Maarten van Rossem – Laurens Bluekens
Maarten van Rossem is ongetwijfeld de bekendste publiek intellectueel van Nederland en wordt wel de ‘nationale geschiedenisleraar’ genoemd. Er is in Nederland een flinke kudde in het publieke debat opererende intellectuelen, maar er is er maar een die bij iedereen bekend is. Om bekend te zijn in dit tijdsgewricht moet je met je gezicht op tv. Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag verscheen het interviewboek Van Rossem. Het onwaarschijnlijke succes van mediapersoonlijkheid (2023) waarin journalist Laurens Bluekens hem bevraagt over zijn optreden en succes in de media. Hoewel Van Rossem bekendstaat als nationale brompot en mopperkont, krijgt hij zendtijd op prime time televisie en kan hij daar zijn brede cultuurhistorische kennis delen en zijn dikwijls tegendraadse meningen verkondigen die mensen (hopelijk) aanzetten tot nadenken. Van Rossem doet mee aan het mediacircus, maar over sociale media is hij negatief; vooral X/Twitter moet het ontgelden: ‘Twitter is het grootste gekkengesticht van Nederland.’ Het grote publiek wil vermaakt worden en daardoor is er vrijwel geen aandacht is voor wetenschap en technologie: ‘zodra iets ook maar enige inspanning kost om te volgen, haakt een overgroot deel van de mensen af.’
Ik ken het oeuvre van Van Rossem vrij goed – in mijn boekerij staan bijna al zijn boeken – ik heb al zijn historische colleges die op audio-cd zijn uitgegeven door Home Academy Publishers beluisterd (over drie oorlogen van de twintigste eeuw, Adolf Hitler, Joseph Stalin, Amerika in de twintigste eeuw, de atoombom). Hoewel Bluekens vrij uitgebreid de diverse werkzaamheden van Van Rossem belicht, zijn deze publiekscolleges aan zijn aandacht ontsnapt. Bluekens focust op de mediaoptredens van Van Rossem en de, dikwijls ongenuanceerde, botte reacties daarop. ‘Mensen proberen tegen elke prijs te vermijden dat ze moeten lezen.’ Wie een publiek wil bereiken zal andere media moeten gebruiken. Waar een serieus boek een lezerspubliek van enkele duizenden heeft, kijken er 2,2 miljoen mensen naar het spelprogramma De Slimste Mens waar Van Rossem als jurylid een podium heeft.
Er is ook maar één intellectueel die een eigen glossy heeft met een eigen naam. Bluekens was hoofdredacteur van het glossy opinieblad Maarten! ‘De globale teneur van het blad betreft de sociaaldemocratie, de bezorgdheid om het sociale aspect van de democratie en natuurlijk tegenwoordig ook de bezorgdheid over de democratie zelf.’ Daarmee is Maarten! een ideologisch opinieblad dat staat voor de waarden van sociaaldemocratie.
Van Rossem is een vermakelijk causeur met oratorisch talent: hij beheerst de vertelkunst tot in de puntjes en hij kan ontzettend boeiend vertellen, vaak meanderend van A naar B, gelardeerd met kennis en inzicht. Veel mensen (waaronder intellectuelen en academici) menen dat kennisoverdracht saai en serieus moet zijn en ze vinden zijn onderhoudende stijl verdacht. Met name in de academische wereld is er een tendens – om maar serieus genomen te worden – zo saai mogelijk te schrijven en te spreken. ‘Ik heb geen enkele training gehad in presenteren of optreden, nul komma nul. Ook geen mediatraining.’ Als universitair docent en de trainingen vliegen me om de oren. Bij elke bijeenkomst word je ingewreven dat monologische hoorcolleges uit den boze zijn. Als Van Rossem nu college zou geven op de UU zou hij daar constant gelazer mee hebben omdat het niet voldoet aan de onderwijskundige en didactische vereisten. Ik vrees dat de universiteit zich daarmee ernstig tekortdoet.
