Moraal toen, nu en straks - Enno Nuy
Moreel handelen of goed doen
In de Vrijdenker van december 2020 stond een interessant artikel van René van Elst over de vraag waarom wij het goede zouden moeten doen. Hij benadert deze vraag aan de hand van een wat ouder geschrift van de Australische filosoof Peter Singer. Uiteindelijk stelt Singer vast dat de rede niet per definitie tot de conclusie leidt dat onder alle omstandigheden gekozen zou moeten worden voor moreel handelen.
Van Elst gaat er van uit dat moreel handelen aantrekkelijk is omdat het in je eigenbelang is juist omdat je door moreel te handelen positief bijdraagt aan de samenleving, omdat je daarmee represailles voor niet-moreel handelen voorkomt, omdat goed handelen goed handelen van derden uitlokt en omdat je door moreel te handelen gewetensnood vermijdt.
Singer voegt daar nog een extra aspect aan toe, dat van de onpartijdigheid: een handeling is niet moreel wanneer die berust op een voorkeur voor een of meer bepaalde personen. Hiermee beoogt Singer te bereiken dat zelfzuchtig handelen niet verenigbaar is met moreel handelen. Niet iedereen denkt hier zo over en ik kom daar nog uitgebreid op terug.
Samenleven en samenwerken
Naar mijn stellige overtuiging is moreel handelen gedrag dat onmiddellijk voortvloeit uit leven in groepen. Zodra dieren in groepsverband optrekken en samenwerken om het voortbestaan van de groep veilig te stellen, moeten de leden van zo’n groep in hun gedrag rekening houden met de andere groepsleden. Frans de Waal heeft ons in extenso laten zien dat altruïsme ook bij dieren, niet zijnde mensen voorkomt; veel wijder verspreid ook dan wij lang aannamen. Menselijke dieren zijn na de agrarische revolutie in steeds grotere gemeenschappen gaan leven en samenwerken waardoor het leven an sich aanmerkelijk complexer is geworden.
Stabiele en rustige, vredelievende samenlevingen leveren het grootste voordeel voor een zo groot mogelijk aantal leden van de groep. Het is in het voordeel van alle groepsleden om het individuele gedrag ook af te stemmen op de behoeften en wensen van de andere groepsleden. Dat dit tot een continue strijd leidt, is evident. Kijk naar hoe de mens zich organiseert, tot het inzicht is gekomen dat het wel handig en ook noodzakelijk is dat er bestuurd wordt, dat een bestuur of bestuurder erop toeziet dat bepaalde uitgangspunten in acht worden genomen om anarchie te vermijden en dat dat bestuur kan worden uitbesteed aan een gekozen groep vertegenwoordigers of aan een sterke man, en alle denkbare varianten hierop komen in de praktijk van vandaag wel ergens ter wereld voor.
Nu zult u zeggen dat er ook vele niet menselijke dieren zijn die in groepsverband leven maar we hebben bij hen nooit iets van een moraal kunnen ontwaren. Het grote verschil echter tussen een kudde dieren en een groep mensen is dat de dieren weliswaar samen optrekken maar geen arbeidsstratificatie kennen. De samenwerkingsrelaties beperken zich tot relatief simpele taken die door het instinct geregeld kunnen worden. Dieren ontwikkelen geen extra vaardigheden om zich beter binnen hun groep te kunnen handhaven. Ze concentreren zich op het individuele voortbestaan maar maken wel gebruik van de voordelen van het leven in groeps-, school- of kuddeverband. Met name Piet J. van den Hout heeft hierover in Gevaarlijk spel zeer interessante waarnemingen vastgelegd. Leven in roedels, kuddes, vluchten of scholen biedt dieren optimale bescherming tegen roofdieren.
Het samenspel van roof- en prooidieren is buitengewoon interessant en, zoals van den Hout laat zien, veel ingewikkelder dan wij doorgaans denken. Waar de mens zich afvraagt of het moreel aanvaardbaar is dat zoveel dieren massaal en op industriële schaal voor voedsel worden omgebracht, kan een roofdier zich daaromtrent geen morele afwegingen permitteren. Het zou zijn zekere dood betekenen.
