De blijde boodschap van de vrijheid - Floris Van Den Berg
Een pessimistische beschouwing over de optimistische liberale ideologie van Dirk Verhofstadt
Niemand is vrij zolang niet iedereen vrij is. Friedrich Hegel
Alles komt goed, als je tenminste naar de liberalen luistert en anders ook wel. Aldus politiek filosoof Dirk Verhofstadt (1955), professor aan de Universiteit Gent, die niet alleen ideoloog van het liberalisme is, maar ook een missionaris die nimmer te moe is om zijn blijde boodschap van individuele vrijheid uit te venten. In 2017 publiceerde Verhofstadt zijn magnum opus De geschiedenis van het liberalisme. Hij heeft een grote hoeveelheid boeken op zijn naam staan waarbij drie onderwerpen centraal staan: religiekritiek, de Holocaust en liberalisme. Over het liberalisme zijn er naast het voornoemde boek nog Pleidooi voor individualisme (waarvan ook een ingekorte Engelse vertaling is verschenen), Het menselijk liberalisme en De liberale canon. Het door Liberas en het Liberaal Archief in Gent uitgegeven pamflet, De liberale ideologie Voorbij het links-rechts denken (2019), is zijn nieuwste toevoeging aan zijn liberale toekomstbeeld.
In deze bondige tekst zet Verhofstadt in heldere taal de liberale ideologie uiteen waarbij hij die ideologie inzet voor een duidelijk politiek programma. Verhofstadt is niet alleen politiek filosoof, hij is vooral een toegepast politiek filosoof die door middel van het liberale gedachtegoed de wereld (want het liberalisme is kosmopolitisch) vrijer wil maken. De kern van het liberalisme is volgens hem de individuele autonomie: ieder individu dient zelf te kunnen bepalen hoe het zijn of haar leven wil inrichten. Hij blijft op dit zelfbeschikkingsrecht hameren. Waar hij echter minder aandacht voor heeft en wat hij minder centraal stelt is het niet schaden principe: alles mag, zolang je anderen maar geen schade berokkent.
In zijn pamflet lijkt het alsof Verhofstadt een belangrijke transitie wil maken in het liberalisme, namelijk van antropocentrisch liberalisme naar sentiëntistisch liberalisme. Daarmee bedoel ik dat hij de morele kring wil uitbreiden van alleen mensen (antropocentrisme) naar alle voelende wezens, dus inclusief veel niet-menselijke dieren (sentiëntisme), zoals ik heb bepleit in mijn manifest Groen liberalisme (2019). Hij pleit dan ook voor een Internationale Verklaring voor de Rechten van het Dier. Als dat daadwerkelijk gaat gebeuren dan is dat een ommekeer van jewelste. Het liberale gedachtengoed is na John Rawls (die met zijn boek A Theory of Justice (1975) het raamwerk legde voor de liberale verzorgingsstaat) niet meer zo ingrijpend veranderd. Eigenlijk is die verandering in de liberale ideologie er al, maar het wil nog niet echt doordringen tot de liberale denkers. Zo is Janneke Vink in 2019 gepromoveerd op het proefschrift met de fenomenale titel The Open Society and Its Animals, waarin zij de liberale politieke filosofie van Popper uitbreidt tot ook niet-menselijke dieren. Hoe adembenemend erudiet Verhofstadt ook is, dit boek ontbreekt in de bibliografie.
Ik zal enige kritische kanttekeningen plaatsen bij het pamflet, maar ik wil benadrukken dat ik het met het overgrote deel van Verhofstadts visie eens ben en dat ik zijn benadering steun en toejuich.