Van Rossem was gedurende veertig jaar werkzaam als docent geschiedenis op de Universiteit Utrecht (UU). College geven wordt op de universiteit gezien als een tweederangs bezigheid, waar het zogenaamd echt om draait is het doen van onderzoek en daarover publiceren in dorre papers in academische tijdschriften. Van Rossem vond college geven echter buitengewoon leuk en zijn colleges waren razend populair. Hij kan complexe materie helder en vooral vermakelijk uitleggen. Ik herinner mij de publiekscolleges over Adolf Hitler die door Studium Generale van de UU werden georganiseerd en die werden opgenomen door Home Academy, waar het publiek, soms tot eigen ongemak, hard moest lachen, terwijl het toch om een gruwelijke dictator ging. Met onderzoek heeft Van Rossem zich nauwelijks bezighouden. Dat hij aan het eind van zijn academische carrière tot bijzonder hoogleraar werd benoemd is opmerkelijk, want doorgaans word je alleen voor het doen van onderzoek tot hoogleraar benoemd. Ik vind het overigens zeer terecht dat hij hoogleraar werd en ik vind dat het veel eerder had moeten gebeuren.
Die pretentieuze geleerddoenerij aan de universiteit heb ik altijd strontvervelend gevonden en de promotiecommissie had ook allerlei klachten over mijn proefschrift. Volgens sommigen zou het geen wetenschap zijn, maar essayistiek op niveau. Ik ben tenslotte cum laude gepromoveerd, dus niemand kan meer ergens over klagen. Het verwijt dat ik te populair ben, hoor ik al vanaf het begin. Maar als er één sector van de samenleving in staat was om hele interessante dingen voor iedereen grondig te verpesten, dan was het wel de universiteit.
Van Rossem begon zijn media-carrière als Amerika-specialist (wat hij ook is) en werd in de loop de jaren steeds meer een generalistische opiniemaker, vanuit historisch perspectief. Zijn mening over de reacties op de islamitische terreuraanvallen van 11 september 2001 werd door velen niet in dank afgenomen en hij werd een poos gecanceld op de televisie. Van Rossem betoogt: ‘De Amerikanen hadden het terrorisme van 9/11 gewoon met inlichtingen- en politiewerk moeten bestrijden, maar bombardeerden erop los.’
Wie zijn kop uitsteekt boven het maaiveld, stelt zichzelf bloot aan ongezouten kritiek. Van Rossem deert dat niet, integendeel: ‘Dat is een zwakte waar veel mensen aan lijden: dat ze aardig gevonden willen worden.’ Toch beklaagt hij zich over onaangename leeftijdsdiscriminatie, bijvoorbeeld als mensen worden neergezet als ‘boomer’: ‘Je hoort de hele tijd: aha, hij is oud, dus zijn mening is gelul.’
Doordat Van Rossem een BN’er is, wordt hij ook vergeleken met andere BN’ers en dan is hij een vreemde eend in de bijt. Van Rossem is namelijk een intellectueel met media-talent, of anders geformuleerd: hij heeft retorische kwaliteiten om een groot publiek aan te spreken en dat publiek te bespelen. Retorica gaat niet alleen om wat je zegt, maar hoe je het zegt en hoe je het brengt, timing, stemgebruik, lichaamshouding en humor. Niet veel academici hebben de vaardigheid om lang en interessant te kunnen praten over allerhande onderwerpen – wie wel eens een preek in een kerk heeft meegemaakt of naar politieke beschouwingen heeft geluisterd, begrijpt waar ik het over heb. Van Rossem is geen BN’er zoals al die anderen: bij hem geen glamour. Hij is in positieve zin een categoriefout.
Van Rossem levert aan de lopende band commentaar op het grote gebeuren op het wereldtoneel en hij houdt het wereldnieuws nauwgezet bij. Toch is hij daarover stoïcijns en maakt hij zich naar eigen zeggen meer zorgen om de lekkende dakgoot, want daar kan hij zelf iets aan doen: ‘waarom zou je de hele godganse dag zitten te tobben nadat je naar die stomme televisie hebt gekeken waarop je allemaal problemen ziet waaraan je toch niets kunt doen?’
