België koploper op het vlak van tolerantie - Alain Vannieuwenburg
Misbruik van pandemie om rechten en vrijheden te beknottenPandemic measures misused to roll-back rights of humanists and the non-religious
Het “Freedom of Thought Report” wordt sinds 2012 jaarlijks gepubliceerd en screent, wereldwijd, de positie van humanisten, andersgelovigen en ongelovigen. De vaststellingen resulterende uit eerdere rapporten waren niet bemoedigend te heten. Eerder was bekend geraakt dat het aantal autocratische regimes sinds 2001 sterk blijft toenemen: “... autocracies became a majority of the world’s political regimes, comprising 92 countries hosting 54% of the world’s population.” (V-Dem Institute, University of Gothenburg, Zweden; University of Notre Dame, USA.). Het nieuwste rapport is andermaal weinig geruststellend.
Het rapport 2020 focust op de covid19-pandemie en het misbruik ervan: discriminatie van andersgelovigen, inperking van vrouwenrechten, beperking van de toegang tot vrije nieuwsgaring en verspreiding, beknotting van vrijheid van vereniging of vervolging van individuen omwille van hun geaardheid, gender of overtuiging.
Het rapport bevat een interessante “Country Index” die de situatie wereldwijd in kaart brengt. Dit laat toe om, per land, een gedetailleerd beeld te krijgen van het overheidsoptreden, de wetgeving, het onderwijs, de fundamentele rechten of de vrijheid van meningsuiting en vereniging.
Eerste vaststelling is dat België bovenaan de ladder prijkt van die landen die verdraagzaamheid hoog in het vaandel voeren, hierin gevolgd door Nederland. Helemaal onderaan de ladder staan Saudi-Arabië, Iran, Pakistan en Afghanistan. In 106 landen is er regelrechte vervolging of ongelijke behandeling. Zo is er sprake van het strafbaar stellen van blasfemie (68 landen), ongelijke financiering (79 landen), het opleggen van een “staatsreligie”, de beïnvloeding van recht en rechtspraak, het afleiden van rechtsregels uit religieuze voorschriften (35 landen), de erkenning van religieus geïnspireerde familierechtbanken (48 landen), het beknotten van de toegang tot beroepen (26 landen), het opleggen van godsdienstles (zonder verdere keuze) in onderwijsinstellingen die door de overheid worden gefinancierd (34 landen) of de inperking van de vrijheid van vereniging (15 landen). In 12 landen is er sprake van het marginaliseren, het intimideren of het aanzetten tot haat en geweld jegens andersgelovigen door officiële instanties (12 landen). Sommige landen combineren diverse inbreuken. De bestaande ongelijkheden en discriminaties worden hierdoor andermaal versterkt. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens worden intentioneel on hold gezet. De maatregelen voortvloeiende uit de strijd tegen de pandemie worden handig misbruikt om bv. andersgelovigen, etnische minderheden, vrouwenrechtenactivisten of de FORB-gemeenschap, in diskrediet te brengen, te vervolgen of hun elementaire rechten te beknotten.
Een voorbeeld hiervan is Zimbabwe en meer bepaald uitspraken van de president tijdens de National Prayer Days. Deze wees erop dat de pandemie te zien is “as a warning to people to leave their sinful ways.” Volgens Mnangagwa dienden zijn landgenoten dan ook een keuze te maken “either to repent and seek God’s help or continue to live in defiance of his word.” Enkel het gebed zou de pandemie een halt kunnen toeroepen.
Koeweit valt o.m. op door de behandeling van een deel van de populatie. Telt Koeweit 3,8 miljoen inwoners, dan zijn slechts 1,2 miljoen daarvan “burgers”. Los van groep arbeidsmigranten (die ongeveer 2/3 van de populatie uitmaken), die weinig rechten genieten en blootstaan aan dwangarbeid, misbruik en willekeur, valt de achtergestelde positie van de (vermoedelijk 100.000) staatloze Bidoon op.
Hongarije worstelt met de LGBTI – gemeenschap in zoverre dat algemeen aangenomen wordt dat de houding van Hongarije een stresstest is voor het afdwingen van de naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Orban drukt een LGBTI-discriminatoire agenda door. Reden te over voor het Europees Parlement en de Raad van Europa om alert te blijven.
