Postmodernisme en de Liberale Democratie - Mats Cuvelier

Postmodernisme en de Liberale Democratie - Mats Cuvelier

Het voorbije jaar werden kleurrijke debatten gevoerd rond de oorzaken van de huidige politieke malaise. De verkiezing van Trump als 45ste president van de Verenigde Staten bracht deze discussie naar de populaire pers. Een terugkerend thema is de invloed van postmodernisme op de nieuwe post-truth stijl van het politieke debat. Ook in de Vlaamse pers waren de postmodernisten het onderwerp van kritiek en repliek. Kan men een lijn trekken van deze groep intellectuelen uit de vorige eeuw naar Trump, Farage en Le Pen? of is dat relatief? of is alles relatief?

In 2016 werd Margarita Simonyan, redacteur bij het Russisch staatskanaal RT, geinterviewd door de Financial Times. Haar zender werd gekarakteriseerd als een vernuft staaltje 21ste-eeuwse propaganda, een mengelmoes van oprecht kritische journalistiek en regelrecht fabricage – en dat alles onder commando van het Kremlin. Simonyan, die in 2014 een medaille voor ‘objectiviteit’ kreeg van President Poetin, sloeg de beschuldigingen ter zijde en wees erop dat “RT veel minder kritisch is t.a.v. westers beleid dan dat westerse media kritisch zijn t.a.v. Rusland. Wanneer was de laatste keer dat u iets goed zag over Rusland?” Voor Simonyan is informatie inherent politiek en neemt de balans tussen verschillende versies van de feiten precedent boven de zoektocht naar de juiste. Dit relativisme vind men vandaag overal terug: in facebookcommentaren, krantencolumns en vanuit de politieke flanken. Of de VS nu een even grote ‘killer’ is als Poetin of onze samenleving niet superieur is aan een shariastaat. Whataboutisme, “fake news” en obscurantisme zijn bon ton. Zitten een paar obscure Franse intellectuelen uit de vorige eeuw hierachter? Vormen hun denkbeelden een manifest voor de aanval op onze liberale democratie en is het toeval dat de redacteur van een Russisch staatskanaal hun ideeën lijkt te onderschrijven?  

Postmodernisme quid?

Om die vragen te beantwoorden dienen we de essentie van het filosofisch postmodernisme te situeren. De school ontleent zijn naam aan het boek La Condition Postmoderne (1979) van François Lyotard en kenmerkt zich door een afkeer aan meta-narratieven, de absoluutheid van de ‘rede’ zoals opgevat door de verlichtingsfilosofen, de zekerheid van de wetenschap en waarheid. Bekende auteurs die tot het postmoderne kamp worden gerekend zijn Michel Foucault, Jacques Derrida, Jacques Lacan, François Lyotard & Jean Baudrillard. Een groot deel van de postmoderne canon spitst zich toe op taal, en de theorieën die uit het postmodernisme voortsproten hebben een grote invloed uitgeoefend op het vakgebied van de literaire kritiek. Laat ons kort een paar belangrijke ideeën afzonderlijk uitlichten.

Deconstructie is volgens Jacques Derrida (1930-2004) geen methode, kritiek, noch analyse. Het is een manier om teksten en problemen te lezen met een oog voor tegengestelde concepten en opvattingen om en zo de tekortkomingen van betekenis zelf bloot te leggen. Derrida hing het idee aan dat taal als een systeem van tekens en woorden enkel betekenis ontleent aan het contrast tussen die tekens. Een concept of idee kan dus geen betekenis krijgen zonder tegengestelde concepten en een zal volgens Derrida steeds overheersen of geprivilegieerd zijn (man/vrouw, kapitalisme/socialisme,..). Betekenis en waarheid kunnen door deze samenhang nooit definitief worden vastgesteld maar worden net ontleend aan het verschil of de relatie (“différance”) tussen twee concepten. De resulterende staat van onzekerheid of “aporia” waarin de waarnemer verkeert is geen dan een deugd, een erkenning van de naïviteit van het geloof in zekerheden en objectieve betekenis. Derrida stond zeer vijandelijk tegen het “logocentrisme”, een term die hij gaf aan het vertrouwen in de rede en logica om betekenis over te brengen.

Het bekendste werk van Michel Foucault (1926-1984) spitst zich dan weer toe op kennis, macht en instituties. Foucault leverde naar eigen zeggen een historische kritiek van de moderniteit en was niet schuw van politiek engagement, steeds op de linkerzijde (hoewel hij in zijn laatste levensjaren een curieuze sympathie voor het economisch liberale gedachtengoed ontwikkelde). Foucault’s werk licht vaak een historische evolutie uit die dan wordt geïnterpreteerd om een filosofisch punt te maken. In Histoire de la folie à l’age classique (1961) beschrijft Foucault de onderwerping van krankzinnigheid aan de rede, door de geïnstitutionaliseerde en medische opsluiting van de eersten met de hulp van de moderne psychiatrie. Die onderwerping van de krankzinnigheid aan de rede en de tegenstelling tussen deze concepten kondigt volgens Foucault de geboorte van kennis en macht aan.

