Waarom filosofie studeren? - François Levrau
Menig achttienjarige die zo rond september verkondigt filosofie te gaan studeren, zal op het nodige wenkbrauwengefrons onthaald worden. Zou je nu wel voor die opleiding kiezen? Wat kan je beroepshalve met filosofie doen? Wat brengt dat op? Zijn we niet allemaal filosoof en moet je daar dan echt voor naar de Universiteit? Die bezorgdheid is begrijpelijk. ‘Rendement’, ‘inzetbaarheid’ en ‘nut’ zijn in onze samenleving erg dominante dictaten.
Wie dus voor filosofie kiest, kiest voor iets dat niet goed in de markt ligt. Dat ‘niet goed in de markt liggen’ is precies de positie die de filosoof zich wil en moet toe-eigenen. Wat in de opleiding immers wordt beoogd en gekoesterd is de weerstand, de kritiek en dus ook de moed om het niet altijd eens te zijn. Dit maakt de filosoof in gezelschap vaak tot een lastig persoon, iemand die zich niet naadloos voegt in de gezelligheid van de harmonie, en altijd nog een dissonante klank in het akkoord herkent. Wie daarom als achttienjarige beslist om de positie van stoorzender en buitenstaander te willen opnemen, maakt vooral een dappere keuze. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Het is altijd makkelijker de rust en eensgezindheid te bestendigen of iets te kiezen waaraan een scherp, duidelijk en winstgevend doel is verbonden.
Hoewel de kritische houding vandaag behoorlijk uniek is voor de filosoof, is dat niet altijd zo geweest. In de Griekse oudheid was filosofie een manier van leven die alle andere disciplines doordrong. Het is deze diepe filosofische penetratie die het (hoger) onderwijs (en de samenleving tout court?) wat kwijt lijkt te zijn. De meeste opleidingen zijn er immers vooral op gericht om hun studenten op te leiden tot goede ingenieurs, artsen, leerkrachten, psychologen etc.
Jongeren worden geacht snel en efficiënt op de arbeidsmarkt te functioneren. Dat is op zich niet slecht, maar waar de brede en kritische vorming bij die opleidingen slechts in de marge aan bod komt, vormt ze het hart van de filosofie-opleiding. Immers, een filosoof die zijn gedachten weet te funderen tot op het punt dat ze sterk genoeg zijn om niet weerloos te zijn op het moment dat de geijkte antwoorden zich laten gelden en de consensus elke discussie overbodig lijkt te maken, kan niet anders dan breed en interdisciplinair worden opgeleid. In die zin is de filosoof die niet goed in de markt ligt, paradoxaal wel van alle markten thuis. Dat betekent dat de filosoof ook niet noodzakelijk degene is die zich opsluit in zijn ivoren toren om moeilijke traktaten te schrijven, maar dat hij ook een mens is onder de mensen wiens intellectuele vermogens dusdanig zijn aangescherpt dat hij de vragen die hij krijgt steeds accurater kan formuleren en de bijhorende antwoorden steeds kan preciseren tot ze uiteindelijk steeds meer en meer het karakter van een vraag krijgen.
De filosoof, zo zouden we het kunnen stellen, is een alchemist die van elk antwoord een vraag maakt. Dat doet hij niet voor het plezier – geen kritiek om de kritiek – maar uit noodzaak en omdat gewoonlijk niemand anders het doet. De filosoof brengt aan dat een antwoord nooit zomaar een antwoord is, maar meestal het product van vooringenomenheden, tradities, akkoorden, illusies, etc. Men is zich daar best van bewust anders worden antwoorden dode dogma’s. Die bewustwording – het in het leven houden van de ‘antwoord- vraag-dialectiek’ – is waartoe de filosofie zich leent. De filosoof destabiliseert en deconstrueert dus om blind vertrouwen en dogmatisch denken tegen te gaan. Door zijn opleiding wordt hij bovendien niet te snel door de emotie gegrepen en zwicht hij niet zomaar voor de kracht van het populisme, het gewicht van de massa, de overtuigingskracht van het sofisme en de verleiding van de spin-doctors en marketeers. Zijn brede en kritische opleiding maakt dat hij niet wankelt wanneer het maatschappelijk podium dreunt. Zijn natuurlijke habitat is nu eenmaal deze van de kritiek, de onzekerheid en de dissensus. Eerder dan zelf te wankelen, is hij diegene die met scherpe maatschappelijke interventies dat podium mee kan doen trillen of tot rust brengen. In deze tijd die zo gevoelig is voor vibraties, hebben we filosofen nodig die de veelheid aan trillingen met hun intellectuele seismograaf kunnen detecteren, opvangen, duiden, ontleden en categoriseren: sommige vibraties worden misschien als aardschokken waargenomen, maar zijn niets dan rimpelingen, andere worden slechts als rimpelingen ervaren, maar zouden moeten binnenkomen als heuse aardschokken. Iemand die op achttienjarige leeftijd kiest om die rol op te nemen, verdient lof. Het lijkt een naïeve keuze, maar ze getuigt eigenlijk van een buitengewone maturiteit. De jonge filosoof is verbaasd, nieuwsgierig en zoekt diepgang omdat hij teleurgesteld is in de antwoorden die hem worden gegeven. Tegelijk blijft hij hoopvol (hij plooit het ‘Is dit het nu?’ en ‘Willen we dit echt?’ om tot een ‘Het kan en moet soms echt wel anders!’) en is hij bereid grondig over de dingen na te denken zodoende de absurditeit van het bestaan niet alleen maar te doven met blind, dociel en goedkoop vermaak en getater.
Waarom filosofie studeren?! Wie: François Levrau, MA Klinische Psychologie, MA Moraalfilosofie en Doctor Sociale Wetenschappen, verbonden aan de UAntwerpen (Centrum Pieter Gillis)