Het (katholieke) Polen valt dan weer op door de politiek t.a.v. gendergelijkheid, de beschikbaarheid van de morning after pil, het beperken van de ondersteuning van non-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de rechten van de LGBTI-gemeenschap of door het weren van onderwerpen in de onderwijscurricula die aandacht hebben voor gendergelijkheid. In juli 2020 raakte bekend dat Polen moeilijk deed over de “Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence Against Women and Domestic Violence”.
De republiek Azerbeidzjan in de Kaukasus, misbruikt de pandemie om bv. de persvrijheid verder te beknotten. De overheid controleert er sinds 2014 zo goed als de gehele mediasector zodat er van pluriformiteit geen sprake is. Medewerkers van onafhankelijke media worden gepest of voor de rechtbank gedaagd op basis van twijfelachtige gronden. Zo werd in juni 2020 een reporter van een oppositieblad beschuldigd van hooliganisme. De overheid schuwt het niet om (sociale) media te gebruiken (of te blokkeren) om, wie ook maar enige kritiek uit, in diskrediet te brengen of te hinderen.
In het Britse parlement werd op 26 november ll. alvast gedebatteerd over deze vaststellingen. Stephen Doughty (MP) betoogde er dat de “... pandemic has affected rights and freedoms of the non-religious, too. Humanists International made some powerful points about the impact on the humanist movement, and the impact of lockdown on those being forced into religious practices when they hold no such religion and the impact that has had on them and their communities.”.
Een derde van de Nederlanders gelooft helemaal niet in God – en het zijn er wellicht meer
Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt reeds geruime tijd gegevens bij over de ontwikkelingen van het religieuze landschap. Via StatLine, de databank van het CBS, kan men kerkelijke gezindte en kerkbezoek vanaf 1849 (populatie 18 jaar of ouder) opzoeken.
Hoewel sommigen van oordeel zijn dat de gehanteerde vraagstelling (eentrapsvraag versus tweetrapsvraag) voor verbetering vatbaar blijft en er dus wel wat ruis op de gegevens zit geven deze een goed overzicht van de ontwikkeling op levensbeschouwelijk vlak. Het CBS wilde ook weten in hoeverre Nederlanders in een god geloven. Tot dan toe focuste men vooral op de vraag of Nederlanders zichzelf rekenen tot een religieuze groepering.
Aan de hand van recente gegevens besluit het CBS dat voor het eerst meer dan de helft van de Nederlanders zich “niet-religieus” (niet te behoren tot een kerkelijke gezindte of groep) heet. In 1960 stelde meer dan 80 % van de bevolking te behoren tot de katholieke of protestantse familie. Eind vorige eeuw beschouwde 60% zichzelf als religieus, in 2010 was dat geslonken tot 55 procen%, twee jaar geleden 50 %. Nu: 49,3 %.
De betrokkenheid neemt sterk af: er zijn minder christenen, minder jongeren zien zich als religieus en het kerkbezoek blijft dalen.
Vrouwen blijken geloviger te zijn en het geloof schommelt in functie van de opleiding (post-hbo opgeleiden met afgeronde bachelor-opleiding van het hbo of universiteit haken af). De katholieken zijn de grootste groep (20 %), gevolgd door de protestanten (15 %) en de moslims (5 %). Zes % rekent zich tot een “overige gezindte”.
Andere vastellingen zijn dat de geloofstwijfel groter is bij katholieken dan bij protestanten. Gelooft een op de drie katholieken in god dan is dat bij protestanten dubbel zo veel. Van de 15-35 jarigen hoort een derde tot een religieuze groepering (bij 75-plussers is dit bijna het dubbele). Deze afname is “een natuurlijk proces” : gelovige ouders minderen in aantal; geloof wordt minder en minder overgedragen van ouders op kinderen). Vrouwen, ouderen en lager opgeleiden zijn geloviger dan mannen, jongeren en hoger opgeleiden. Deelname aan gebedsdiensten daalt. In 2012 bezocht nog 17 procent (15 jaar of ouder) regelmatig een gebedsdienst, in 2019 was dat gedaald tot 14 procent. Ouderen en lager opgeleiden gaan nog regelmatig naar de kerk. Protestanten zijn trouwere kerkgangers dan katholieken.