Door heel het boek heen hamert Verhofstadt op het recht op zelfbeschikking. Ook van kinderen. Ouders hebben een zorgplicht jegens hun kinderen, maar kinderen zijn niet het bezit van de ouders. ‘In geen geval mogen ouders en opvoeders handelingen verrichten die de vrije wilsbeschikking van het kind voor de toekomst onherroepelijk zouden beperken.' (p. 16) Ik interpreteer dit citaat als een liberaal protest tegen niet medisch noodzakelijke besnijdenis en tegen religieuze indoctrinatie. Lichamelijke besnijdenis is irreversibel. Maar het is óók enorm moeilijk om van religieuze indoctrinatie op jonge levens af te komen. Verhofstadt schrijft over deze zaak een onduidelijke zin, na een heldere oproep tot vaccinatieplicht en gedwongen bloedtransfusie bij minderjarigen (waar jehovahgekkies op tegen zijn) schrijft hij over besnijdenis: ‘In dezelfde zin zou het in principe verboden moeten zijn dat ouders hun kinderen om niet-medische redenen laten besnijden, zelfs als hun cultuur of geloof dit oplegt.’ (p. 22). De taalkundige constructie: ‘zou het in principe verboden moeten zijn’ is minder helder dan: ‘dient verboden te worden.’ Als liberalen zich sterk maken om de vrijheid van individuen daadwerkelijk te beschermen, dan is er een plicht om dit verbod zo snel mogelijk in te voeren. Ten overvloede: het staat volwassenen vrij zich – indien goed geïnformeerd en zonder dwang – te laten besnijden.
Wilhelm von Humboldt, die ook door John Stuart Mill in zijn befaamde boek On liberty (1856) wordt aangehaald (het openingscitaat zelfs) schrijft al een versie van het niet schadenprincipe waarbij het gaat over de relatie overheid-burger en burger-burger: ‘De staat heeft niet het recht zich te bemoeien met het privéleven van de burgers, zolang deze de rechten van anderen respecteren.’ De overheid is er dus om de vrijheid van alle burgers te garanderen. De overheid intervenieert alleen wanneer de vrijheid van burgers door andere burgers niet wordt gerespecteerd. Bij religieuze indoctrinatie en besnijdenis is dat overduidelijk het geval.
Verhofstadt kent de geschiedenis van het liberale gedachtegoed op zijn duimpje en hij verbindt soepel denkers uit de liberale traditie met elkaar. De meest aangehaalde filosoof is de Spaanse denker Fernando Savater. Verhofstadt haalt een prachtig en mij onbekend citaat van Montaigne aan: ‘De belangrijkste verantwoordelijkheid die ieder van ons heeft, is zichzelf in de hand te houden.’ Wow! Schitterend! Dat betekent ook dat je als individu moet zorgen dat je jezelf in de hand kunt houden en dus geen dingen doet die de kans verhogen dat je jezelf verliest, zoals drank, drugs, alcohol gebruiken of in een snelle auto rijden. Als individu moet je jezelf kennen, inclusief jouw tekortkomingen en zwakheden. Die tekortkomingen en zwakheden mogen nooit schade aan anderen toebrengen. Dus als je weet dat je een gewelddadige inborst hebt: werk daaraan!
Een punt waar, voor zover ik weet, in België door liberalen nauwelijks aandacht aan wordt besteed, maar dat volgens Verhofstadt wel degelijk tot de essentie van liberalisme behoort, is het vereiste van een republiek in plaats van een monarchie als staatsvorm: ‘Afkomst, geboorterecht of nepotisme hebben in het liberalisme geen enkele waarde.’ (p. 20) Wordt het niet een keer tijd om op een fatsoenlijke wijze de monarchieën in de wereld op te doeken? Een samenleving met een monarchie, hoezeer ook alleen qua vorm, is geen liberale democratie.
Aan opvoeding en onderwijs besteedt Verhofstadt, evenals Savater, veel aandacht: ‘Ouders hebben de plicht hun kinderen op te voeden zodat ze de fundamentele bekwaamheden aanleren die noodzakelijk zijn om met medemensen samen te leven.’ (p. 21) Dan helpt het dus niet om te leren dat ongelovigen minderwaardig zijn, of vrouwen of homo’s. ‘In geen geval mag de opvoeding ertoe leiden dat kinderen later geen vrije keuzes meer kunnen maken.’ (p. 22) Verhofstadt laat het niet bij deze liberale algemeenheid, hij voegt eraan toe: ‘Wanneer ouders aan deze plicht verzaken, dan moet de overheid hierin tussenkomen, in de eerste plaats door de ouders voldoende ondersteuning te bieden bij hun opvoedingstaken.’ (p. 22) Hij is, zoals een liberaal betaamt, voorstander van vaccinatieplicht en bloedtransfusieplicht in het geval van een levensbedreigende situatie bij een minderjarige.
