zijn proces voor het in maart opgerichte Revolutionair Tribunaal. Op 24 april wordt hij vrijgesproken en in triomf wordt hij door de straten van Parijs gedragen. Op zondag 2 juni verliezen de Girondijnen hun machtspositie en Marat dicteert de lijst van Girondijnen die hun zetel in de Nationale Conventie moeten opgeven.

Charlotte Corday (1768-1793) stamt af van een adellijke familie, wordt opgeleid in een klooster in Caen en komt Marat zaterdag 13 juli 1793 om zeven uur ’s avonds opzoeken. Een kwartier lang praat ze met hem, terwijl hij in bad zit om de jeuk waaraan hij lijdt, te verminderen. Plotseling haalt ze een mes onder haar rokken vandaan en steekt hem in de borst; ze doodt hem in een poging om zo duizenden andere moordpartijen te voorkomen. Ze heeft haar geboorteakte bij zich, zodat niemand kan twijfelen aan haar identiteit. De hele nacht komt het volk langs om Marat de laatste eer te bewijzen. De schilder Jacques-Louis David organiseert op 15 juli zijn begrafenis als een imitatie van de begrafenis van Caesar. De afgevaardigden volgen elkaar op met redevoeringen. Pas om middernacht komt men bij de begraafplaats aan. Corday die in haar eentje heeft gehandeld en niet in opdracht van een Girondijns complot, wordt op 17 juli 1793 naar de guillotine gestuurd. Er breekt een onweer los, maar de menigte laat zich er niet door afschrikken bij dit spektakel aanwezig te zijn.

De begrafenis van Marat is het begin van een cultus rond zijn persoon: hij wordt geëerd als een martelaar van de vrijheid. David vervaardigt het schilderij De dood van Marat, 37 straten en pleinen worden naar hem vernoemd en Montmartre wordt omgedoopt tot Mont-Marat. Hij is geliefd bij het volk omdat hij zich om hun lot had bekommerd. Zijn borstbeeld staat in alle klaslokalen en vergaderruimten totdat Robespierre aan de verheerlijking van Marat een einde maakt. In Rusland geniet Marat na de revolutie van 1917 nog grote populariteit: zijn achternaam wordt een Russische voornaam die nog steeds gangbaar is, zoals bij de Russische tennisser Marat Safin.

Marats boek The Chains of Slavery is in 1774 in het Engels verschenen en wordt pas in 1793 in het Frans gepubliceerd. Toen ik het boek als ECCO Print Editions (printing on demand van de British Library) voor het eerst onder ogen kreeg, moest ik onmiddellijk denken aan Les Essais van Michel de Montaigne (1533-1592). Kortere en langere hoofdstukken die in beide boeken saaie titels hebben. Bij Montaige: ‘Over droefheid’, ‘Over de ledigheid’, ‘Over wat nuttig en wat eerbaar is’. Bij Marat ‘Of Luxury’, ‘Of Ignorance’, ‘Of Flattery’. Er zijn ook grote verschillen: Les Essais is een stuk dikker en de reikwijdte van de essays van Montaigne is een stuk groter dan de uitsluitend politieke boodschap die Marat over wil brengen.

De boodschap van The Chains of Slavery is overigens niet anti-slavernij, zoals je misschien zou denken op grond van de titel, maar een oproep aan de Britse kiezers vooral van hun stemrecht gebruik te maken; ‘slavery’ staat voor onderdrukking door tirannieke machthebbers die hij aanduidt met Princes. Deze machthebbers zijn slim betoogt Marat: ze doen zich voor als vrienden van het volk, organiseren brood en spelen, maar zodra het de onderdanen hen het vertrouwen hebben geschonken, misbruiken ze hun macht ten eigen faveure. Ze doen zich majesteitelijk voor, tonen openlijk de symbolen van hun macht (ambtsketen, kroon, zwaard) en worden omringd door lakeien en dienaren (indien nodig door beveiligers). De onderdanen dienen hen met gepaste eerbied te benaderen, bijvoorbeeld door te knielen.

Wanneer tirannieke machthebbers een land veroveren, willen ze voorkomen dat er een opstand uitbreekt. Dat kan door onderdrukking, maar wanneer ze hun macht niet kunnen afdwingen met wapens, zorgen ze ervoor dat het volk minder oorlogszuchtig wordt door theaters, eethuizen en ‘houses of ill fame’ op te richten met als doel: ‘to effeminate as never to oppose him’. (p. 17) Wanneer cultuur, wetenschap of luxe het hoofdbestanddeel van het leven vormen, neemt de bereidheid zich met staatszaken bezig te houden af: ‘Thus plays, entertainments, shows, are (…) the tools of tyranny.’ (p. 19) De wens een luxueus leventje te leiden zorgt ervoor dat de onderdanen hun eigenbelang boven het algemeen belang stellen: ‘Thus this idle an lewd life, which the people call liberty, is one of the chief causes of their slavery.’ (p. 32)

Marat wijdt het hoofdstuk dat trefzeker ‘Of Superstition’ heet aan (de gevaren van) religie. Tirannieke machthebbers geven hun macht immers graag een goddelijke sanctionering. Door de aandacht te verleggen van het ondermaanse naar het hemelse zorgt de godsdienst ervoor dat het volk zich gelaten schikt naar de wil van de door god aangestelde machthebbers. Marat waarschuwt verder voor het gevaar dat tirannieke machthebbers hun macht in stand houden door misbruik te maken van taal en verdraaiing van woorden. Hij concludeert: “Thus Liberty has the fate of all other human things: It yields to Time which destroys every thing, to Vice which corrupts every thing, to Ignorance which confounds every thing, and to Force which crushes every thing.”

Ik heb Chains of Slavery met stijgende verbazing gelezen. Marat geeft namelijk niet alleen een waarschuwing aan het volk tegen machtsmisbruik van tirannieke machthebbers, maar ook een staalkaart aan mogelijkheden waar die machthebbers op hun beurt juist gebruik van kunnen maken. Alle gevaren voor het volk, zijn dus tegelijkertijd ook kansen voor een tirannieke machthebber. Zou Poetin dit boek van Marat misschien als voorbeeld hebben genomen om zijn ongebreidelde macht te vestigen en te bestendigen in Rusland? Dan mogen we alleen maar hopen dat Geert Wilders of Bart De Wever het boek van Marat niet onder ogen krijgt.

 

Rudy Schreijnders

De auteur is literatuurhistoricus en gepromoveerd op de essays van Rudy Kousbroek die geplaatst worden in een humanistische essay-traditie waartoe ook Montaigne en Multatuli gerekend worden.

Jean-Paul Marat, Chains of Slavery, Gale Ecco, Print Editions, 2010

Print Friendly and PDF
Over het liberalisme van Judith Shklar - Martijn Visser

Over het liberalisme van Judith Shklar - Martijn Visser

Naar een liberale wedergeboorte – Lawrence Vanhove

Naar een liberale wedergeboorte – Lawrence Vanhove