Universeel?
Sommigen menen dat morele afspraken universeel en eeuwig geldend zouden moeten zijn maar dat is naar mijn mening een hardnekkig misverstand. We zien in het individualistische westen een duidelijke focus op de bescherming van individuele rechten. Die rechten zijn vastgelegd in grondwetten van afzonderlijke staten en in een aantal wetten van een overstijgende institutie als de Verenigde Naties, denk aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat in een aantal samenlevingen, zoals de Chinese gemeenschap, het individu volstrekt ondergeschikt is aan de groep. De indruk bestaat dat de Chinese bevolking dat uitgangspunt lijkt te onderschrijven. Er zijn buiten Hong Kong in ieder geval weinig of geen signalen dat de Chinezen een nadrukkelijk andere oriëntatie zouden nastreven. Hoe afschuwelijk wij de behandeling van de Oeigoeren ook vinden, voor de Chinese bevolking lijkt het geen thema om warm voor te lopen.
Moraal en religie
Nog hardnekkiger is het misverstand dat moraal afkomstig zou zijn uit religie, meer specifiek uit de monotheïstische religies. In zijn Zeven vormen van atheïsme gaat de Britse filosoof John Gray hier nadrukkelijk op in. En hij vliegt gierend uit de bocht. Waar Gray volledig aan voor bij gaat is dat Confucius, Lao Tse, Boeddha en Mahavira al de grondvesten voor ‘universele’ ethische codes legden toen er van Paulus en Jezus nog lang geen sprake was. En waar de joden dierenoffers brachten, eisten Boeddha en Mahavira ook voor de dieren, inclusief de insecten, respect! Toch beweert Gray: de gedachte dat wij in een door natuurwetten bepaalde kosmos leven, is misschien niet veel meer dan een wegstervende nagalm van het geloof in een goddelijke schepper. Hoe komt hij daar toch bij? Hij doet geen enkele moeite die aanname te onderbouwen. En zo stelt hij doodleuk: “Opgevat als een reeks onvoorwaardelijke principes die alle mensen verbindt, is de ‘de moraal’ eveneens een overblijfsel van het monotheïsme, en mogelijk het belangrijkste”. Merk op dat ook Gray ervan uitgaat dat moraal een universele geldigheid zou moeten hebben. Gray gaat nog een stap verder en concludeert: “Tenzij men een goddelijke wetgever vooronderstelt, bestaat er geen reden om ethiek op te vatten als gehoorzaamheid aan enige wet”
Terug naar de rede
Singer stelt dus dat de rede niet het meest voor de hand liggende instrument is om tot morele codes te komen. Een buitengewoon indringende en vooral ook interessante bijdrage aan dit debat is geleverd door Jonathan Littell in zijn schitterende roman De welwillenden. Deze roman bevat de overpeinzingen van de Duitse Wehrmachtofficier Max Aue, zoveel jaar na de Tweede Wereldoorlog. Een uiterst intrigerende passage is die waarin Max Aue met Eichmann discussieert over de categorische imperatief van Kant: “Zoals ik het begrijp, zegt Eichmann, is dit de strekking van de imperatief: het principe dat ten grondslag ligt aan mijn individuele wil, moet van dien aard zijn dat het kan dienen tot principe van de algemene morele wet. Al handelend stelt de mens de wet.”