‘Het onderwijs moet erop gericht zijn kinderen kennis en sociale vaardigheden bij te brengen zodat ze later op een kritisch rationalistische wijze zelf eigen keuzes kunnen maken.’ (p. 22) De kennis waar Verhofstadt de nadruk op legt, dient de best beschikbare kennis te zijn en aldus wetenschappelijke kennis. Op school mag niets worden aangemerkt als kennis wat niet wetenschappelijk is vastgesteld: het propageren van de waarheid van religieuze claims, het bestaan van god, creationisme, negationisme (het ontkennen van de holocaust), et cetera; het is allemaal geen kennis en mag dus op scholen niet als kennis worden aangeleerd. Scholen die dat wel doen, vermengen kennis (want het is nooit alleen onwaarheid die wordt aangeleerd) met valse waarheidsclaims en disinformatie. Sinds enkele jaren weten we van het bestaan van Russische trolfabrieken waar mensen bewust werken aan het verspreiden van disinformatie en fake news met als doel politieke invloed in een gewenste richting. Een meerderheid van mensen (tenminste in mijn bubbel) is hoogst verontwaardigd over deze trolfabrieken, maar religieuze scholen zijn ook verspreiders van fake news en disinformatie. Het onderwijzen van religie als kennis is trollen. ‘Het is voor liberalen onaanvaardbaar dat het opdoen van kennis gehinderd wordt door bepaalde culturele of religieuze geboden en verboden.’ (22) Verhofstadt komt met het concrete voorstel om godsdienstlessen op school af te schaffen, ergo te verbieden: ‘Godsdienstlessen op school worden afgeschaft en vervangen door een vak Levensbeschouwing, Ethiek en Burgerschap (LEF), zoals voorgesteld door moraalfilosoof Patrick Loobuyk' (p. 25)
Het milieu moet volgens Verhofstadt beschermd worden ‘ten einde het recht op zelfbeschikking van de huidige en toekomstige generaties veilig te stellen.’ (p. 19). Er is echter in de huidige politiek en economie geen sprake van dat het milieu wordt beschermd. Mijns inziens is de volgende zin de meest controversiële passage in het boek:
Juist onder impuls van liberale principes als de vrije markt, vrije concurrentie, creativiteit en ondernemingszin slaagden en slagen individuen en bedrijven erin om steeds veiliger, gezonder en milieuvriendelijker producten te maken. Liberalen aanvaarden dat de overheid regels opstelt en de externaliteiten verrekent om te komen tot betere resultaten inzake milieu, maar wantrouwen de almacht van de overheid in haar greep op het privé-initiatief. De zorg van het milieu zit in het liberale gedachte goed ingebakken. (p. 36)
Sure, zoals ook de liefde voor kinderen zit ingebakken in de katholieke kerk. ‘We mogen immers geen schade toebrengen aan de huidige en toekomstige generaties.’ (p. 37) Hear! Hear! Maar het huidige multinationale economische (kapitalistische) systeem veroorzaakt op ongekend grote schaal schade aan huidige en toekomstige generaties, denk aan klimaatverandering, wereldwijde ontbossing van het tropisch regenwoud, plastic soup, verwoestijning, zoetwater tekorten en lucht- water en grondvervuiling door chemische stoffen. Die kennis waar Verhofstadt eerder zo op hamerde, is bij liberalen nog altijd niet aanbeland. Verhofstadt komt iedere keer weer op de proppen met de ecomodernistische optimisten die laten zien hoe geweldig het in de wereld gaat. Maar die verhalen zijn niet het volledige verhaal: het ecosysteem van planeet aarde staat op instorten en daar hebben die naïeve ecomodernistische überoptimisten geen oog voor. En mocht er al een probleem zijn dan lossen (toekomstige) briljante geesten met (toekomstige) innovatieve technologie getriggerd door kapitalistisch ondernemerschap de problemen wel op – inclusief de plastic soup, ontbossing, zeespiegelstijging, droogtes, bosbranden, orkanen, verlies van biodiversiteit. No worries: gewoon aan de vrije markt overlaten. Shell lost het wel op!