Van Rossem ziet het populisme als groot gevaar voor de democratie. Hij betoogt dat populisme inherent is aan democratie. Populisten komen met simplistische analyses van problemen en met simplistische oplossingen waarbij de democratie zelf gevaar loopt. Populisten komen voort uit de democratie, maar ze hebben doorgaans niet veel op met de democratie. Een kenmerk van populisme is volgens Van Rossem de ‘satanisering van de tegenstander’ ‘Het populistische monster groeit. Het monster van de woede, het monster van de fakkels in de tuinen: dat groeit.’ Hij besteedt veel aandacht aan populisten hier te lande: Fortuyn, Wilders, Baudet, Verdonk, Van der Plas. ‘Als Thierry Baudet aan de macht komt, ben ik ervan overtuigd dat ik van huis word gehaald en opgesloten voor de tribunalen.’
Bluekens bevraagt Van Rossem ook over woke onderwerpen, zoals het maatschappelijke debat over erkenning van (gender)identiteiten. Van Rossem vindt dit: ‘Wezenloos gelul over identiteit’ Over zijn eigen identiteit schrijft hij: ‘Ik weet absoluut zeker dat ik vanaf het allereerste moment dat ik me kan herinneren wist wie ik was en dat daar verder ook helemaal geen twijfel over mogelijk was.’ Dat is natuurlijk plezierig voor Van Rossem, maar dat is irrelevant voor mensen die wel zoekende en onzeker zijn over hun (gender)identiteit. Dat er meer maatschappelijke ruimte en erkenning komt lijkt mij passen in de liberale democratie waarbij iedereen een zo groot mogelijke vrijheid heeft om te zijn wie hij/zij/hen/het wil zijn.
Zijn kritiek op het woke cancellen van cultuur en literatuur is een liberaal standpunt voor de vrijheid van expressie, met een vermakelijk sneer naar religie: ‘Met woke heb ik helemaal niets, dat zijn allemaal schijnproblemen en politiek correct gedoe. Het is mij een raadsel waarom Agatha Christie herschreven moet worden, dat is volkomen idioot. Zij heeft mij nooit getroffen als achterbaks razende racist of zo. Ja, ze schrijft over negers, maar een halve eeuw geleden zei iedereen dat. […] Als je de wereldliteratuur toch wilt opschonen ben je wel even bezig en dan begrijp ik niet waarom je het Oude Testament zou overslaan. Dat is het meest misogyne boek dat ik ooit heb gelezen.’
Bluekens vraagt Van Rossem niet alleen om kritiek te uiten op de hedendaagse Nederlandse politiek, maar ook om te zeggen hoe het dan wel zou moeten. Van Rossems ideaal is een sociaaldemocratie, dus een democratie met een sociaal vangnet met een ‘mixed economy’ waarin de overheid sturing geeft aan staatsbedrijven zoals het openbaar vervoer. Van Rossem: ‘Kapitalisme kan niet behoorlijk functioneren zonder een straffe overheid.’ Maar Van Rossem is ook een liberaal en vindt dat de overheid zich niet onnodig moet bemoeien met wat mensen doen. Hij heeft ook een ontzettende hekel aan bromscooters en elektrische fietsen, dus enige regulering om de door menskracht voortgedreven fietser te beschermen, ligt in de lijn der verwachting.
Waar (extreem)rechts een afkeer heeft van de EU, is Van Rossem een eurofiel: ‘De EU doet het fantastisch, is in feite een eiland van fatsoen en redelijke welvaart in een verder gruwelijke wereld, anders kun je het niet noemen.’ Over immigratie ligt het standpunt van Van Rossem echter meer aan de rechterkant van het politieke spectrum want hij vindt niet dat immigranten onbeperkt kunnen worden toegelaten en zeker niet immigranten ‘die qua achtergrond en opleiding niet geschikt zijn voor een moderne industriële samenleving.’ Als je voor achtergrond ‘Islam’ leest, ligt de opvatting dicht bij die van de PVV en Geert Wilders.