. Op de vraag van Aue of Eichmann zich afvraagt of het handelen van de nazi’ s in overeenstemming is met die imperatief, antwoord Eichmann: “Dat is het niet helemaal. Maar een van mijn vrienden (–) beweert dat de Kantiaanse imperatief in oorlogstijd, vanwege de, laten we zeggen, uitzonderlijke toestand als gevolg van het heersende gevaar, is opgeheven, want we willen natuurlijk niet dat de vijand ons aandoet wat wij de vijand willen aandoen, en derhalve kan hetgeen wij doen niet de grondslag vormen van een algemene wet”. Aue reageert hierop door te zeggen: “We zijn het er allemaal over eens dat in een nationaal-socialistische staat de laatste grondslag van het positieve recht wordt gevormd door de wil van de Führer. Conform het welbekende principe Führerworte haben Gesetzeskraft. (–) Zo heeft bijvoorbeeld Dr. Frank in zijn verhandeling over het constitutionele recht, de definitie van het Führerprinzip als volgt uitgebreid: Handel zodanig dat de Führer, als hij uw handeling zou kennen, deze zou goedkeuren. Tussen dit uitgangspunt en de imperatief van Kant bestaat geen tegenstrijdigheid”. Natuurlijk is dit een fictief gesprek maar tegelijkertijd een boeiende vondst van Littell om de jammerlijke hoofdpersonen van deze navrante geschiedenis in al hun dwalingen te laten zien als gewone mensen die op zoek zijn naar een morele verdedigingslinie voor hun collectief en individueel zo verwerpelijk gedrag. In zijn algemeenheid moet men wellicht zeggen dat de individuele Duitser uit de periode van de Weimarer Republik niet bij machte is gebleken zich te onttrekken aan dat bizarre complex van een behoefte aan grandeur, het ongedaan maken van de schande van Versailles, de dolkstootlegende en het duistere gedachtegoed waarin de eeuwige jood als de moordenaar van Jezus Christus alle schuld te dragen kreeg en zich diende te schikken in een ongekend wreed lot, dat uitsluitend nog het perspectief van slachtofferschap bood.
Zelfzucht
Wat er in een moderne samenleving fout kan gaan wordt momenteel nadrukkelijk gedemonstreerd in de Verenigde Staten. De rede speelt hier geen enkele rol meer. Het is een wereld van ‘fake news’ en ‘alternative facts’ geworden. Grofweg de helft van de stemgerechtigde bevolking, 80 miljoen mensen, schaart zich achter een president die uitsluitend en alleen aan zijn eigen belangen denkt en niets opheeft met de mensen die hij zegt te vertegenwoordigen. Hij slaagt erin zijn electoraat ervan te overtuigen dat de andere partij alleen dankzij fraude aan de macht wist te komen. Dit ondanks het gegeven dat alle aangespannen rechtszaken, inclusief een zaak die voor het Supreme Court diende, op niets uitliepen omdat de president er niet in slaagde ook maar een flintertje bewijs aan te dragen voor zijn stelling dat de verkiezingen werden gemanipuleerd. En morele overwegingen spelen hier al helemaal geen enkele rol meer. De president heeft geen respect voor de wetten van het land, niet voor de Constitution, niet voor de rechters van laag tot hoog, niet voor de media en voor zijn kiezers heeft hij uitsluitend respect voor zover ze hem in staat stellen in het zadel te blijven.
De (ultra)rechtse en per definitie orthodox gelovige Amerikaan moet niets hebben van een federale overheid die hem vertelt waar hij zich als burger van de samenleving aan te houden heeft. Deze Amerikaan heeft voldoende aan een tot de verbeelding sprekend leger en het Second Amendment. Voor de rest dient te overheid uit te blinken in afwezigheid. Deze burger wenst zelfs geen gezondheidszorg en accepteert ook geen maatregelen om een pandemie tot stilstand te brengen. Daarom zijn er op dit moment in de VS al meer dan 300 duizend Corona-doden te betreuren. De ultrarechtse Amerikaan sterft liever dan dat hij zich laat voorschrijven een mondkapje te dragen en anderhalve meter afstand te houden.
Er loopt een directe lijn van David Henry Thoreau via Ayn Rand naar Steve Bannon en Donald Trump en het is de moeite waard even bij deze spelers stil te staan om te kunnen begrijpen waarom de werkelijkheid van vandaag eruit ziet zoals ze doet.