Het geloof in het bestaan van een god is niet evident. Een derde stelt niet in het bestaan van een god te geloven; een deel daarvan herkent zich als atheïst. 25% gelooft wel. Een “nieuw soort algemeen zelfvertrouwen”, dixit cultuurhistoricus Herman Pleij, is te noteren. De overbijvende groep weet niet of er een god is, twijfelt of gelooft in een “hogere macht”. Wie zich tot een religie of levensbeschouwing rekent gelooft daarom niet steeds in het bestaan van een god. De groep die sterk in een god gelooft, zijn de moslims. Katholieken hebben hun twijfel. Moslims geloven niet alleen het vaakst onvoorwaardelijk in het bestaan van God, men stelde ook vast dat onder hen het verschil tussen degenen die wel en niet regelmatig aan een religieuze dienst deelnemen het kleinst is. Moslims: 92 tegen 82 %; protestanten 80 versus 33 %; katholieken 54 tegen 20 %).
Zoals eerder gesteld is het CBS-onderzoek vatbaar voor kritiek: er wordt gewerkt met een eentrapsvraag (bij de tweetrapsvraag wordt eerst gevraagd of men behoort tot een religieuze groep en nadien over welke groep het gaat) en de voorbije jaren werden verschillende vraagstellingen gebruikt (bv. het opnemen van kleinere christelijke groeperingen). Kerkelijkheid en religiositeit worden ook als één gezien (quid het verenigingsleven). Een andere opmerking heeft betrekking op het ontbreken van het onderscheid tussen“kerkelijke gezindte” en “levensbeschouwelijke groepering” (vb. quid leden van het Humanistisch Verbond). Ook de vraag naar het geloof in een god krijgt methodologisch kritiek: gelooft in god: 24,6 %; gelooft niet in god: 33,2 %; weet niet of er een god is en gelooft niet dat er een manier is om dat te weten te komen: 14,8 %; gelooft niet in een god die zich met ieder persoonlijk bezighoudt, doch gelooft wel in één of andere hogere macht: 14 %; en gelooft in god, heeft echter twijfels: 7,1 %. Bijzondere categorie: gelooft slechts op bepaalde momenten in god: 6,3 %. Voeg samen en men kan stellen dat het gros van de Nederlanders niet gelooft in een god. Verwarrend is het wel.
De Katholieke Kerk in België 2020 – stevige verankering
Het derde jaarrapport focust op de aanwezigheid van de Rooms-Katholieke Kerk in de samenleving: het netwerk van katholieke en christelijk geïnspireerde organisaties, bewegingen en diensten. Men geeft een overzicht van het aanbod van de Kerk in elke fase van het leven: kindertijd, jeugd volwassen leven, ziekte en rouw. De impact van de coronapandemie op de geloofsbeleving - in de ruimste zin van het begrip – kon niet ontbreken.
Het rapport leert ons dat vorig jaar 42.051 personen werden gedoopt (doop volwassenen: 244). Men kreeg 1800 verzoeken tot schrapping uit het doopregister. De 1ste communie werd in 43.764 gevallen gevierd. 45.366 jongeren volgen catechese ter voorbereiding van het vormsel. Katholiek onderwijs Vlaanderen stelt dat 59,3 % van de leerlingen naar een katholieke lagere school gaat; 70,3 naar een katholieke secundaire school; terwijl het Enseignement Catholique respectievelijk 41,7 % en 59,9 % opgeeft. Het rapport bevat een gedetailleerd overzicht van de opleidingsinitiatieven en bijhorende activiteiten.
De parochies tellen in totaal 141.054 vrijwilligers die zich o.m. bezighouden met het onderhouden van kerken, catechese geven, of actief zijn in de besturen van de kerkfabrieken. 4.524 vrijwilligers zijn actief in ziekenhuizen, woonzorgcentra of gehandicaptenvoorzieningen
52,7% of 1.143 priesters zijn echter ouder dan 75 jaar. Noteerde men 4 priesterwijdingen in 2019 en 7 “ambtsverlatingen” dan doet men beroep op 484 priesters uit andere (voornamelijk buitenlandse) bisdommen. In 2018 telde men 9.052 religieuzen in België. Om het priestertekort op te vangen wordt in specifieke gevallen beroep gedaan op leken. 3.965 leken hebben een opdracht van de bisschop; 1.947 priesters zijn nog actief in de parochies. De Nationale luchthaven heeft een aalmoezeniersdienst waar 1 priester en 6 vrijwilligers actief zijn. In de gevangenissen zijn 38 betaalde medewerkers en 64 vrijwilligers actief. In de zorgvoorzieningen zijn er 473 benoemde pastores actief (met 4.524 vrijwilligers in pastorale ploegen in zorgvoorzieningen).