In linkse kringen wordt er moord en brand geschreeuwd wanneer extreemrechts spreekt van omvolking – het idee dat de witte westerse bevolking verandert, onder invloed van het linkse immigratie- en integratiebeleid ‒ in een gekleurde bevolking. Van Rossem schrijft: ‘En als je die hele zogeheten omvolking wil voorkomen, dan moet je ervoor zorgen dat we allemaal drie kinderen krijgen. Maar dat doen we niet: ik geloof dat het geboortecijfer op dit moment op 1,6 ligt.’ Ergo, er is sprake van omvolking. Dat heeft twee oorzaken: immigratie en een hoger geboortecijfer bij niet-witte Nederlanders. Zo lijkt het erop dat Van Rossem omvolking wel degelijk als fenomeen erkent; het verschil met extreemrechts is dat hij er zich niet heel veel zorgen over maakt. Hij merkt slechts op dat dat gaat gebeuren.
Over de islam in Nederland is Van Rossem pijnlijk naïef: ‘De islamitische cultuur speelt in ons land een totaal ondergeschikte en gediscrimineerde rol.’ Dat er de afgelopen decennia een nieuwe islamitische zuil is ontstaan inclusief scholen en instituten (zoals Koranscholen) en dat er een dreiging uitgaat voor homoacceptatie, jongensbesnijdenis, vrouwenbesnijdenis, de vrijheid van meningsuiting, dat relativeert hij allemaal weg. Theo van Gogh met wie Van Rossem bevriend was, is in 2004 vermoord door een Nederlandse jihadist, een aanslag ingegeven door de islamitische ideologie. Van Rossem relativeert de rol van de islam ook hier weg: ‘De moord op Theo gaat om een betrekkelijke toevalligheid, gerelateerd aan de rol die hij speelt in de openbaarheid.’
Van Rossem relativeert dan wel in zijn commentaar op de actualiteit, hij is absoluut geen relativist: ‘De Westerse cultuur in brede zin, laten we zeggen de cultuur van West-Europa en Noord-Amerika, is veruit superieur aan die gruwelijke politiestaten die oostelijk van ons en in Azië tot stand zijn gekomen.’ En dat landen waar de islam de dienst uitmaakt ook niet moreel hoogstaand zijn het zijn ‘allemaal gruwelijke systemen waar steeds opnieuw schimmelachtige dictaturen groeien.’ Wel relativeert Van Rossem de waan van de dag, doordat hij gebeurtenissen in een historisch perspectief plaatst.
Het mensbeeld van Van Rossem is somber optimistisch: ‘Als je het zo organiseert dat de burgers om wat voor reden dan ook allerlei andere onschuldige burgers moeten vermoorden, dan blijken ze dat gewoon te doen.’ Van Rossem is een stuk pessimistischer over de aard van de mens dan Rutger Bregmans – die ooit college bij hem liep – in zijn boek De meeste mensen deugen. Van Rossem: ‘De meeste mensen deugen echt niet. De omstandigheden zijn bepalend voor wat mensen wel en niet doen.’ Vandaar dat Van Rossem pleit voor een goed werkende sociaaldemocratie die mensen tevreden en in toom houdt.
Waar anderen wijzen op gevaren relativeert en bagatelliseert Van Rossem, met name twee zaken: het jihadisme, het gevaar van de islam als bedreiging van de open samenleving: ‘[…] het hele jihadisme schijnt nu totaal van de wereld verdwenen te zijn.’ Ten tweede de ecologische crisis. Van Rossem heeft het alleen over klimaat en lijkt de andere aspecten van de ecologische crisis te negeren. Hij is een naïeve ecomodernist die meent dat het niet zo’n vaart zal lopen en dat de technologie alles wel zal oplossen. Van Rossem is soms ook wel erg slordig zoals hij tussen neus en lippen door opmerkt: ‘[…] zo ben ik er ook van overtuigd dat er van die klimaatmodellen geen klap klopt.’
