Geblinddoekt aan de flipperkast – Steven Vanden Bussche
Migratie is de politieke stofzuiger van de Wetstraat. Er gaat geen week voorbij of een politieke partij, journalist of opiniemaker slokt de aandacht op van gelijk welke politieke rel die toevallig gaande is. We spreken veel over migratie. Maar opvallend genoeg verzanden debatten over migratiebeleid maar al te vaak in morele twisten waarin groepen het fundamenteel oneens zijn over de globale morele wenselijkheid van overheidsingrijpen. Een debat over het migratiebeleid gaat echter zelden over de vraag of een overheid überhaupt in staat is om een migratiebeleid te voeren waar wij allen beter van worden. In dit stuk zal worden beargumenteerd dat de centrale overheid niet over voldoende informatie beschikt om criteria op te stellen waarop mensen al dan niet op ons grondgebied mogen verblijven.
Beleid: een flipperkast
Menselijk gedrag voorspellen is moeilijk. Interacties tussen enkele mensen proberen vatten is nog ingewikkelder. Het geheel aan interacties tussen alle mensen onderling in kaart brengen is al helemaal onbegonnen werk. Het is dan ook essentieel te beseffen dat geen enkele ingreep binnen onze maatschappij kan worden uitgerekend. Beleid vertrekt steeds vanuit onvolledige informatie. Net zoals je bij een spelletje flipperkast niet in staat bent om het volledige traject van het balletje te voorspellen.
Dat wil echter niet zeggen dat we geen beslissingen kunnen nemen. Hoewel we nooit met zekerheid de toekomst kunnen voorspellen, kunnen we steeds aan de hand van waarschijnlijkheid ons aan voorspellingen wagen. Als we bij ons spelletje flipperkast de bal niet omhoog schieten, staat ons verlies vast. Door vaker te spelen, kunnen we door trial en error leren op welke moment we het balletje best terug omhoog schieten. Toegepast op het migratiethema leidt dat ons naar de vraag van wie het beste criteria kan uitschrijven die bepalen wie wel en wie geen toegang dient te verkrijgen tot ons grondgebied.
Over die criteria bestaat echter geen eensgezindheid. Hoewel ik persoonlijk van mening ben dat het steeds immoreel is om mensen toegang tot ons grondgebied te ontzeggen, ben ik bereid om hierover een denkoefening te doen. Laat ons for the sake of argument ervan uitgaan dat het faire criteria zijn dat ten eerste iedereen van wie het leven in gevaar is, recht heeft op bescherming. Indien dit niet het geval is, is ook iedereen die een nettobijdrage aan onze samenleving kan leveren evenzeer welkom op ons grondgebied. Maar, hoe goed kan een overheid erachter komen wie wel en niet aan die criteria voldoet?
“Ik zal het u eens zeggen!”
Met die vraag in het achterhoofd neem ik u mee naar een andere casus. Nog niet zo lang geleden pakte Theo Francken uit met een zogenaamde verplichte gemeenschapsdienst: het afgezwakte broertje van een dienstplicht waarbij de overheid burgers een job toewijst die ten dienste staat van de samenleving.
Dat voorstel bleek niet populair te zijn. Bij een (weliswaar wetenschappelijk betwistbare) twitterpoll van Francken zelf, zei tweederde van de deelnemers dat ze ‘tegen’ zijn. Daar waren tal van goede redenen voor. Staat een job niet steeds ten dienste van de gemeenschap? Waarom zou de overheid van bepaalde jobs stellen dat die ten dienste staan van de gemeenschap, terwijl andere daar niet voor in aanmerking komen? En waarom zou ze beter kunnen inschatten in hoeverre een persoon binnen een bepaalde job kan excelleren dan die persoon zelf? Of nog sterker: waarom zou een overheid beter kunnen inschatten of een persoon op een bepaald moment in het leven überhaupt werkt? Misschien focust die persoon liever op andere projecten des levens.
Hoe dan ook, een overheid die ons vraagt om op een bepaald moment in ons leven een bepaalde arbeid te leveren, verschilt maar op twee manieren van een irritante verre nonkel die u op een familiefeest eens gaat zeggen hoe u zich nuttig kan maken voor de wereld. Die nonkel kent u op z’n minst persoonlijk en na dat familiefeest bent u weer voor een poos van zijn gezeur af.
Zowel de overheid als de nonkel kunnen niet in ons hoofd kruipen. Zo hebben ze onvoldoende weet over onze grote verlangens en doelen in het leven. Daarenboven hebben ze onvoldoende kennis over onze vaardigheden. Door dat gebrek aan informatie zijn zij minder dan de persoon zelf in staat om ons een plek toe te wijzen in de samenleving of, in het beste geval, ons allen voor een goede gestandaardiseerde keuze te plaatsen met een gelimiteerd aantal opties.
Goede (?) intenties ten spijt
Hetzelfde argument gaat op voor de overheid als regulator van migratiestromen. We hernemen de vraag: kan een overheid een betrouwbare inschatting maken of een individu daadwerkelijk gevaar loopt in land van herkomst? En indien niet, kan ze een inschatting maken of individuen een nettobijdrage zullen leveren aan de samenleving?
Opnieuw hebben we te maken met het ondertussen bekende informatieprobleem. De overheid kent migranten niet persoonlijk. Ze moet dan ook kostbare middelen steken in tijdrovende, onvolledige background checks of vervallen tot algemene regels zonder het benodigde maatwerk. Bijvoorbeeld omtrent welke landen als veilig aanzien worden of dat enkel mensen met hogere diploma’s worden toegelaten.
Niet alleen zijn zo’n collectieve regelingen een gevaar voor individuele mensenrechten. Ook zijn ze onderhevig aan foute inschattingen van beleidsmakers. Zo hebben we in Belgische en Europese context ook een hoge nood aan laaggeschoolde arbeiders, gezien Belgen en Europeanen steeds minder bereid zijn die jobs in te vullen, denk aan verplegers, schoonmakers, vrachtwagenchauffeurs, bouwvakkers, etc. En dit alles nog onder voorbehoud dat de uitvoerende en wetgevende macht naar goeder trouw handelen: een aanname die, gezien de opkomst - of minstens aanwezigheid - van populisme, niet vanzelfsprekend is.
Geblinddoekt aan de flipperkast
Beleid is als flipperkasten: hoewel we er aan de hand van trial en error steeds beter in kunnen slagen het balletje hoog te houden, zullen we nooit feilloos zijn in het gebruiken van de flippers. Toch kunnen we het falen tot een minimum beperken door actoren met de meest accurate informatie, beslissingen te laten nemen. Zij die plaatsnemen achter de flipperkast, bepalen hoe dicht het beleid een topscore benadert.
In het geval van migratie is het misschien beter dat we daarin de mensen zelf laten beslissen. Zij die een onderneming als een tocht naar Europa starten. Zij die actief het heft in eigen handen nemen. En zij die effectief zichzelf ertoe gedwongen voelen om de eigen, vertrouwde streek uit zelfbehoud te verlaten voor een sprong in het duister. Zij zijn diegenen die de meeste kennis hebben over het volledige traject van het balletje. Zij zullen over het algemeen dat spelletje steeds beter kunnen inschatten dan de overheid die zich geblinddoekt waagt aan een spelletje flipperkast.
Steven Vanden Bussche
De auteur is is voormalig covoorzitter Jong Groen Leuven en studeert European Studies aan NTI.