Waarom globalisering ons sterker wapent tegen pandemieën
Corona kwam honderd jaar na de Spaanse griep, één van de dodelijkste pandemieën in de geschiedenis van de mensheid. Naar schatting 50 miljoen mensen kwamen om het leven, een aantal dat nauwelijks te bevatten is. Corona eiste tot nog toe 500.000 levens op en die menselijke tol zal helaas nog oplopen. Ook dat is een enorme tragedie. Toch is het aantal slachtoffers een paar grootteordes kleiner dan bij de Spaanse griep, ondanks het feit dat er nu vier keer mensen leven op aarde dan in 1920. Hoe kunnen we dit verklaren? In vergelijking met honderd jaar geleden beschikken we nu over drie sterke wapens: wetenschap, welvaart en technologie.
Onze troeven tijdens corona
De enorme wetenschappelijke vooruitgang van de laatste honderd jaar heeft ervoor gezorgd dat we het virus sneller hebben ingedijkt. Virologen en epidemiologen spoorden overheden aan tot de juiste acties. Belangrijke maatregelen zoals social distancing en lockdowns leidden ertoe dat het aantal besmettingen nu een stuk lager was dan bij vorige pandemieën.
Een tweede troef was onze robuuste gezondheidszorg. Ondanks de exponentiële groei van het aantal patiënten, was er in ons land op elk moment voldoende ziekenhuiscapaciteit om alle coronapatiënten te verzorgen. Mensen die ernstig ziek waren, konden geholpen worden met zuurstof en beademingstoestellen. Op die manier kon het aantal doden in de meeste landen beperkt worden.
De lange lockdown was voor veel mensen een beproeving, met name voor arme gezinnen. Gelukkig werd deze moeilijke periode voor veel mensen draaglijker gemaakt dankzij digitale technologie. Via onze smartphoneschermen konden we in contact blijven met onze familieleden en vrienden. Netflix, games en e-commerce zorgden voor ontspanning toen we in ons kot moesten blijven. Video-apps, maakten afstandsonderwijs en telewerk gemakkelijker zodat de klap voor de economie verzacht werd.
Ontwikkelingslanden zijn kwetsbaar
Veel landen in de wereld moeten het echter stellen zonder deze troeven. In Congo, Peru en Nepal is er een schrijnend tekort aan ziekenhuizen en beademingstoestellen. Armen in ontwikkelingslanden zijn duidelijk veel kwetsbaarder tijdens pandemieën. En als zij kwetsbaarder zijn, is de rest van de wereld dat ook. Virussen laten zich immers niet tegenhouden door landsgrenzen of oceanen.
De wereld snakt intussen naar een vaccin, maar het kan maanden of zelfs jaren duren om genoeg vaccins te produceren voor iedereen. Door ervoor te zorgen dat armen in ontwikkelingslanden niet de laatsten zijn die een vaccin krijgen, kunnen we veel levens redden.
Lokaal is niet per se beter
Hoe kunnen we er nog voor zorgen dat ontwikkelingslanden sterker gewapend zijn? Een belangrijke sleutel daartoe is meer globalisering. Toch is niet iedereen daarvan overtuigd. De globalisering ligt al jaren onder vuur aan beide zijden van het politieke spectrum. Rechtspopulisten zien meer heil in protectionisme en gesloten grenzen. Linkse stemmen pleiten op hun beurt voor meer lokale productie en zelfvoorziening. Zij menen dat corona aantoont hoe fragiel en onbetrouwbaar de mondiale bevoorradingsketens zijn. Zo grijpt ecodenker Dirk Holemans het aanvankelijke tekort aan mondmaskers en medisch materiaal aan als bewijs dat de globalisering te ver doorgeschoten is.
Toch slaan deze ‘lokalisten’ de bal mis: de coronacrisis toonde juist de sterkte van globalisering. Ondanks het feit dat niemand had kunnen voorzien dat we deze spullen op zo’n grote schaal zouden nodig hebben, werd de productie wereldwijd in sneltempo opgeschroefd. Als ieder land zijn eigen mondmaskers had moeten maken, waren er nog steeds tekorten geweest.
Globalisering was net zo essentieel voor de voedselzekerheid. Dankzij massale voedselimport en -export bleven de supermarktrekken goed gevuld tijdens de lockdown. In een niet-geconnecteerde wereld zouden er op veel plaatsen grote voedseltekorten zijn ontstaan. Daaruit volgt niet dat globale bevoorradingsketens geen zwaktes hebben. Maar wereldhandel vormt vaak een zelfcorrigerend systeem. Vooruitziende bedrijven kunnen hun bevoorradingsketens diversifiëren zodat het wegvallen van een leverancier geen ramp hoeft ze zijn. Het is net dit cruciale voordeel dat landen veerkrachtiger maakt als ze te maken krijgen met schokken. Dit zagen we reeds voor corona. Toen Frankrijk, Italië en Oekraïne tijdens de hittegolf van 2003 te maken kregen met grote misoogsten, kwamen ze niets tekort omdat ze voedsel konden importeren van elders.
De grootste fans van globalisering
Bovendien is globalisering ook een motor van welvaart, de beste buffer tegen externe schokken. Als arme landen rijker worden zullen ze beter in staat zijn om meer ziekenhuizen te bouwen en meer dokters op te leiden. Een goede basisgezondheidszorg is overigens niet alleen nodig om corona onder controle te houden, maar ook om ‘vergeten epidemieën’ zoals malaria, tuberculose, AIDS en ebola effectiever te bestrijden. Ziekenhuizen in arme landen worden nu geplaagd door stroompannes waardoor ze patiënten onvoldoende kunnen testen of beademen. Meer welvaart zal deze landen in staat stellen om een stabiel elektriciteitsnet uit te bouwen.
Het is dan ook geen toeval dat mensen in ontwikkelingslanden de grootste voorstanders zijn van globalisering. Zij beseffen dat meer vrijhandel en uitwisseling hun leven beter zal maken. Ook wij halen er voordeel uit. Naarmate steeds meer mensen ontsnappen uit armoede, kunnen ook zij genieten van onderwijs. Daardoor zullen steeds meer knappe koppen kunnen meedenken aan de uitdagingen van de 21ste eeuw.
De vruchten van de globalisering maken mogelijk wat we tijdens de Spaanse griep niet konden: ons wapenen tegen een nieuw en onbekend virus. Na corona hebben we juist meer én betere globalisering nodig, zodat niet een nieuw virus, maar wel welvaart zich naar alle uithoeken van de wereld kan verspreiden. Enkel zo kan de mensheid haar volle potentieel waarmaken.
Thomas Rotthier en Jan Deschoolmeester zijn kernlid bij Liberales
Dit opiniestuk verscheen op Knack.be