Een dergelijke uitspraak vereist onderbouwing. Van Rossem is geen expert op het gebied van klimaatmodellen. Er is wetenschappelijke consensus over dat meer CO2 in de atmosfeer leidt tot een gemiddeld hogere temperatuur en dat hoe meer de aarde opwarmt des te onleefbaarder de planeet wordt; de gevolgen daarvan zijn niet lineair maar exponentieel. Volgens het recent gepubliceerde KNMI-rapport over de gevolgen van klimaatverandering blijft ook Nederland niet gespaard en zullen we te maken krijgen met hitte, droogte, meer extreme neerslag en een stijgende zeespiegel. De wetenschap heeft in het verleden natuurlijk wel eens foutief gebleken voorspellingen met modellen gedaan (zoals over bevolkingsexplosie (Paul Ehrlich) en de voorspellingen van de Club van Rome in het rapport The Limits to Growth), maar desalniettemin getuigt het van tafel vegen van de klimaatmodellen niet van een inzicht in de ernst van de situatie en de manier waarop deze kennis tot stand gekomen. Als je de klimaatmodellen wilt bekritiseren dien je daarover te publiceren in een gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift als Nature of Science en niet in een interview zoiets zonder onderbouwing te beweren. Dat is onverantwoordelijk. Over dierenleed in de intensieve veehouderij hoor je Van Rossem niet. Dat is een joekel van een morele blinde vlek in zijn denken.
Een derde punt is dat Van Rossem apodictisch beweert dat China Taiwan niet zal annexeren, omdat er dan een risico is met oorlog met de VS: ‘Er wordt ook wel eens gezegd dat China een aanval op Taiwan gaat uitvoeren, maar dat zou het volstrekte hoogtepunt van stopzinnigheid zijn.’ Maar als dictators in één ding goed zijn dan is het dat zij uitblinken in stompzinnigheid, denk aan Hitler die een tweefrontenoorlog begon. Ik hoop dat Van Rossem gelijk heeft. Maar alle tekenen wijzen erop dat China Taiwan binnen enkele jaren zal binnenvallen. Of de VS daadwerkelijk dan de oorlog aan China verklaart, is twijfelachtig (en het zou onverstandig zijn). Nog aan de vooravond van Ruslands invasie van Oekraïne – toen de Russische tanks al aan de Oekraïense grens stonden – beweerde Van Rossem dat Poetin het wel uit zijn hoofd zou laten een invasie te beginnen. Terugblikkend merkt Van Rossem op: ‘Ik vond Poetins inval van Oekraïne een daad van volstrekte irrationaliteit.’ Van Rossem toont zelfinzicht over zijn tekortkoming: ‘Mijn zwakheid is dat ik geen inzicht heb in personen die het volstrekt ontbreekt aan gezond verstand.’ Helaas heeft hij wat minder inzicht in de irrationaliteit van dictators.
Dat Van Rossem humanist is – ook al labelt hij zichzelf niet zo – moge duidelijk zijn: hij is voor democratie, voor vrijheid, tegen de monarchie, voor wetenschap, voor de verzorgingsstaat en hij is atheïst. Zijn humanisme blijkt uit een opmerking als: ‘Als ik met één voornemen mijn volwassen leven begonnen ben, dan is het toch wel om mijn kinderen nooit, onder geen enkele omstandigheid, te slaan. Kinderen slaan vind ik niet te excuseren, eigenlijk. Het spreekt voor zich dat dat ook voor mannen geldt die hun vrouw slaan en zo.’ Religies vindt hij ‘een soort complottheorie’ en het idee van een hemel ‘krankjorum en volstrekt infantiel’.
In de Verlichting kwamen er voor het eerst intellectuelen op die het tot hun taak zagen het volk te onderwijzen en kennis te delen. Filosofen als Diderot, D’Alembert en Voltaire schreven niet alleen voor collega-filosofen maar probeerden een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Deze philosophes waren geëngageerde filosofen die de wereld wilden verbeteren door kennis en onderwijs. Het project waar de Verlichtingsfilosofen aan werkten is in Nederland grotendeels verwezenlijkt: de constitutionele liberale parlementaire democratie, mensenrechten, algemeen op wetenschap gestoeld onderwijs, wetenschappelijke instituten, openbare bibliotheken, Wikipedia, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, et cetera. Maarten van Rossem staat in de traditie van deze philosophes: als intellectueel draagt hij historische kennis uit en maakt hij zich hard voor de sociaaldemocratie.
Recensie door Floris van den Berg
Laurens Bluekens, Van Rossem. Het onwaarschijnlijke succes van mediapersoonlijkheid Maarten Van Rossem, Vesper Publishing, 2023