Bewogen Burgers. Negentiende-eeuwse liberalen en de sociale kwestie in België - Carmen Van Praet
In deze commerciële versie van haar doctoraat bespreekt Carmen Van Praet de ‘bewogen burgers van de 19e eeuw’. Met bewogen burgers verwijst de auteur naar Belgische theoretici en sociaal ingestelde ondernemers die stelselmatige oplossingen bedachten om het lot van de armen (en hun arbeiders) te verbeteren – inclusief de buitenlandse invloeden (zoals het private huisvestingsproject ‘Mulhouse’ van de SIM – hoofdstuk 4).
Het onderzoek van Carmen Van Praet is uiterst belangrijk en sluit perfect aan bij de wens die Wim Lemmens in zijn paper van 2011 uitschreef:
“De ideologie (liberalisme) krijgt relatief weinig aandacht en voor het politieke leven van negentiende-eeuwse liberale prominenten dienen we vooralsnog te steunen op reeds verouderde literatuur.” [1]
Met dit boek levert Van Praet een waar huzarenwerkje af dat binnen Lemmens’ wens past.
19e eeuwse Belgische ondernemers
Hoewel het onderzoek naar de sociale bewogenheid van 19e eeuwse ondernemers in België een flinke opmars kent,[2] is het werk van Van Praet een flinke aanvulling op de bestaande literatuur. En zeker de liberale literatuur. Ze slaagt erin om – net zoals Frank Heinen - een resem ‘vergeten’ liberalen terug op de liberale kaart te zetten zoals:
Gustave Rolin-Jaequemyns: fungeert als een rode draad doorheen dit werk. Rolin-Jaequemyns was belangrijk in het Europese debat omtrent hygiëne en anti-alcoholisme. Hij was verantwoordelijk voor een aantal congressen in België omtrent hygiëne. Zijn acties leidden tot betere bewustwording van het hygiënische vraagstuk bij ondernemers.
·Louis-Alexandre Saint-Paul de Sinçay: Eén van de ondernemers die zich in de negentiende eeuw inzette om het lot van zijn arbeiders te verbeteren. Als directeur van La Vieille Montagne was hij verantwoordelijk voor de oprichting van een resem spaar- en hulpkassen die “internationale aanzien” genoot (dixit Van Praet, p. 136).
Maar methodologisch is er – volgens mij – een probleem; als parameter voor het predicaat ‘liberaal bewogen burger’, selecteert Carmen Van Praet ‘personen die een duidelijke link hadden met de Liberale Partij’.[3] Dit heeft – paradoxaal genoeg – twee problemen; allereerst worden sommige liberalen over het hoofd gezien. En dat terwijl anderen ‘proto-socialisten’ – onterecht – het predicaat liberaal opgespeld krijgen.
‘Vergeten liberalen’
Sommige Belgische liberale economen – navolgers van de Parijse School – ondernamen ook sociale acties om het lot te verbeteren van de achtergestelde bevolking – en dat zowel theoretisch als praktisch. Ik denk bijvoorbeeld aan de Luikse econoom ultra-libéraux Gustave de Molinari – die al in 1846 opperde voor een Bourse de travail waarop arbeiders en ondernemers elkaar konden terugvinden (denk aan een 19e eeuwse versie van Indeed of Monster.com). Na een mislukte doch verdienstelijk poging in Brussel rond 1850 werden deze Bourses de Travail werkelijkheid in het Frankrijk van de 1890s.[4] De Molinari was nochtans niet verbonden met de Liberale Partij – hij werd verstoten door de Liberale Partij in 1859 ten monde van Charles Potvin.[5] En daardoor werd hij – onterecht – over het hoofd gezien. Dat is vreemd – want sommige bewogen personen die ook geen lid van een Liberale Partij waren (denk maar aan Edward Douwes Dekker) komt wél aan bod in de epiloog.
‘Proto-socialisten’
De ‘Liberale partij’ was in het midden van de 19e eeuw nogal vaag. Denke hierbij aan het onderzoek van Murray Rothbard[6] over ‘left en right. Liberaal en left was iedereen die zich keerde tegen het conservatieve – katholieke? – front. Rothbard verwijst graag naar het voorbeeld van vrijhandelseconoom Frédéric Bastiat en mutualistisch socialist PJ Proudhon die in dezelfde partij zetelden – links van de katholieken. Daardoor worden in het onderzoek van Carmen Van Praet ook mensen die volgens – teleologische – standaarden onder het predicaat communist of socialist terechtkomen – als daar zijn Charles Potvin – die de theorieën van zowel PJ Proudhon als utopisch socialist Louis Blanc[7] genegen is.