Deze hypothese trekt hij uiteindelijk breder in later werken zoals Surveillir et Punir (1975) om te stellen dat kennis steeds een onderwerping veronderstelt van het studieobject, of het nu om seksualiteit, een vreemde cultuur of de krankzinnige gaat. In dit laatste boek introduceert Foucault ook het concept van het waarheidsregime: elke samenleving heeft een manier voor het vaststellen van waarheid, een manier van disciplinering voor afwijkingen op die waarheid en een geheel aan aanvaarde kennis. Kennis en waarheid zijn dus te herleiden tot een product van sociale structuren. Foucault’s rode draad is de onderwerping van het ‘deviante’ aan gevestigde structuren, opvattingen en instituties die hun kennis, waarheid en legitimiteit halen uit de onderwerping van het niet-conformerende. Dit maakt zijn werk zeer subversief en open tot politieke instrumentalisering.

Postmodernisme als een intellectuele houding legt zich toe op het aanvallen van zekerheid en autoriteit, in de wetenschappen, literatuur en filosofie. Deze waarheden vormen immers de instrumenten waarmee de macht van de overheid en de markt wordt verzekerd. De achtergrond van het postmodernisme, de protestbeweging tegen de waanzinnige Vietnamoorlog (zie ook de prachtige nieuwe reeks van Ken Burns en Lynn Novick), de overwinning van consumer capitalism en de nasleep van het kolonialisme verklaren het diepe scepticisme t.a.v. instellingen en macht dat voortsproot uit een vertrouwensverlies in de westerse cultuur. Het losbarsten van massamedia versterkte de bevinding van de postmodernisten dat idealen, politieke standpunten en historische gebeurtenissen ons bereikten als verhalen, en dat de uitkomst van strijd tussen verschillende versies van feiten, gedreven door achterliggende belangen, onze opvatting van waarheid beslist. Het maakt van het postmodernisme een zeer paranoïde stroming die steeds op zoek is naar achterliggende machtsverhoudingen. Baudrillard stelde zo ooit dat: “Disneyland bestaat om te verbergen dat het het ‘echte’ land is, gans het ‘echte’ Amerika dat Disneyland is (net als gevangenissen die bestaat om te verbergen dat het in feite het sociale is,             in zijn geheel, in zijn banale alomtegenwoordigheid, dat penitentiair is)”

Foucault: enemy of liberty?

Wat kunnen we nu opmaken uit het geheel aan denkbeelden die de postmodernisten voortbrachten? Vooreerst is het nuttig te observeren dat de postmodernistische denkers zelf een redelijk banale indruk maken. Het ging om een verzameling Franse en Italiaanse denkers die in zeer warrige taal en met veel uitgevonden concepten een vaak disparate, zelfingenomen en incoherente kritiek leverden op de cultuur van de tijd waarin zij werkten. Veel van hun werk werd uitvoerig bekritiseerd op de vele gebreken die het vertoonde en binnen de filosofie heeft de school nooit een grote aanhang verworven, mede dankzij de moeilijkheid of zelfs onzinnigheid om hun theorieën te trachten begrijpen. De invloed van de postmodernisten is echter wel voelbaar buiten hun ‘vakgebied’, in de manier waarop wetenschappers begonnen te twijfelen aan hun methodieken, in de krampachtige introspectie naar ‘bias’ allerhande en in de sociale wetenschappen, waar het prefix critical overal begon op te duiken. Men kan de postmodernisten intellectueel ontwapenen door hun werk als niet meer dan een kritiek te beschouwen, een correctie op een soms overdreven vertrouwen in de menselijke capaciteit om tot coherente kennis te komen. Problematisch wordt het echter wanneer hun ideeën als blauwdruk worden gebruikt voor politieke actie. Immers, het postmodernisme reikt zelf nooit een positief alternatief aan voor de machtsstructuren die het tracht te deconstrueren. Waar het filosoferen daar een eind neemt, is het voor de politieke agitator nog maar net begonnen. De deconstructie is de eerste stap en wat volgt ligt volledig open. Het postmodernisme, oorspronkelijk opgevat als een emancipatorische filosofie, wordt op deze wijze de wapenbode van de tirannie.

