MET DE STEEKVLAM TEGEN HET KOLONIALISME
Soms komt de geschiedenis in een stroomversnelling. Wat voorheen ondenkbaar was, kan opeens wel. Dat was zo in België in de jaren na de eerste wereldoorlog, toen het algemeen stemrecht voor mannen waarvoor decennia gestreden was snel werd ingevoerd. En na de tweede wereldoorlog werd zonder veel discussie de basis gelegd van onze sociale zekerheid.
Het lijkt nu wel dat we weer in zo een versnellende fase zijn aangeland. Niet door de coronacrisis, die onze manier van leven en werken voor altijd zou veranderen, zoals sommigen dachten en hoopten. De versnelling heeft alles te maken met de mondiale protesten naar aanleiding van de dood van George Floyd. In België is men er plots van overtuigd dat er in de scholen dringend moet gepraat worden over ons koloniaal verleden. Dit had niemand kunnen voorspellen : dat wij het dank zij een gewelddadige Amerikaanse politieagent eindelijk zouden kunnen hebben over onfrisse bladzijden uit ons verleden. Van een verrassend collateraal effect gesproken.
Daarover had al lang een debat moeten geweest zijn. Maar politici blinken niet uit door moed en vooruitzicht. Hun geheugen werkt op bijzonder korte termijn. Het gaat niet verder terug in het verleden dan de vorige verkiezingen en de toekomst beperkt zich tot de horizon van het einde van hun mandaat.
Nooit is geschiedenis voor ministers van onderwijs prioritair geweest. Zelfs de naam van het vak werd moeilijk verdragen. Liever 'Maatschappelijke vorming' of een andere trendy term die een werkgroep verzonnen had. Sommige pedagogen lijken te geloven dat inzicht er kan komen zonder kennis.
De gevolgen van de verwaarlozing van het onderwijs over ons verleden laten zich goed voelen. Dat merk ik telkens ik studenten hierover een vraag stel. Hun inzicht in de geschiedenis van dit land is ongeveer onbestaande.
Dit moet dit geen verbazing wekken, als men van geschiedenis een bijvakje van twee uur per week maakt. Dat populistische partijen het zo gemakkelijk hebben om kiezers te verleiden, heeft veel te maken met de verwaarlozing van de historische kennis. Het is moeilijk om iets van fouten uit het verleden te leren als men daarover nooit is onderwezen. Als men kiest voor oppervlakkig historische onderwijs, dan bereidt men het terrein voor waarop fake news welig kan bloeien.
Nu wordt hals over kop aangekondigd dat het Belgisch kolonialisme moet ingeschreven worden in de eindtermen van het onderwijs. Die beslissing kan dan wel positief zijn, maar het is ongehoord dat leerprogramma's vanuit een emotionele reactie op recente gebeurtenissen worden aangepast. Veel beter had de minister van onderwijs een onderzoek aangekondigd naar de lacunes van het geschiedenisonderwijs, zich niet beperkend tot de Congolese avonturen van België.
Er zijn immers zoveel andere, even belangrijke thema's die onderbelicht blijven. Wordt er bijvoorbeeld in enige school aandacht besteed aan de interne Belgische migratie, waarbij 500.000 Vlamingen tussen 1850 en 1950 vertrokken naar Wallonië? Die bijna vergeten fase van onze eigen geschiedenis biedt een perfect aanknopingspunt om tot een beter inzicht te komen in de problematiek van migratie. En zou jonge Vlamingen kunnen leren dat het gewest waar zij in welstand opgroeien ooit een gebied van miserie is geweest dat iedereen die het kon ontvluchtte.
En als men hoort dat een Aalsterse carnavalsgroep zich niet bewust was van de akelige parallellen in hun praalwagen met de meest abjecte nazipropaganda, dan kan men zich terecht afvragen of het niet nuttig zou zijn meer aandacht te besteden aan de geschiedenis van het racisme in het algemeen en antisemitisme in het bijzonder.
Het is niet fout dat een minister zich laat leiden door emotie over een gebeurtenis zoals de dood van George Floyd. Maar als het over eindtermen gaat, is reflectie belangrijker dan ondoordachte steekvlampolitiek. Het geschiedenisonderwijs verdient beter.
Luckas Vander Taelen