David Henry Thoreau
Thoreau leerde de mensen wandelen waarbij hijzelf bij voorkeur westwaarts ging: “Zoals de plant voor het dier is gemaakt, zoals de plantenwereld voor de dierenwereld is gemaakt, zo is Amerika voor de mens van de Oude Wereld gemaakt”. Thoreau zag echter over het hoofd dat als je maar westwaarts blijft lopen, je vanzelf in het Oosten aan zult komen. Aan de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent had hij geen boodschap omdat de indianen het land niet bewerkten. De indiaan beschikte slechts over een strandgaper, de Europese boer ging gewapend met ploeg en spade. Zo werd de indiaan achteloos opzij geschoven. Thoreau legde de kiem voor het Amerikaanse superioriteitsdenken, dat tot de dag van vandaag in dat merkwaardige land beleden en gekoesterd wordt.
Ayn Rand
De Amerikaanse schrijfster en filosofe Ayn Rand is in 1905 geboren in een Russisch-joodse familie. Al op heel jonge leeftijd begon zij literatuur te lezen en filosofen te bestuderen. Aanvankelijk had zij grote bewondering voor Nietzsche, met name vanwege diens verheerlijking van het heroïsche en onafhankelijke individu. Later zou zij zich meer en meer storen aan het subjectivisme in het denken van Nietzsche. In interviews op latere leeftijd zou Rand vooral blijk geven van bewondering voor Victor Hugo en Aristoteles. Zij had de Russische revolutie van nabij meegemaakt en waargenomen en werd vrolijk noch gelukkig van wat ze voor zich zag gebeuren. Toen zij in 1926 een visum voor de Verenigde Staten wist te bemachtigen besloot zij zich definitief in dat land te vestigen, het land waar zij als individu maximale mogelijkheden zag om zichzelf te ontwikkelen.
In haar filosofisch denken legde zij de basis voor het objectivisme. Volgens Rand dienden mensen op basis van objectieve maatstaven hun handelen vorm en richting te geven. Van emoties hield zij niet, emoties waren geen argumenten. Dat zij trouwde met een man omdat ze van hem hield, was voor haar niet in tegenspraak met haar filosofisch denken. Rand was van mening dat mensen maximaal hun eigen wensen en behoeften dienden te bevredigen en dat het volstrekt onzinnig was wanneer mensen zichzelf opofferden voor anderen. Het zelfzuchtig handelen vertegenwoordigde in haar ogen het hoogste goed. Om te voorkomen dat het zelfzuchtige handelen zou ontaarden in moord en doodslag moet de moderne mens afzien van het initiatief tot geweld. Iedereen heeft de vrijheid te doen en laten wat hij wil, zolang hij geen geweld gebruikt om iemands persoon of eigendom aan te tasten (je kunt wel geweld gebruiken als verdediging tegen iemand die deze regel overtreedt) Voor Rand was het ongereguleerde kapitalisme de economische ideologie bij uitstek. Ze was tegenstander van sociale voorzieningen maar zou er later zelf wel gebruik van maken. Ayn Rand wordt wel beschouwd als de grote voorloper van het libertarisme in de Verenigde Staten. Zelf wees zij het libertarisme overigens af omdat ze die stroming als een vorm van anarchie beschouwde.
In haar ethiek pleitte Rand voor rationeel en ethisch egoïsme (rationeel eigenbelang), als leidend moreel principe. Ze zei dat het individu "voor zijn eigen bestwil moet bestaan, noch zichzelf aan anderen dient op te offeren, noch anderen aan zichzelf dient op te offeren". Ze noemde egoïsme "de deugd van het zelfzuchtige" als ze haar oplossing voor het is-zou probleem presenteerde door een meta-ethische theorie te beschrijven die de moraal baseerde op de behoeften van "het voortbestaan van de mens qua mens". Ze veroordeelde ethisch altruïsme als onverenigbaar met de eisen van het menselijk leven en geluk, en stelde dat initiatie van geweld kwaadaardig en irrationeel was, en schreef in Atlas Shrugged dat "kracht en geest tegengestelden zijn".