Aan de grond van alles ligt de postmodernistische houding t.a.v. waarheid en betekenis. Steunend op het werk van Nietzsche, die stelde dat er geen feiten zijn maar enkel interpretaties, hebben de postmodernisten een theorie opgebouwd die betekenis ontleent aan verschillen en relaties, tussen concepten, eerder dan te steunen op een concept van waarheidsvinding door middel van een wetenschappelijke methode. Het postmoderne relativisme is in essentie destructief: het herleidt feiten tot verhalen die worden opgedrongen langs conditionering en machthebbende instituties. Het is onmogelijk wetenschap, steeds op zoek naar bevestiging van hypothesen langs falsifiëring, te verzoenen met deze opvattingen. Zij ondergraven niet enkel de waarheid maar trekken het nut van de zoektocht daarnaar in twijfel. Ze noodzaken een catharsis die de bestaande structuren afbreekt om tot “nieuwe” kennis te komen die niet louter vergaard wordt langs dezelfde structuren.

Foucault wees erop dat je de kennis mag verwoesten, zolang (macht)structuren blijven bestaan zal die kennis opnieuw worden gereproduceerd. Er ontstaat een aanvaarding van de futiliteit van onderzoek en de focus verlegt zich naar het politieke toneel, waar machthebbende instituties moeten wijken alvorens tot nieuwe waarheden te komen. In de vakgebieden binnen de deelgebieden van de sociale wetenschappen die ontsproten aan het eind van de jaren 70 werden deze opvattingen warm onthaald. Socioloog Mark Elchardus traceerde in een column in de Morgen de verspreiding van de postmoderne opvattingen, met zijn focus op deconstructie en zijn karakterisering van de wetenschappelijke kennisvergaring als onderdrukkend. Hij merkt op dat, hoewel de impact van deze ideeën enigszins beperkt bleef tot academische kringen, deze evolutie bijdroeg tot een wijdere onzekerheid over de oorsprong van onze kennis.

Het postmoderne gedachtegoed kreeg recent opnieuw meer aandacht bij de bespreking van een nieuw politiek strijdtoneel. De explosie van sociale media en het stijgend belang ervan als voornaamste plaats waarop mensen nieuws ‘consumeren’ lagen recent mee aan de oorsprong van politieke verassingen. De manier waarop valse informatie moedwillig wordt gericht aan nauw bepaalde doelwitten, de ‘artikels’ van klikgeile sensatiekanalen en de opkomst van ‘alternatieve’ media en hun echokamers overwelmden menig kiezer. Een steeds meer gefragmenteerd informatielandschap bracht een meer geavanceerd mediapopulisme voor dan deze die ontstond toen de politieke kracht van de televisie werd ontdekt. Peter Pomerantsev, in een essay Why we’re post-fact, wijst naar het vluchtgedrag en cynisme dat wordt veroorzaakt door deze fragmentatie, versterkt door de sociale onzekerheden die gepaard gaan met globalisering, migratie, automatisering etc. Ook complottheorieën tieren welig, gezien deze een manier vormen om complexe gebeurtenissen te verklaren en tegelijk geloof erin ook sterk correleert met politiek cynisme en afkering t.a.v. autoriteit. Het postmodernisme rechtvaardigt een cynische en nihilistische houding door ze te omschrijven als een teken van wijsheid, een erkenning van de menselijke naïviteit in de zoektocht naar een onbereikbare waarheid.

Postmodernisme opnieuw relevant ?

Op de extreme flanken duiken de postmodernisten op als symbool voor de nieuwe houding t.a.v. politiek. Langs (alt-) rechterzijde merkt men een totale bevrijding van de ketens van de waarheid, of het over de £350 miljoen pond gaat voor de NHS, de pizzagate-conspiracy of de complottheorieën waarop de Poolse recht- en rechtvaardigheidspartij haar macht steunt. Roger Stone, campagnestrateeg van Trump en trotse bezitter van een rugtatoeage van zijn voormalige baas Richard Nixon, liet zich ontvallen dat the only thing worse in politics than being wrong, is being boring. Hij hanteert ook het devies admit nothing, deny everything, always attack. Het moedwillig en onscrupuleus liegen bereikte met Trump een nieuw summum, het respect voor waarheid en rechtschapenheid een absoluut nulpunt. Het succes van zo’n drieste aanpak benut het reeds aanwezige relativisme en wantrouwen t.a.v. instituties en autoriteit die mede werd verspreid vanuit de sociale wetenschapsfaculteiten en de media naar het groter publiek.

