Achterblijvende kinderen en ongelijke kansen
'Uitzonderlijke omstandigheden vragen flexibel denken'
'Empathie is geen raadgever voor beleid.'
Door de coronacrisis is kinderarmoede actueler dan ooit. Het aantal gezinnen onder de armoedegrens neemt toe door de inkomensdaling en -derving. Tegelijk vormen de middelen die vereist zijn voor het verder volgen van onderwijs, zoals computer, internetverbinding, stijgende kost van studiemateriaal en beschikbare studieruimte nieuwe bijkomende obstakels om bij te blijven in het leer- en ontwikkelingsgebeuren. Terecht krijgt dit ten volle aandacht in de media en komen de hele rij armoededeskundigen verklaren dat de overheid moet bijspringen in de financiële situatie van de gezinnen.
Tegen de mainstream in, zeg ik dat dit geen verbetering biedt voor de kansarmoede van de kinderen. Het plan Homans, het plan Demir heeft geen enkel soelaas geboden. De middelen moeten veel selectiever en gerichter gebruikt worden. De 'marginale' verbetering van de materiële situatie leidt niet automatisch tot vermindering van de 'kansarmoede' van de kinderen
'Wie de kinderen redt, investeert in de toekomst'
Men dient de middelen die nodig zijn, rechtstreeks ter beschikking te stellen.(niet uit te strooien) Er is nood aan een ' kinderfonds voor gelijke kansen'. Het fonds moet gespijsd worden door de overheid en kan openstaan voor privéfinanciering. Wij hoeven daarvoor geen nieuwe organisaties, raden of commissies op te richten. De structuur bestaat. Elke school is verbonden aan een Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Die begeleiden leerlingen gedurende hun hele schoolcarrière op medisch, sociaal en psychologisch vlak. Zij beschikken echter niet over de budgetten om 'kinderen in armoede' materieel bij te staan.
CLB's moeten een centrale rol spelen in het opsporen van de gedepriveerde jongeren en moeten een traject opstellen. Met de ouders of jeugdrechter moet een contract afgesloten worden. De middelen die nodig zijn, worden door het CLB in afspraak met de school bepaald en aan de leerling ter beschikking gesteld, en het CLB wordt terugbetaald door het Fonds. CLB's moeten een opvolgingstraject opstellen voor alle gedepriveerde jongeren in assistentie en hen blijvend begeleiden. De bevoegheid van het CLB in het traject beperkt zich niet tot studiemateriaal maar kan,waar nodig, de hele begeleiding omvatten. (voeding, kledij, medische zorg, hygiëne, psychologische begeleiding). Geregeld dient een inkomenstoets te gebeuren. CLB's dienen hun vraag aan het Fonds te verantwoorden.
Inspirerend is het werk en de resultaten van de 'Stichting Pelicano' die met een langlopende ondersteuning, in alle aspecten, de studieloopbaan van kinderen in armoede begeleidt. De uitstekende resultaten van deze filantropische organsiatie zouden de overheid moeten aanmoedigen zelf haar verantwoordelijkheid op te nemen. 420.000 kinderen in kansarmoede is ronduit beschamend. Wij hebben geen talent te verliezen. Inzetten op het talent van deze kinderen is geen uitgave maar een productieve investering. Over tien jaar kunnen wij de vruchten plukken op sociaal, justitieel en economisch vlak.
Wij moeten als liberalen inzetten op emancipatie, de volledige ontwikkeling van de jongeren, zonder materiële belemmeringen. Pas dan zal de jongvolwassene een constructieve burger kunnen zijn diezijn vrijheid ten volle en op actieve wijze kan beleven.
Tevens is dit een liberaal pleidooi tegen subsidieregen en ongecontroleerde uitgaven. Het Fonds moet de nodige voorzichtigheid en selectiviteit aan de dag leggen om te vermijden dat de hulp te breed gespreid wordt . (Mattheuseffect).
Wie geen hoop geeft aan de jongeren, verdient geen toekomst.
Roland Dauwe
Ere- hoofddocent gespecialiseerd in jeugdbescherming en -armoede