Achille – Luckas Vander Taelen
De Eerste Wereldoorlog vormde de aanzet voor de meest verschrikkelijke eeuw in de menselijke geschiedenis. Er zijn over die wereldbrand al talloze films en boeken verschenen, vaak geromantiseerd, soms realistisch, zelden indringend. Denk aan de film Joyeux Noël over soldaten die tijdens kerstdag 1914 uit hun loopgraven kwamen om er in het niemandsland samen de mis te vieren. Of Lenteriten van Modris Eksteins waarin historisch goed wordt uitgelegd hoe het allemaal zover is kunnen komen en wat de directe gevolgen waren. Het zijn interessante werken, maar ze tonen niet de ware fysieke en psychologische impact van de oorlog. Om te begrijpen wat er echt aan het front gebeurde is het beter om Im Westen nichts Neues? van Erich Remarque te lezen, of Heeresbericht (Frontberichten) van Edlef Köppen, of het afzichtelijke Krieg dem Kriege! van Ernst Friedrich met zijn 180 foto’s van kapotgeschoten menselijke hoofden – gueules cassés –, rompen en ledematen, die voorzien zijn van bijtende commentaar in diverse talen, en die men kan bekijken in het Anti-Kriegsmuseum in Berlijn.
Even indrukwekkend zijn de persoonlijke ervaringen van Belgische soldaten die onder de hoede van koning Albert I in de Westhoek een klein onbezet deel van het grondgebied aan de IJzer verdedigden tegen de Duitse aanvalsmacht. Een van hen was Achille Gheys, de grootvader van historicus Luckas Vander Taelen, die in 1915 op tweeëntwintigjarige leeftijd vrijwillig dienst nam en er streed in de meest vooruitgeschoven post van het Belgische leger aan de Ieperlee bij Driegrachten, tussen Diksmuide en Ieper. Tijdens de oorlogsjaren schreef Achille een hele reeks brieven aan zijn oudere broer Hector die wegens gezondheidsredenen niet naar het leger moest, maar uitweek naar een Engels stadje in de buurt van Leeds. Op basis van deze informatie doorkruiste Vander Taelen met de fiets doorheen de Westhoek op zoek naar de plaatsen waar zijn pépé tijdens de oorlog leefde en vocht. Dat resulteerde in een bijzonder aangrijpend boek dat een indringend beeld geeft van wat er zich ruim honderd jaar geleden aan het front afspeelde, maar ook een reeks bespiegelingen over de mens, de natuur en de zogenaamde beschaving.
Net als de meeste andere soldaten was Achille ervan overtuigd dat de oorlog niet lang zou duren. De Duitsers voorspelden dat ze tegen kerstdag opnieuw thuis zouden zijn. De Fransen waren nog optimistischer en dachten dat ze zelfs nog zouden kunnen meehelpen met het binnenhalen van de druivenoogst. ‘Binnen enkele maanden ben ik terug thuis, daar ben ik zeker van,’ schreef ook Achille. Als hij begin 1915 aan het front is, is het landschap nog intact, aldus Vander Taelen die het vanop zijn fiets zowat vergelijkt met de toestand vandaag. Maar al snel verdween alle natuur door de aanhoudende beschietingen in een modderige woestenij en viel het enthousiasme voor de oorlog weg. Zo zag hij vrienden sneuvelen, bij een soldaat werd het hoofd afgerukt. Achille doorstond doodsangsten in de loopgraven die op nauwelijks 60 meter van de vijand lagen, soms kroop hij tot zijn middel in het ijskoude modderige water dichterbij.
Over een kameraad schreef Achille: ‘Ik denk dat hij een slag van de molen heeft gekregen.’ Het ging om een geval van Shellshock. Vander Taelen besefte pas later dat zijn grootvader ook niet ongeschonden uit de oorlog is gekomen. Hij was er zich van bewust geworden ‘hoe groot de schade in zijn hoofd wel moet geweest zijn’. Pépé was heel belangrijk in het leven van Vander Taelen. Hij was een soort vervangouder voor zijn echte vader die hij nooit gekend heeft. Die stierf immers tijdens de zwangerschap van zijn moeder. Daarover schreef hij het aangrijpende boek Het kostuum van mijn vader waarin hij virtuoos de emotionele snaar van de ouderliefde bespeelt. Als hij in Noordschote rondfietst overvalt Vander Taelen de schoonheid en de kracht van de natuur, en bedenkt hij dat zijn grootvader hier moest vechten voor zijn leven en plots zwaargewond raakte, buiten bewustzijn viel en in het oorlogshospitaal in De Panne belandde.
Later tijdens de oorlogsjaren kreeg Achille soms verlof en trok hij naar Engeland bij zijn broer. Daar leerde hij een zekere Josephine kennen die later Vander Taelens grootmoeder zou worden. Zonder die ontmoeting liep hij hier waarschijnlijk niet rond. ‘Dat ik besta, heb ik aan de Eerste Wereldoorlog te danken. Vijftien miljoen soldaten en burgers verloren er hun leven, maar ik kreeg het mijne cadeau,’ schrijft Vander Taelen. Hij beschrijft verder de bevrijding van zijn geboortestad Aalst waarbij Achille als een held onthaald werd. Al waren de onzichtbare wonden niet geheeld en drongen door tot volgende generaties. Vander Taelens meest pakkende zinnen zijn dan ook deze: ‘We dragen in ons wonden mee die veel ouder dan wijzelf zijn. Die we onbewust van onze ouders en grootouders hebben meegekregen. Een Joods filosoof zei ooit dat elke mens een kerkhof is van voorbije generaties.’
In zijn nawoord schrijft Vander Taelen dat hij met dit boek ‘een klein zinloos gevecht tegen het onontkoombare vergeten’ levert. Het doet me denken aan de woorden van de Russische dissident Varlam Sjalamov: ‘Ik ben bang voor die verschrikkelijke kracht in de mens: zijn verlangen en vermogen tot vergeten.’ Vergeten is inderdaad het ware drama van de geschiedenis. Maar er bestaat ook het Joods gezegde dat zolang we over iemand spreken, hij of zij niet dood is. In die zin is Achille niet dood en kunnen toekomstige generaties dankzij zijn kleinzoon lezen over de gruwelijkheden van de Grote Oorlog. Dit boek is alvast een prachtige hommage aan zijn moedige en vrijheidslievende pépé die niemand onberoerd zal laten.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Luckas Vander Taelen, Achille, Ertsberg, 2022