Een lange golf van inflatie die er niet kwam – Paul De Grauwe
Toen de inflatie exact een jaar geleden boven de 10 procent uitsteeg, was het doemdenken bij vele economen ‘de rigueur’. De inflatie zou hoog blijven voor een lange periode, en de centrale banken zouden die hoge inflatie slechts kunnen uitroeien door een diepe recessie uit te lokken. En dan nog zou het lang duren.
Een jaar later is de inflatie als een pudding ineengezakt. In oktober tikte die in de Eurozone af op 2,9 procent, niet ver van het streefdoel van de Europese Centrale Bank. Eenzelfde snelle daling was er in de Verenigde Staten. Hoe konden voorspellers het zo verkeerd zien?
Voorspellingen worden sterk beïnvloed door de verhalen uit het verleden. De laatste grote inflatiegolf in West-Europa en Amerika had plaats in de jaren 70 tot midden jaren 80. De verhalen hierover conditioneren nog altijd de manier waarop economen en beleidsmensen hun inflatieverwachtingen boetseren. Die inflatie van de jaren 1970-80 had echter twee eigenschappen die vandaag niet aanwezig zijn.
Ten eerste hadden we toen te maken met een stijging van de energieprijzen (vooral olieprijzen) die een permanent karakter had. De olieprijzen werden toen met meer dan tien vermenigvuldigd (van afgerond dollar 3 per vat tot 39 dollar per vat in 1981). Nog belangrijker was dat nadien de olieprijzen nauwelijks daalden. Het was dus een (quasi) permanente stijging van de energieprijzen. Het feit dat de energieprijsstijging permanent was, maakte het moeilijk om de inflatie snel te drukken.
Fast forward naar vandaag: de permanente energieprijsstijging van de jaren 1970-80 conditioneerde bij velen het denken over de huidige inflatie. Die energieprijzen zouden hoog blijven en dus zou het bijzonder moeilijk zijn om de inflatie uit te roeien. Een diepe recessie zou noodzakelijk zijn.
Dat bleek evenwel niet nodig. De energieprijzen (vooral dan de gasprijzen) daalden even snel als ze waren gestegen. Die energieprijzen hadden er weliswaar voor gezorgd dat de inflatie snel steeg, maar ook dat die nadien spectaculair daalde.
Er was een tweede groot verschil tussen de inflatiegolf van de periode 1970-80 en die van vandaag. Economen maken een onderscheid tussen aanbodschokken en vraagschokken. Welnu, in de periode 1970-80 hadden we in eerste instantie te maken met een reeks aanbodschokken. Gedurende 2021-23 was het vooral een vraagschok die domineerde. Ik leg dit even uit.
Een aanbodschok ontstaat wanneer energieprijzen en/of grondstoffenprijzen sterk stijgen. Dit drijft de productiekosten op zodat de prijzen van finale goederen ook stijgen. Zo ontstaat inflatie. Deze laatste kan echter ook ontstaan ten gevolge van een vraagschok. De overheden kunnen door het budgettaire en monetaire beleid koopkracht in de economie pompen zodat de vraag stijgt. Dit doet de prijzen stijgen. Dat is de tweede manier om inflatie te creëren.
De jaren 1970-80 werden gedomineerd door aanbodschokken. De inflatie die hieruit ontstaat heeft een heel kwaadaardig kantje: de aanbodschok doet de productiekosten stijgen; dit leidt tot een daling van de productie. Het is inflatie die gepaard gaat met een recessie en een stijging van de werkloosheid.
Dit is helemaal niet het geval met inflatie die ontstaat na een vraagschok. Dat is wat er gebeurde tijdens de pandemie. De budgettaire en monetaire overheden pompten massaal veel geld in de economie. Wanneer de pandemie voorbij was, leidde deze gestegen koopkracht tot een sterke stijging van de vraag naar goederen en diensten en zo tot inflatie. De oorlog in Oekraïne deed er nog een schepje bij door de gasprijzen tijdelijk de lucht in te stuwen. Maar toch kan gesteld worden dat de vraagstijging de fundamentele oorzaak was van de inflatie die in 2021 ontstond.
En zo’n vraaginflatie is veel gemakkelijker te bestrijden dan een aanbodinflatie. De centrale banken kunnen door een rentestijging als het ware met één steen twee vogels vangen: de rentestijging vermindert zowel de inflatie als de groei van de productie. De strijd tegen inflatie kan dus haast pijnloos. Als er geen nieuwe schokken optreden zal de huidige inflatie snel verleden tijd zijn.
Toen de centrale banken in 2021 de inflatie aanpakten trokken ze, zoals de generaals tegen de vorige oorlog, ten strijde tegen een aanbodinflatie. Het gevaar van zo’n aanpak is dat ze veel te lang blijven vechten, ook als het niet meer nodig is.
Paul De Grauwe
De auteur is professor economie aan de London School of Economics