‘Liberalen aanvaarden dat de overheid regels opstelt en de externaliteiten verrekent om te komen tot betere resultaten inzake milieu, maar wantrouwen de almacht van de overheid in haar greep op het privé-initiatief.’ (p. 36) Ik moest wel even met mijn ogen knipperen toen ik de volgende zin las bij Verhofstadt en ik moest hem herlezen om te zien of ik het goed gezien had en het tot me door te laten dringen: ‘De zorg voor het milieu zit in het liberale gedachtegoed ingebakken.’ (p. 36) Want, zo voegt Verhofstadt eraan toe met verwijzing naar het niet-schadenprincipe van Mill: ‘We mogen immers geen schade toebrengen aan de huidige en toekomstige generaties.’ (p. 37) Hier botsen twee betekenissen van liberalisme wat leidt tot een vreselijke janboel. Als filosoof en ideoloog beziet Verhofstadt liberalisme vanuit de theorie. En inderdaad, vanuit de theorie, mits geïnterpreteerd vanuit het perspectief van een uitgebreide morele cirkel door ook toekomstige generaties mee te nemen – wat een uitzonderlijk minderheidsperspectief is binnen de liberale beweging – is het zo dat doordat je mensen niet mag schaden, je ook geen toekomstige generaties mag schaden door bijvoorbeeld het water dat zij zullen gebruiken te vervuilen of de landbouwgronden die zij zullen verbouwen, uit te putten. Anderzijds is er liberalisme als politieke stroming en is er de invloed die deze heeft uitgeoefend. Liberalen lopen nooit vooraan als het gaat om milieuwetgeving en bedrijven doen er alles aan om milieuwetgeving te voorkomen, te ontlopen of minimalistisch te implementeren. Dat het in België anno 2020 goed toeven is komt voor een heel groot deel doordat de kwalijke externaliteiten – dat wil zeggen de externe kosten van ecologische schade als gevolg van economisch handelen - zijn verplaatst naar Verweggistan, naar lagelonenlanden waar ook minder milieuwetgeving is. De kledingfabrieken in Bangladesh en China bijvoorbeeld. Verhofstadt haalt het politiek-historische en het normatief-ideologische voortdurend door elkaar zodat hij een veel te rooskleurig beeld heeft van het politiek liberalisme zoals dat er thans (wereldwijd) uit zit. Liberalen zijn niet groen. Het door het liberalisme zo omarmde economische systeem van continue groei (wat het communistische economische systeem ook had) gebaseerd op het verbruiken van natuurlijke hulpbronnen en het omzeilen van externaliteiten heeft geleid tot de ecologische crisis waar we nu in zitten. Dat wordt Verhofstadt ontkend omdat hij het zelf niet ziet in zijn achtertuin en hij zich immuniseert met überoptimisten die blind zijn voor de desastreuze keerzijde van de prachtige verworvenheden die de mensheid nu heeft.
Over de noodzaak van inperken van de wereldpopulatie staat in Verhofstadts manifest geen woord. Het is alsof Verhofstadt een krant schrijft aan boord van de Titanic terwijl de ijsberg al aan de horizon opdoemt, maar met geen woord daarover rept. Verhofstadt, en met hem zo’n beetje alle partijideologen, behalve die van de groenen, zijn blind voor de omvang van de ecologische ramp die zich voor onze ogen en door ons toedoen voltrekt. Ik kan bij dezen alvast Verhofstadts repliek hierop geven: 1) het loopt niet zo’n vaart met de ecologische crisis, want het gaat juist beter dan ooit, 2) innovatieve technologie en het bedrijfsleven, wellicht met een klein steuntje vanuit de overheid, gaan het allemaal oplossen. Sure.
Toch schrijft Verhofstadt over de vrije markt: ‘Het liberalisme staat voor een vrije markt die fungeert binnen een ethisch kader, want aan zichzelf overgelaten, is de vrije markt alleen een karikatuur van het liberalisme.’ (p. 45) Hier pleit Verhofstadt dus voor een ethisch kader. De vraag is wat dat ethisch kader is: nationalistisch dan wel kosmopolitisch antropocentrisme of sentiëntisme (alle voelende wezens), inclusief toekomstige generaties (zie schema).
Maar hoe moet dat ethisch kader geïmplementeerd worden in een liberale samenleving? Het lijkt mij dat de overheid en transnationale samenwerkingsverbanden als de Europese Unie en de Verenigde Naties, dat morele kader moeten geven door middel van wet- en regelgeving.
Lof aan Verhofstadt dat hij aandacht besteedt aan de morele status van niet-menselijke dieren! ‘Progressief zijn betekent ook meer dan ooit voorop lopen in de bescherming van het welzijn van de niet menselijke wezens. Vormen van uitbuiting en mishandeling van dieren gaan immers in tegen het schadebeginsel van John Stuart Mill.’ (p. 69) Dat klinkt prachtig. Maar na het aan het licht komen van de gruwelijke toestanden in de slachterij in Tielt in 2017 zijn er geen drastische maatregelen genomen.
