Meesters van het wantrouwen - François Levrau
Heeft onze samenleving een probleem met vertrouwen? Marx, Nietzsche en Freud worden vaak in één adem genoemd en daarbij als de ‘meesters van het wantrouwen’ geduid. Deze ‘maîtres du soupçon’, om met Paul Ricoeur te spreken, hebben elk op hun manier getoond waarom de mens een stuk minder autonoom, vrij en rationeel is dan werd aangenomen. De stelling van Marx is dat het denken van de mens vooral wordt bepaald door zijn economische toestand. Nietzsche had het over een kracht die zich in ons bestaan als een wil tot macht etaleert. Freud illustreerde dat de mens ‘geen meester in eigen huis’ is voor zover hij voortdurend door onbewuste driften wordt op sleeptouw genomen. Freud, de vader van de psychoanalyse, hield er steeds rekening mee dat zijn patiënten hem niet de waarheid vertelden. Niet dat hij hen ervan verdacht doelbewust te liegen, maar hij meende dat ze zichzelf bedrogen. Die patiënten meenden het goed – ze handelden en spraken ter goeder trouw – maar het vergde een doorgedreven arbeid (zowel van de analysant als van de analyticus) om de onbewuste waarheid die men liever niet wil weten aan het licht te brengen. Freud was in die zin ‘kritisch’ voor zover hij van het vertrouwen in de ander vertrok, maar er wel voortdurend rekening mee hield dat er iets ‘niet werd gezegd’ (en slechts in die mate was hij wantrouwig). Die Freudiaanse basishouding lijkt thans funest. Eerder dan van ‘vertrouwen’ te vertrekken, kan men er allicht beter rekening mee houden dat men voortdurend (en eerder doelbewust) wordt misleid. Wie niet op zijn qui-vive is, die heeft zich, voor hij het goed en wel beseft, laten beetnemen.
Uit het leven gegrepen…
Uit het leven gegrepen: je koopt een paar balpennen en merkt alreeds bij het eerste gebruik dat ze niet schrijven. Je denkt: ach, het is maar een balpen, maar de vraag is natuurlijk hoe vaak je iets kan en mag trivialiseren alvorens cynisme een basishouding wordt. Laatst bleek uit grootschalig Europees onderzoek dat liefst twee derde van de consumentenproducten die op vijf online verkoopplatformen (zoals AliExpress, eBay en Amazon) werden gekocht niet aan de Europese veiligheidsnormen voldoen. https://www.knack.be/nieuws/belgie/test-aankoop-meeste-producten-van-aliexpress-en-amazon-voldoen-niet-aan-veiligheidsnormen/article-news-1568511.html De kwaliteit bleek ondermaats, de informatie op de verpakking liet te wensen over en, als klap op de vuurpijl (die wellicht niet eens zou werken), zouden sommige producten zoals rookmelders niet doen waarvoor ze zijn gemaakt en dus aangekocht. Dat is frustrerend (het is weggesmeten geld), maar het is tegelijk illustratief voor een groter probleem: de producten die je koopt, de diensten die worden verleend, het beleid dat wordt gevoerd, de woorden die tot je worden gesproken, de beelden die je waarneemt en de informatie die je wordt geboden kan en mag men niet zomaar voor goed of waar aannemen.
Media
Ook ten opzichte van de informatie en de beelden waarmee je wordt geconfronteerd is men best voortdurend ‘kritisch’ en wapent men zich best met het nodige wantrouwen. Vier illustraties.
Ten eerste, wat opvalt is de stortvloed van dagelijkse (nogal selectieve) nieuwsberichten en de mate waarin mensen thans ook zelf (ad libitum) hun nieuws op diverse fora bij elkaar kunnen sprokkelen. Door die veelheid aan duiding en informatie (vaak weinig anders dan infotainment) en door de individualisering dreigt het diepe en collectieve inzicht te verdwijnen. Een verlies van dergelijk inzicht gaat ongetwijfeld samen met het lossen van de greep op de geschiedenis en, in diezelfde beweging, op de toekomst. Wat valt er immers te leren als iedereen er uiteindelijk het zijne van denkt en de ijkpunten niet altijd als (historische) ijkpunten worden erkend? Als iedereen zijn mening tot waarheid mag verheffen, dan is de waarheid tegelijk in duizend leugens uiteen gevallen. Cynisme en wantrouwen troef: jij denkt en zegt ‘x’, maar ik weet ‘y’.