Conclusie
Ook al vallen een aantal belangrijke Belgische liberale figuren buiten het methodologisch kader van Carmen Van Praet. Denk maar aan de reeds vermelde Gustave de Molinari of Adolphe Le Hardy de Beaulieu. Verder passeert sociaal hervormer par excellence – Comte Giovanni Arrivabene maar één keer (!) de revue.
Ook al trapt Van Praet soms in de niet-revisionistische val en beeldt ze liberalen af als Max Stirneriaanse individualisten. Zoals op pagina 123: “De liberalen hamerden op een individueel verantwoordelijkheidsgevoel. In hun visie was armoede een individueel probleem en was het de schuld van de arbeider die te lui was of niet genoeg wilskracht toonde om zijn persoonlijke situatie te verbeteren.”
Toch bevat haar monografie een schat aan interessante ‘vergeten’ figuren. Dit onderzoek vult een belangrijke leemte op in de geschiedenis van het liberale denken en ondernemerschap in België. Dit boek moet gelezen én herlezen worden door eenieder met een interesse in de liberale ideologie en zal ook een centrale rol in mijn onderzoek spelen.
Recensie door Dries Van Thielen
Dries Van Thielen (°1992) is schrijver en historicus. Momenteel voert hij onderzoek naar het leven, werk en netwerk van Gustave de Molinari. In 2019 verscheen zijn vertaling van Gustave de Molinaris magnum opus De la production de la securité (1849) bij Liberas/Liberaal Archief (ingeleid door Dries Van Thielen, Joeri Vandendriessche en prof. Doc. Marc Cools).
Beperkte bibliografie
DE SPIEGELEER, Christoph, EEN BLAUWE PROGRESSIST: Charles Potvin (1818-1902) en het liberaal-sociale denken van zijn generatie, Gent/Brussel, Liberaal Archief, 2011.
GALLOIS, Nicolas, “Pour la liberté du travail : retour sur les origines des Bourses du travail”, Cahiers d’Histoire, 116/117, 2011, 27-42.
LEMMENS, Wim, “Het ontluikend liberalisme: Franse migranten, hun netwerken en journalistieke activiteiten in de Zuidelijke Nederalden (1815-1820)”, Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 89, 2011, 1165-1191.
ROTHBARD, Murray, “Left and Right: The Prospects for Liberty”, Left and Right, 1, 1979.
VAN THIELEN, “Gustave de Molinari et la tentation de la politique”, Laissons Faire, 2018, 28-31.
[1] LEMMENS, Wim, “Het ontluikend liberalisme: Franse migranten, hun netwerken en journalistieke activiteiten in de Zuidelijke Nederalden (1815-1820)”, Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 89, 2011, 1165.
[2] Denk bijvoorbeeld aan het uitstekend werk van Hilde Greefs en Greta Devos over Duitse en Antwerpse ondernemers in de late 18e – lange 19e eeuw die private scholen (Deutsche Schule) en private kassen steunden. G. Devos en H. Greefs, ‘The German presence in the Nineteenth Century’, in: P. Marschalck (ed.), Europa als Wanderungsziel. Ansiedlung und Integration von Deutschen im 19. Jahrhundert, Institut für Migrationsforschung und Interkulturelle Studien. Beiträge, 14 (Osnabrück 2000) 105-128.
[3] VAN PRAET, Carmen, Negentiende-eeuwse liberalen en de sociale kwestie in België (1846-1886), Gent, Liberas, 2019, p. 17.
[4] GALLOIS, Nicolas, “Pour la liberté du travail : retour sur les origines des Bourses du travail”, Cahiers d’Histoire, 116/117, 2011, 27-42.
[5] VAN THIELEN, “Gustave de Molinari et la tentation de la politique”, Laissons Faire, 2018, 28-31.
[6] ROTHBARD, Murray, “Left and Right: The Prospects for Liberty”, Left and Right, 1, 1979, 12.
[7] Zie het uitstekende basiswerk van Christophe De Spiegeleer over het leven en werk van Charles Potvin: DE SPIEGELEER, Christoph, EEN BLAUWE PROGRESSIST: Charles Potvin (1818-1902) en het liberaal-sociale denken van zijn generatie, Gent/Brussel, Liberaal Archief, 2011.
DE MOLINARI, Gustave (vertaling Dries Van Thielen), Over de productie van veiligheid,Gent, Liberas/Liberaal Archief, 2019 (1849), 13.