In de wereld van Ayn Rand kon dus, hoe anders dan bij Singer het geval is, zelfzucht wel degelijk verenigd worden met moreel denken. De enige morele propositie die mensen in de ogen van Rand dienden te aanvaarden en respecteren was het afzien van geweld. Hoe dat dan weer verenigbaar kan zijn met het Second Amendment is en blijft een raadsel. Ayn Rand overleed in 1982.
Trumpisme
Ofschoon ik van mening ben dat Trump zijn aanhang grotelijks bedriegt en belazert en hen alleen misbruikt (en geld aftroggelt) voor zijn eigen belang, is hij voor een groot deel van het Amerikaanse electoraat de exponent bij uitstek van het libertarisme dat eropuit is de impact van de federale staat zo ver mogelijk terug te dringen, “to drain the swamp”. Is dit ‘the pursuit of happiness’, die Ayn Rand voor ogen had? Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat ‘alternative facts’ voor haar aanvaardbaar zouden zijn geweest. Ook vraag ik me af of zij nu nog zo enthousiast zou zijn over het ongereguleerde kapitalisme wanneer zij met ons had kunnen vaststellen hoe dat ongereguleerde hyperkapitalisme per definitie leidt tot een ongekende ongelijkheid en de concentratie van vermogen en politieke macht bij een kleine elite, hooguit één procent van de totale bevolking uitmakend. Natuurlijk spelen veel meer factoren een rol bij het ontstaan van het Trumpisme dat, god verhoede het, in 2024 wellicht een nieuwe greep naar de macht zal doen. Het merkwaardige feit doet zich voor dat met name de Amerikaanse evangelicals en dan met name de Pro Life beweging een grote rol spelen in de populariteit van Trump, terwijl feitelijk alle andere beleidsterreinen van de Trump administration worden gekenmerkt door volstrekte a-moraliteit (denk aan het scheiden van ouders en kinderen bij transmigratie of aan de wijze waarop Trump een pandemie tegemoet treedt, denk aan het second amendement en de bijna absolute onwil van de Amerikanen om het wapenbezit aan banden te leggen, denk ook aan de wijze waarop Trump met de Black Lives Matter beweging omgaat)
Waar de Founding Fathers hun best hebben gedaan om religie buiten het bestuur te houden en kerk en staat zoveel mogelijk te scheiden, is de praktijk vanaf het begin deze geweest: een atheïst zal nooit president van de Verenigde Staten kunnen worden. Om die lange weg vanaf het ontstaan van de Constitution tot het Amerika van vandaag te kunnen begrijpen, wijs ik graag op Deze waarheden van Jill Lepore. Een verontrustende maar even zo fascinerende geschiedenis van de Verenigde Staten, die laat zien hoe de opkomst van iemand als Trump bijna logisch past in de lange weg die de Europese en Latino-migranten – geheel ten koste van de oorspronkelijk bewoners – achter de rug hebben. En die laat zien hoe de tegenstellingen die ooit eens tot de ‘civil war’ leidden, tot de dag van vandaag tot de Amerikaanse werkelijkheid behoren.
Terug naar moraal, toen, nu en straks
Natuurlijk staat religie bol van de moraal. Het goed doen wordt op moreel-ethische gronden afgedwongen door een boven de mens staande god die het leven van de mens reduceerde tot aards geploeter waarin een deugdzaam leven de belofte van de hemel inhoudt. Het gaat niet om het aards bestaan, het gaat om wat daarop volgt. Hoe je dat hiernamaals ook wilt noemen: hemel, walhalla, nirwana, de eeuwige jachtvelden.