Ten tweede lijkt de berichtgeving nogal sterk onderhevig aan sensatiezucht en dus gedreven door vele al te gemakkelijke prikkels. Bericht men immers niet vooral over wat ‘hot’ en ‘trendy’ is en is dat (helaas!) niet ook het geval wanneer het drama’s betreft? Die tragiek van de selectieve sensatie vatte Philippe Sollers nogal cynisch als volgt samen: “Vous êtes Ethiopien. Désolé, cette semaine on fait les Kurdes.” Als gemak, spektakel en kwantiteit de mediawetten dicteren, dan is dat iets dat wis en zeker als een verlies moet worden geduid. “Al het waardevolle is even moeilijk als zeldzaam.”, wist Spinoza. Als het soortelijk gewicht van informatie wordt bepaald door de mate waarin het de hang naar sensatie bevredigt en als alleen sensationeel nieuws waarlijk binnenstroomt, dan leidt dat tot groteske nivellering waarbij men in een vingerknip overgaat van de oorlog in Syrië naar de geboorte van een olifantje in de Zoo. De sprong is gigantisch, maar vanuit het oogpunt van de sensatie is het begrijpelijk. Waarom en waarvoor men emotioneel hoort te zijn wordt door de media bepaald. Dat Kai-Mook, dat gemediatiseerde olifantje onderwijl zelf een aantal kalfjes heeft, kreeg nauwelijks aandacht. Joost mag weten waarom. Vertrouw derhalve niet zomaar je eigen emotie; ze wordt minstens ten dele gecreëerd en zelfs gemanipuleerd. In psychologisch termen uitgedrukt: het menselijk individu zit zo in elkaar dat emoties zoals angst en genot voortdurend (meestal sluimerend) op zoek zijn naar datgene wat hen kan ontketenen. De emotie gaat met andere woorden vaak paradoxaal aan datgene wat haar triggert vooraf, zoals iemand zich bijvoorbeeld schuldig kan voelen nog voor hij (of zelfs zonder dat hij) een misdaad heeft begaan (cf. Kafka). De mediatieke buitenwereld maakt gretig van die menselijk-al-te-menselijke neiging gebruik door het individu voortdurend redenen te geven om zich ‘angstig’ dan wel ‘vrolijk’ te voelen.
Ten derde, zijn we thans ook vertrouwd geraakt met fenomenen als ‘clickbait’, ‘photoshop’, ‘fake news’ en ‘alternatieve waarheden’ waardoor datgene wordt bevestigd wat Jean Baudrillard al schreef, namelijk dat de waarheid en de realiteit allengs achter een sliert van gemanipuleerde beelden verdwijnen. Mark Twain vatte dit nogal cynisch als volgt samen: “Wie geen krant leest, wordt niet geïnformeerd. Wie wél de krant leest wordt gedesinformeerd.”
Ten vierde, de mate waarin de berichtgeving haar stempel doordrukt, komt ook tot uiting in het principe van ‘dood per kilometer’ waarbij de dood van iemand dichtbij bijzondere aandacht krijgt, terwijl de vele doden aan de andere kant van de wereld minder aandacht krijgen. Met een recent voorbeeld: het coronavirus heeft in een tweetal maanden wereldwijd geleid tot duizenden doden. Dit virus zorgde snel voor een ‘massapsychose’: de beurzen kleuren rood, evenementen worden geannuleerd, het toerisme ziet af, en de media lijkt enkel nog voor dit item aandacht te hebben. Opvallend daarbij is – spijts de pleidooien voor mondiale verbondenheid – dat in de media vooral het nationale referentiekader primeert. We betreuren de Chinese, Italiaanse en Spaanse doden wel, maar ‘onze’ mensen lijken twee keer te sterven: eerst biologisch en daarna sterven ze uitgebreid in de media ook nog eens een symbolische dood. Dat is wel te begrijpen, maar het effect is duidelijk: de dood markeert een empathiegrens waarover blijkbaar ook de media niet gaat. Ondertussen blijven natuurlijk hier en elders ook nog steeds elke dag duizenden mensen van de honger sterven. Ik zeg niet dat de aandacht voor corona ongepast is (uiteraard niet!) en ik weet ook wel dat armoede niet zomaar met corona kan worden vergeleken. Het punt hier is alleen dat honger iets is wat het rijke Westen minder treft, waardoor er eigenlijk nauwelijks wordt over bericht en het ook niet tot een vergelijkbare ‘noodtoestand’ leidt.
Wantrouwen leidt tot veralgemeend cynisme
Wat lijkt te zijn verdwenen is het evidente en veralgemeende vertrouwen. Niet dat het persé vroeger beter was, maar de ‘technische vooruitgang’ waarover zo vaak de lof wordt gezongen, is wellicht niet samengegaan met een vergelijkbare morele vooruitgang waarbij we elkaar nu vanzelfsprekend kunnen en mogen vertrouwen. Dit verlies aan vertrouwen gaat ongetwijfeld samen met het feit dat de mens als een collectief wezen is weggedeemsterd en het individu steeds meer en meer op de voorgrond is getreden. Het eigen ego is omzeggens de kern waarrond het bestaan cirkelt. Er is weinig binding. Dat leidt tot nog meer wantrouwen, cynisme, egoïsme, agressiviteit en hufterig gedrag. Van iemand die men wantrouwt, verdraagt men bovendien ook niks meer. Dat leidt tot een negatieve spiraal. “Haat is een deugd”, zo schreef Gustave Flaubert in één van zijn vele brieven.