In 2019 werden 44.920 kerkelijke uitvaarten genoteerd (41,3 % van de overlijdens). In de meeste bisdommen verzorgen gevormde leken de uitvaart. In Vlaams-Brabant en Mechelen is er een specifieke opleiding “Voorganger in uitvaartliturgie”. Van de 4.026 uitvaarten in 2019 in crematoria werden er 811 mee begeleid door een katholieke uitvaartbegeleider.
Het verslag geeft ook informatie m.b.t. de administratieve reorganisatie. De bisdommen werken aan nieuwe, grotere, pastorale samenwerkingsverbanden. Eind 2019 waren 348 pastorale eenheden opgericht (streefdoel: 527). In 2019 werden 40 parochies opgeheven. Er zijn nu 3.732 parochies.
Het meldpunt seksueel misbruik kreeg 68 meldingen (periode 2018-2019; 46 uit het Nederlandse taalgebied; 5 uit het aartsbisdom Mechelen-Brussel; 17 uit Wallonië). In 60 dossiers was er een financiële compensatie. Dossiers werden soms doorverwezen naar justitie (verjaring van de feiten niet duidelijk; dader nog in leven). De katholieke Kerk publiceerde ondertussen ook een deontologische code voor medewerkers.
De aanwezigheid binnen de media wordt eveneens opgesomd: zo komen wij te weten dat Kerk & leven ruim 400.000 “lezers”/ week telt en dat er 61 betaalde medewerkers zijn. Het weekblad Tertio heeft 20.000 “lezers”/ week en kan terugvallen op 8 betaalde medewerkers en 39 freelancers. De VRTtv-mis heeft 48.000 kijkers.
Er is aandacht voor het kerkelijk roerend en onroerend patrimonium. In 2019 werden 26 kerkgebouwen onttrokken aan de eredienst. Bijna alle kerken komen voor op de inventaris van het onroerend erfgoed. 9 % is volledig beschermd als monument; 15 % gedeeltelijk beschermd, 46 % is niet beschermd. Om subsidies voor restauratie te bekomen moeten kerk- en gemeentebesturen een kerkenbeleidsplan voorleggen. Van de 300 gemeenten (stand 2019) zijn er 185 die een kerkenbeleidsplan hebben, goedgekeurd door de gemeente en de bisschop en ontvankelijk verklaard door het agentschap onroerend erfgoed.
Is in België al langer sprake van een (geïnstitutionaliseerde) scheiding van het maatschappelijk leven en het individu, versus kerk en religie, op het terrein is alles wat complexer. Ook hier blijkt dat, terwijl de kerkpraktijk sterk daalt, de deelname aan het (in de marge van de kerk opererende) verenigingsleven er niet zo sterk op achteruit gaat. Het aantal kerkse gelovigen daalt dan wel en ze mogen dan wel ouder zijn en worden, maar het optreden, de activiteitsgraad daalt niet. De priesters, d.w.z. de professionele krachten verdwijnen, maar zij worden afgelost door een actieve groep (bezoldigde/onbezoldigde) “leken”, die overal present zijn (het vrijwilligerswerk, het sociaal – cultureel werk, de ontzuilde verenigingen …).
De dominante positie van de katholieke kerk mag dus tanen, zowel het instituut als de wetgever passen zich aan. De overheid bezoldigt bv. lekenkrachten, financiert het vrije katholieke onderwijs of komt rechtstreeks dan wel onrechtstreeks tussen in onderhoud en instandhouding van het roerend en onroerend religieus patrimonium van de Rooms-Katholieke Kerk. De Kerk heeft een comfortabele constitutioneel verankerde positie in bv. het onderwijs en kan ook terugvallen op een uitgebreid netwerk katholieke verzorgingsinstellingen.
De dynamiek in de verhouding tussen religie en publiek domein mag niet worden onderschat.