Niemand wil ze hebben - Linda Polman
Het Europees vluchtelingenbeleid verdient geen schoonheidsprijs, dat is bekend. Toch is het schrikken als je Niemand wil ze hebben van onderzoeksjournalist Linda Polman leest. De auteur zet vanaf de eerste zin van het Voorwoord de toon. Die is compromisloos kritisch, op het bijtende, ja, soms honende af. Ze begint met een onverwachte wake-up call.
In de zomer van 1938 werd in het Franse Evian de allereerste internationale conferentie over vluchtelingen georganiseerd naar aanleiding van de Jodenvervolging in Duitsland. Het resultaat was bijzonder mager. Het regende argumenten om vluchtende Joden vooral geen asiel of tijdelijke verblijfplaats te geven: ze zouden de nationale cohesie bedreigen, ze hebben andere normen en waarden, ze pikken vast de banen van autochtonen in, er zouden criminelen tussen lopen die de veiligheid van het gastland in gevaar kunnen brengen, ze zouden de welvaart ondermijnen en als je één vluchteling opneemt, volgen er door de aanzuigende werking vele miljoenen. Waar hebben we die redenaties nog gehoord?
Ik betwijfel of de parallel met vandaag helemaal opgaat, maar Polmans vergelijking met de jaren dertig is alvast een harde binnenkomer. Na de oorlog klonk het: ‘Nooit meer.’ Het leidde tot de aanstelling van een UN High Commissioner for Refugees (UNHRC) in 1950 en tot het VN-vluchtelingenverdrag in 1951. Er werd geschat dat men in drie jaar tijd het naoorlogse vluchtelingenprobleem kon klaren. Het is allemaal even anders gelopen en van dat ‘nooit meer’ is weinig terechtgekomen, mede door de structurele zwakte van de UNHCR. Deze organisatie is financieel afhankelijk van (vooral westerse) donorlanden die zelf in het VN-vluchtelingenverdrag bepalen wat ze geregeld willen zien. Het komt erop neer dat de donorlanden de vluchtelingenorganisatie onderfinancieren en die hoofdzakelijk inzetten voor hun eigen containmentpolitiek.
Die situatie geldt tot vandaag. ‘Meebuigen met elke nieuwe wind in het Europese vluchtelingenbeleid is voor de UNHRC de enige manier om donorregeringen te vriend te houden en als organisatie financieel te overleven,’ schrijft Polman. Ze somt in haar boek rücksichtslos op wat daarbij allemaal misloopt en dat is niet min. Ik geef maar een paar recente voorbeelden. Terwijl Omar al Bashir, de despoot van Soedan, door het Internationaal Strafhof in De Haag is aangeklaagd voor oorlogsmisdaden, bakt de EU financieel zoete broodjes met hem, als hij er maar voor zorgt dat er geen vluchtelingen naar het Europese vasteland komen, vluchtelingen die juist op de loop zijn voor diens moorddadig en oorlogszuchtig bewind. Ook Libische krijgsheren, die in wreedheid niet onderdoen voor Bashir, worden door Europa gespekt, op voorwaarde dat ze de migratiestroom blijven indammen. Ook met andere Afrikaanse tirannen maakt de EU afspraken om in ruil voor geld, militaire samenwerking, investeringen, handel en expertise vluchtelingen tegen te houden. Een en ander gaat vaak gepaard met politieke koehandel. Marokko eiste erkenning van de Westelijke Sahara als Marokkaans grondgebied door de EU en toen dat in 2012 gebeurde, begon het land meteen groenten en fruit uit die regio naar Europa te exporteren. Toen het Europees Hof dit verbood, omdat de bezetting van de Westelijke Sahara door Marokko illegaal was, werden er sluipwegen gezocht om én de handel én het tegenhouden van vluchtelingen doorgang te laten vinden. Ook Erdogan was niet vies van intimidaties als het om de Turkije-deal ging.