Waar Verhofstadt niets over schrijft is over of het überhaupt mogelijk is om niet-menselijke dieren niet uit te buiten en niet te mishandelen in de (intensieve) veehouderij. Volgens mij is het houden van dieren sowieso al uitbuiting en het doden van een dier is mishandeling. Liberalen moeten, volgens Verhofstadt, streven naar een ‘Internationaal verdrag ter bescherming van dierenrechten’. Dat kan wel zo zijn, maar zolang er nog geen geïnstitutionaliseerde bescherming is van dierenrechten, zijn liberalen niet vrij om maar te blijven participeren in de dierenholocaust door het dragen van leren schoenen, het eten van kaas, het drinken van cappuccino met koemelk, het slapen onder dons of het eten van vlees. Een consistent liberaal is noodzakelijk een veganist. Anders heb je geen donder van het liberalisme begrepen. Een vleesetende of leer dragende liberaal is vergelijkbaar met een racistische liberaal, een homofobe liberaal, een misogyne liberaal, een pedofiele liberaal of een monarchistische liberaal.
In het verhaal over dieren kiest Verhofstadt, vanzelfsprekend, voor de innovatieve technologische (maar overbodige) optie van kweekvlees waarvoor geen dieren nodig zijn. Niet dat ik daar tegen ben. Maar het geeft mensen niet het recht om tot die tijd dierlijke producten te blijven gebruiken. Voorts zijn er al tal van kwalitatieve plantaardige vervangers voor dierlijke producten. Ik ga nu een vergelijking maken die veel mensen de kast op zal jagen – als ze al tot hier gekomen zijn met lezen. Prima. Ga lekker op de kast zitten en denk er eens over na. Hier komt ie: Stel dat er levensechte sex dolls zijn in kindervorm (wellicht zijn die er al – ik heb me er niet in verdiept) waar pedofielen zich naar hartelijk lust aan zouden kunnen vergrijpen en hun verlangens op kunnen botvieren. Vanuit liberaal perspectief is hier helemaal niets mee aan de hand. Prima. Stel nu echter dat een pedofiel zegt: ja, maar die sex dolls zijn er nu nog niet, dus tot die tijd blijf ik het gewoon met kinderen doen, want dat heb ik altijd al gedaan en het is zo lekker en ik heb er zo’n zin in.
Over immigratie is Verhofstadt ongekend optimistisch en positief. ‘Niemand heeft het recht een mens terug te brengen tot één identiteit’, schrijft Verhofstadt in navolging van de econoom en filosoof Amartya Sen. Dat is wel zo, maar een groot probleem is dat mensen dikwijls een aspect van de set van identiteiten boven alles stellen, zoals nogal wat gelovigen doen. ‘Liberalen moeten de angst voor immigratie omzetten in een positief verhaal van rechten en plichten, van mogelijkheden en verantwoordelijkheden.’ (p. 63) Dat klinkt prachtig en hartverwarmend. Maar om hoeveel immigratie gaat het? Ongelimiteerde immigratie lijkt mij onmogelijk. En als het gaat over een balans tussen mogelijkheden en verantwoordelijkheden dan zal de overheid dus actief moeten selecteren en mensen moeten terugsturen. En hoe om te gaan met de toenemende illegale immigratie? ‘Wie naar de EU komt moet wel de bepalingen van het EVRM onverkort aanvaarden en naleven.’ (p. 64) Mijn vermoeden is dat het allergrootste deel van de immigranten uit niet-westerse landen niet zal instemmen met bijvoorbeeld de gelijkheid van man en vrouw, homoseksualiteit niet zal accepteren, niet zal accepteren dat de vrijheid van expressie ook inhoudt dat religie openlijk bekritiseerd en geridiculiseerd kan worden, dat democratie boven theocratie gaat en nog zo wat meer. De vraag die mij interesseert is of Verhofstadt dan ook van mening is dat mensen die al hier wonen en die het EVRM niet onderschrijven het land worden uitgezet. Onder de orthodoxe joden, orthodoxe christenen en extreem rechtse en extreem linkse mensen zullen mensen zijn die delen van de EVRM niet accepteren. Waar moeten al deze mensen heen? Politiek asiel aanvragen in Nederland?