Die spiraal leidt tot een ingeslepen gedrags- en gedachtenpatroon en dus tot een bepaalde manier van in-de-wereld staan: ga op zoek naar iemands achterliggende motieven en belangen; wees achterdochtig en ga dus uit van het feit dat iedereen vooral zijn eigen belangen behartigt; vertrouw niemand en verwerp de idee dat iemand iets ‘zomaar’ doet of zegt; wees diegene die illusies ontmaskert en zoek uit hoe de ander jou kwaadwillig behandelt; wees geen dwaallicht en kom de list van de ander op het spoor; verzet je tegen goedgelovigheid en wees op het ergste bereid. In een cultuur waar men bij alles en iedereen steeds duistere motieven moet bevroeden, is het natuurlijk erg lastig om werkelijk en cohesief samen te leven. Alles en iedereen wordt opgezadeld met een verborgen agenda: politici zijn zakkenvullers, moslims zijn terroristen, mannen zijn seksuele roofdieren, bankiers zijn dieven, winkeliers verkopen producten van bedenkelijke kwaliteit (producten gemaakt om snel stuk te gaan), verkopers zijn er op uit snel winst te maken en vakmannen beschouwen de geleverde arbeid niet meer als een vorm van kunst omdat ze er al te vaak toe worden gedreven hun werk als een job te beschouwen en niet als een beroep waarvan een zekere roeping uitgaat en die noopt tot begeestering en eer.
Wie inbrengt dat de bakker toch nog steeds brood bakt, dat je nog altijd met het volste vertrouwen het vliegtuig kunt nemen en dat we niet leven in de natuurtoestand waarover Thomas Hobbes schreef dat “de mens er een wolf voor de ander is” heeft een punt – het kan altijd nog erger! Echter, de mate waarin onze tijd en cultuur ‘eigenbelang’, ‘assertiviteit’ en ‘egoïsme’ hoog in het vaandel dragen, maakt het niet bepaald makkelijk om de ‘wolf’ volledig te muilkorven. Wat dat betreft is de coronacrisis interessant: zal de opgeroepen solidariteit blijvend zijn, of zal de cultuur van het ego en het bijhorende wantrouwen het terug overnemen?
Naar een kritische beleefdheidscultuur?
De vraag van één miljoen is hoe men op permanente wijze uit die spiraal geraakt. Hoe kunnen we terug naar Freuds hermeneutiek en dus gewoon kritisch zijn zonder daarbij de ander ervan te verdenken kwaadwillig iets te verbergen? In abstracte termen uitgedrukt gaat het volgens mij om het herwaarderen van een aantal principes en waarden: traagheid, afstand, kwaliteit, empathie, beleefdheid en eer. Dat is een collectieve zaak, maar ik zie toch een bevoorrechte taak weggelegd voor de politiek en het onderwijs.
Politici hebben een voorbeeldrol in de vormgeving van wat een kritische beleefdheidsethos zou kunnen worden genoemd. De politiek maakt vandaag alvast geen goede beurt en draagt duidelijk bij aan het veralgemeende wantrouwen. Is de politiek immers niet in toenemende mate verworden tot een nogal bedroevend publiek schouwspel van schimmen en is uitgekiend beleid niet simpelweg vervangen door een reeks hic et nunc ingrepen waarvan men nogal opportunistisch hoopt dat die enigerlei voordeel zullen opleveren voor de volgende verkiezing? “Waarheidsliefde en politiek wonen zelden onder één dak”, om Stefan Zweig te citeren. Ook in deze coronatijden scoort de politiek niet over de ganse lijn hoge punten. “A la guerre comme à la guerre…"
In het onderwijs kunnen leerlingen binnen een veilige context die kritische beleefdheid situeren, ervaren en ernaar handelen. David Kerr zegt dat mooi: “Education about citizenship, through citizenship and for citizenship.” De hoop is dat de leerlingen zich het kritische beleefdheidsethos als een gewoonte zullen eigen maken, maar dat kan enkel als iedereen aan die ethos bijdraagt – de familie, de lokale buurt, de media, de religieuze gemeenschap en de brede politieke en maatschappelijke cultuur. Veel werk en niet makkelijk, inderdaad…
François Levrau is Doctor in de Sociale Wetenschappen en verbonden aan de UAntwerpen.