De gevolgen van deze dubieuze afspraken zijn intriest: in dertig à veertig landen ter wereld bevinden zich tientallen kampen in jungles, woestijnen en moerassen. In sommige kampen, bijvoorbeeld in die van Libië, worden vluchtelingen gemarteld, verkracht en zelfs vermoord. Opvang in deze landen betekent altijd opvang in onmenselijke detentiecentra. Polman noemt ze ‘verdwijngaten’ en ‘opbergplekken’, plaatsen waar mensen ophouden mens te zijn. Volgens Polman is een gemiddeld verblijf in zo’n opvangkamp inmiddels al tot zeventien jaar opgelopen. Het moge duidelijk zijn, de auteur gelooft niet in de alom toegejuichte opvang in de regio, tenminste niet zolang daar massaal mensenrechten worden geschonden.
Vaak was de opname van vluchtelingen, zeker tijdens de Koude Oorlog, hypocriet want puur politiek geïnspireerd. Vluchtelingen uit communistische landen werden maar wat graag verwelkomd. Cubanen bijvoorbeeld werden in Amerika als anticommunistische helden ontvangen, Haïtianen die het wrede regime van Papa Doc Duvalier ontvluchtten, werden daarentegen onverbiddelijk terug naar hun land gestuurd. Met alle gevolgen van dien. Tot vandaag de dag stoelt het Europese vluchtelingenbeleid op twee pijlers: inkapseling in kampen of repatriëring. Je haren rijzen ten berge bij Polmans analyse van de deals met Ethiopië, Marokko, Libië en Turkije of bij de huidige inhumane situatie van vluchtelingen op Lesbos. Dat laatste heeft onder meer te maken met de Dublin-conventie uit 1997. Die bepaalt dat vluchtelingen in het eerste EU-land van aankomst asiel moeten aanvragen. Als ze dat niet doen, mag elk land ze terug naar het eerste land sturen, dat is meestal Italië of Griekenland, zodat deze landen telkens met onoverkomelijke problemen worden opgezadeld. ‘Dat is dan gewoon pech voor hun’, zei de Nederlandse premier Rutte ooit op tv. Hij is zeker niet de enige machtspoliticus die zo denkt.
Niemand wil ze hebben is een ongenadig requisitoir dat op een prettige - nou ja - leesbare manier inzicht verschaft in wat er vanuit humaan perspectief allemaal misloopt bij het vluchtelingenvraagstuk. Wat dat betreft is het boek een eyeopener. Maar het blijft gissen hoe het anders zou kunnen. Polman is zo gefixeerd op de negatieve kanten ervan dat ze niet één enkele oplossing suggereert, tenzij een eerlijke spreiding van vluchtelingen over de hele EU, maar vele landen, denk aan Hongarije en Polen, willen daar niet eens over spreken en ook Nederland en België happen maar met mondjesmaat toe. Bovendien heeft de auteur weinig oog voor wat migratie in Europa al veroorzaakt heeft: de ellende van een mogelijke Brexit, de opkomst van extreemrechtse populistische partijen én de verrechtsing van de middenpartijen, de totale verschrompeling van de sociaaldemocratie in vele landen, toenemend racisme en antisemitisme, import van misdaden tegen de menselijkheid (vrouwenbesnijdenis, kindhuwelijken, eremoorden…), islamisme en salafisme, politieke en maatschappelijke polarisering, toenemend EU-scepsis en groeiende sociale apartheid in gettovorming (ook in het onderwijs). Polman mag het morele gelijk aan haar kant hebben, - journalisten hebben dat wel vaker – maar zonder draagvlak lijkt me een vriendelijker asielbeleid onmogelijk. Het boek had aan kracht gewonnen als de auteur het had aangedurfd om haar terechte kritiek in te passen in de volledige complexiteit van het vluchtelingenvraagstuk.
Linda Polman, Niemand wil ze hebben. Europa en zijn vluchtelingen, Uitgeverij Jurgen Maas, 2019
Recensie door Leo De Haes