Het optimisme van Verhofstadt over de toekomst van de wereld lijkt obsessief. ‘Liberalen hebben een groot vertrouwen in de toekomst.’ (p. 29) Op de volgende pagina schrijft Verhofstadt echter: ‘De strijd tegen de beperking van de vrijheid is er altijd geweest en zal ook altijd blijven bestaan.’ (p. 30) Maar als de strijd tegen de beperking altijd zal blijven bestaan en er dus onvrijheid is en, volgens Hegel, niemand echt vrij is zolang niet iedereen vrij is, waar is dan dat groot vertrouwen in de toekomst op gebaseerd? Verhofstadt lardeert zijn tekst met optimisme. Het doet mij haast denken aan de permanente glimlach van de blijde christenen of van die mormoonse zendelingen. ‘Een liberaal heeft een optimistisch wereldbeeld en gelooft in de perfectibiliteit van de mens.’ (p. 30). Het optimisme druipt van de pagina’s: ‘[….] liberalisme is een optimistische levensvisie, ver weg van het doemdenken dan anderen verkondigen, zowel bij links als bij rechts.’ (p. 54) Verhofstadt staat nog helemaal in het liberale optimisme van Francis Fukuyama met zijn boek The End of History.
Parabel van het brandende huis
Hun huis staat in brand. Rustig staan Peter en zijn onvoorstelbaar geduldige vrouw Annemie buiten op de stoep. Hun kinderen Jan, Kris en Anouk, de kleinkinderen Claude, Sara, David, Andreaz, Rudi en Lawrence, de hond Koert, de poezen Alicja en Maarten en papegaai Dirk zijn nog in het huis, evenals Mathias en Elaine die als gasten op zolder logeren. Peter ziet dat de brand nog op de begane grond is, maar dat het vuur snel om zich heen grijpt en er veel rook ontwikkeling. Hij ziet het allemaal rustig aan. Hij gaat ervan uit dat iemand de van buren Bart en Paul wel de brandweer hebben gebeld. Hij gaat ervan uit dat de brandweer het vuur wel op tijd zal blussen. Het huis Biberas is een fraai huis en de kinderen en kleinkinderen zijn stuk voor stuk schattebouten en de hond, de katten en de papegaai zijn ook zó lief. Het komt vast goed, zeggen Peter en Annemie liefdevol en vol goede moed tegen elkaar. Het komt vast goed, ze zeggen het nog maar eens. Peter en Annemie laten zich niet gek maken door de hysterisch schuimbekkende overbuurman Joris die loopt te schreeuwen en te tieren. ‘Wat een pessimistische alarmist!’ Zegt Peter tegen Annemie. Er zijn nog meer omstanders, zoals George die Peter en Annemie aanmaant om zelf te gaan blussen. Buurman Bill vraagt zich met zijn handen in zijn haar af waarom ze de waarschuwingen over die gevaarlijke houtkachel in de wind hebben geslagen. De meeste omstanders, waaronder ook de vrienden Bart, Paul, Louis, Anne, Pascal en Peter van de lokale optimismeclub, kijken rustig toe. Sommigen vragen zich af waar de brandweer toch blijft.
Verhofstadt is een Verlichtingsoptimist die meent dat door de globale massacommunicatie iedereen vrijheid wil. Maar dat de technologie en innovatie ook een keerzijde hebben, namelijk dat een autoritaire overheid de technologie gebruikt om de samenleving te sluiten en te veranderen in big brother is watching you zoals in Rusland en China, is niet aan Verhofstadt besteedt. Maar Verhofstadt beseft dat vrijheid niet uit de lucht komt vallen en dat vrijheid broos is. De slotzin van zijn boek toont het karakter van een pamflet, het is een oproep om de handen uit de mouwen te steken voor de vrijheid van het individu waar en wanneer het zich ook bevindt: ‘De vrijheid is immers nooit definitief geworden, we moeten er elke dag blijven voor strijden.’ (p. 86) Het probleem is echter veel groter dan dat: het gaat niet alleen om het voorbestaan van de vrijheid van het individu in de open samenleving, maar om het voortbestaan van een leefbare planeet aarde. Met het pamflet van Verhofstadt gaan we het zeker niet redden. Aldus schreef de pessimist.
Floris Van Den Berg is auteur van diverse werken rond Liberalisme, feminisme, veganisme en religie