Dat religie de baarmoeder van de moraal zou zijn, zoals John Gray ons wil doen geloven, is een geschiedkundige vervalsing, niets is minder waar. Mensen zijn dieren, dieren kennen bewustzijn en zelfbewustzijn en dieren vertonen veel vaker altruïstisch gedrag dan wij ons realiseren en we kunnen er vrij zeker van zijn dat dieren niet bekend zijn met de godsidee. De claim van religies dat zij de bakermat voor moraal zijn is hooghartig en buitengewoon misplaatst. Waar was religie, waar was de religieuze moraal toen het erom ging slavernij te veroordelen? Waar was de religie toen misbruik van kinderen, mannen en vrouwen door priesters aan de kaak gesteld moest worden?
Er is geen logische constructie te bedenken welke voorschrijft dat moraal universeel zou moeten zijn en dat morele regels zeggingskracht voor eeuwen zouden moeten hebben. Moreel handelen of goed doen biedt evolutionair voordeel en is een onmisbaar instrument om in te zetten bij samenwerkingsrelaties. De menselijke gemeenschap is een complex van samenwerkingsrelaties bij uitstek. Dus is de kans dat veel leden van de menselijke gemeenschap voor moreel handelen kiezen statistisch gezien redelijk groot. Afdwingbaar is het niet maar wie moreel handelen afwijst moet rekenen met afkeuring en sancties. Wie een geweten heeft is vatbaarder voor goed doen, wie gewetenloos is, heeft er maling aan. Zo eenvoudig is het. Goed doen is geen must, we hebben altijd de keuze.
Tot nog toe hebben we vooral achterom gekeken. Laten we tot slot eens een blik in de verdere toekomst werpen en voor dit gedachte-experiment ga ik te rade bij Reisbureau Einstein van Vincent Icke. Het thema is hier de vraag of wij de enige levende wezens in ons universum zijn, of er ook medebewoners zijn, ergens in de lege ijlte. Het ligt voor de hand, aldus Icke, dat exo-buren intelligent zijn omdat intelligentie duidelijk evolutionair voordeel biedt. En exo-buren die over interstellaire afstanden communiceren of reizen moeten ook over wetenschap beschikken want de kans dat ruimtevoertuigen spontaan uit biologische evolutie voortkomen is nul. Ook is het aannemelijk dat exo-leven op aards leven lijkt, gegeven de universele eigenschappen van natuur- en scheikundige processen. Ruimtereizen vergen tijd en dus een stabiele samenleving op een tijdschaal van tenminste honderdduizend jaar. Dan ligt het voor de hand, stelt Icke, dat zo’n exo-buur in en van zichzelf vredelievend is. Een gewelddadige cultuur kan nooit een stabiliteit van honderdduizend jaar bereiken want voor techniek moet men samenwerken en samenwerking vereist een stabiele en vreedzame samenleving. Ook lijkt het Icke aannemelijk dat de ruimtereizende exo-buur geen belangstelling heeft voor religie of geloof in bovennatuurlijke krachten. Relativistisch reizen immers vereist zo’n diepgaand begrip en beheersing van fysische verschijnselen dat geloof daarbij ernstig zou storen. Stephen Hawking vreest dat buitenaards leven ons wel eens uitermate onwelwillend gezind zou kunnen zijn maar Icke vindt het veel aannemelijker dat een exo-beschaving ruim is voorzien van verstand, rede en gevoel. Ik ben geneigd het met hem eens te zijn.
Cruciaal is hier de eis van een stabiele en vredelievende samenleving. Denkt u dat het mogelijk is zo’n samenleving te doen ontstaan zonder morele gedragsregels? En nog een interessante vraag op de weg daarnaartoe: denkt u dat het immoreel is klimaatscepticus te zijn?
Geraadpleegde bronnen
Gray, John – Zeven vormen van atheïsme
Harari, Yuval Noah – Sapiens
Hout, Piet J. van den – Gevaarlijk spel
Icke, Vincent – Reisbureau Einstein
Lepore, Jill – Deze waarheden
Rand, Ayn – De kracht van Atlantis
Rand, Ayn – video’s YouTube (interviews Ayn Rand met James Day, Phil Donahue, Mike Wallace, Blank on Blank, James McConnell etc)
Enno Nuy
December 2020