Aan linkerzijde is er een meer directe link met de postmoderne theoriëen en methoden. Veel hedendaagse linkse protestbewegingen, of het nu de Black Lives Matter-beweging, Antifa, Feministische of LGBT actiegroepen zijn, bestaan uit studenten of professoren uit de vakgebieden van de sociale wetenschappen waar sociale fenomen worden bestudeerd als een strijd tussen machtsstructuren en in wiens lexicon (white privilege, intersectionality, the oppressing classes) we een duidelijke invloed van de postmodernisten kunnen ontwaren. Deze linkse bewegingen trachtten vaak met macht de taal en het gedrag te veranderen die zij als onderdrukkend ervaren. Excessen vindt men langs beide zijden, van de alt-right protestmars in Charlottesville, met een mix van gefrustreerde rechtse tieners met ‘ironische’ nazivlaggen tot de linkse aanvallen op sprekers met wie zij het oneens zijn tonen aan dat steeds vaker dat de nood wordt ervaren om met macht het politieke gelijk te vestigen. Het aanschouwen van zo’n extreme denkbeelden lokt ook op zijn beurt gematigde mensen naar het uitersten van het politieke spectrum. De politiek-correcte stuiptrekkingen van links winnen steeds meer aanhangers voor het alt-rechtse kamp en de wansmakelijke uitlatingen van rechts zorgen voor sympathie met extreemlinkse en antidemocratische bewegingen. Ondertussen hebben deze marginale bewegingen, dankzij hun disproportioneel grote aanwezigheid en activiteit op de sociale media een reële en schadelijke impact gehad op het liberale bestel dat na de tweede wereldoorlog in het Westen werd verankerd.

Wat deze fringe-groepen geleerd hebben of gemeen hebben met de postmodernisten is een diep ongeloof in de beslechting van politieke disputen door middel van discussie. Het is de machtsstructuur die immers de uitkomst bepaalt, niet een of andere mening van een politicus. Het uiteindelijke gevaar in de postmoderne filosofie ligt hem in het macht/kennis axioma die ze voorstellen. Als men er immers van is overtuigd dat waarheid bepaald wordt en dus gelijk is aan de macht, dan kan men enkel gelijk krijgen of een waarheid vestigen door de macht te vestigen. De waarheid wordt louter bepaald door een gevecht waarna de sterkste de geschiedenis mag schrijven, de voornaamwoorden bepaalt voor een dan wel een ander gender of wat de president dan écht bedoeld als hij ‘Covfefe’ tweet. Het publiek debat vervalt dus in een permanente strijd om de waarheid en er is geen sprake meer van gedeelde aannames en feiten, de onzichtbare waarden die een democratie nu eenmaal nodig heeft voor haar beslissingsproces. Ook vormt het macht/kennisaxioma een volledige ontkenning van het individu. Het zijn de structuren die ertoe doen en moeten worden veranderd, ongeacht wie in de weg staat.

Dit leidt ons tot de vaststelling dat een emancipatorisch bedoelde filosofie die de machthebbende institutie tracht te bekritiseren, door het achterlaten van een blanco blad na de afbraak van die instituties, vrij spel geeft aan tirannieke ideologieën die hun eigen structuren in plaats willen brengen die de waarheid zullen voortbrengen van diegene die met macht erin slaagt de bestaande structuren omver te werpen. Het hoeft dan ook niet te verassen dat de tegenstanders van het ‘westers model’, in de inleiding verpersoonlijkt door een redacteur van RT, deze krachtige politieke ideologie opnemen als een hefboom om het politiek debat te verzieken. Wanneer men erin slaagt burgers te doen geloven dat waarheid het product van de macht is, heeft debat geen zin en heeft iedereen het recht op zijn eigen waarheid. Dan winnen de obscurantisten en liggen moeilijke tijden in het verschiet voor de liberale democratie.

Conclusie

Stellen dat Foucault en de zijnen verantwoordelijk zijn voor de huidige staat van de politiek gaat echter te ver. In grote mate waren de postmodernisten slechts een product van zeer gelijkaardige tijden, de periode van desillusie, protest en stagnatie in de late jaren 60 en begin jaren 70. Het feit dat hun ideeën vandaag zo makkelijk tot wapens om te smeden zijn voor de schelle stemmen op de uiterst links en rechtse kampen duidt eerder op een samenleving die niet weet om te gaan met ingrijpende veranderingen en op een onvermogen van de huidige politieke klasse om hoofd te bieden aan deze uitdagingen. De  politieke adepten van het postmodernisme teren op bestaande onzekerheden en twijfels in de maatschappijen en spitten deze uit. Het is aan ons om de wind uit de zeilen van de doemdenkers te nemen door de successen van ons model te belichten en de gebreken ervan aan te pakken. Rede, coherentie, consistentie en nederigheid zullen slechts het gebouw van de liberale democratie blijven stutten als we ze gebruiken om oplossingen aan te bieden die de twijfelaar overtuigen.

 

Mats Cuvelier

De auteur is voorzitter van het LVSV-Gent 2017-2018

Print Friendly and PDF
De moraal van het Abrahamverhaal - Dirk Verhofstadt & Paul Cliteur

De moraal van het Abrahamverhaal - Dirk Verhofstadt & Paul Cliteur

De populist - Benjamin Carter Hett

De populist - Benjamin Carter Hett