De UVRM bestaat 70 jaar - Kurt Beckers
2018 wordt het jaar waarin we iets te vieren hebben: de Universele Verklaring van de Rechten de Mens viert zijn 70-jarig bestaan. Reden om een feestje te bouwen? Misschien, maar dan toch zeker niet te uitbundig. Als je kijkt naar de steeds grotere verspreiding van het conservatieve denken, zowel via het discours van populistische autoritaire leiders als dat van religieuze fanatici, zou je de vraag kunnen stellen of de universaliteit van die rechten de laatste decennia niet aan overtuigingskracht heeft ingeboet. Deze mondiaal verspreide conservatieve beweging wil de traditionele familiemodellen opnieuw heroveren. We zien in dit discours een afwijzing van het recht op abortus, een verwerping van andersgeaarden, waardoor het secularisatieproces ingedamd wordt. Ondertussen wordt een grote verdedigingswal gebouwd rond de kern van godsdienstige waarden. Niet onmiddellijk iets om vrolijk van te worden. Als patriarchale reflex wil men het traditionele gezin, het ongeboren kind en de waardigheid van de vrouw beschermen.
Maar niet alleen vrouwen, gezinnen, het traditionele huwelijk en het ongeboren leven moeten beschermd worden, ook de hele gemeenschap, het oorspronkelijke volk, de eigen cultuur, de eigen godsdienst moet worden verdedigd. Wat we hier en elders steeds meer vaststellen, is de opkomst van conservatieve krachten die de open samenleving verwerpen en er een gesloten samenleving voor in de plaats willen stellen. Het lijkt er dan ook sterk op dat de verdedigers van de open samenleving – globaal gezien – terrein aan het verliezen zijn.
Bovendien zien we dat meer en meer mensen die niet meesurfen op deze populistische golf, zich weinig geroepen voelen om zich te verweren. Of anders geformuleerd: veel mensen die impliciet de Verlichtingswaarden aanhangen, zijn er zich niet meer van bewust of vinden het tout court niet belangrijk dat deze waarden verdedigd dienen te worden. Ofwel gaat het hier om onverschilligheid (onwetendheid), ofwel om cultureel relativisme. We moeten ons dus niet enkel zorgen maken over de winnende invloed van zowel het populistische als religieus fanatieke conservatieve denken, maar ook om de onverschilligheid en het culturele relativisme ten aanzien van een seculier democratisch samenlevingsmodel. Want deze onverschilligheid en dit relativisme zouden wel eens een even grote bedreiging kunnen zijn voor onze vrijheden en voor onze democratische rechtstaat als de aanvallen vanuit conservatieve autoritaire hoek. Dat volgens het World Values Survey minder dan de helft van de jonge Europeanen vindt dat in een democratie leven essentieel is en dat zelfs beleidsmakers het belang en de functie van een strikte neutraliteit voor onze samenleving in vraag stellen, zou ons toch tot nadenken moeten stemmen. Het samenlevingsmodel, gebaseerd op de mensenrechten en de Verlichtingswaarden, heeft algemeen gesproken aan geloofwaardigheid ingeboet.
De vraag is hoe we hier als vrijzinnig humanist op moeten reageren? Het meest vanzelfsprekende antwoord is dat we de grondprincipes van de Verlichting met hart en vuur opnieuw moeten verdedigen. Maar in dit antwoord schuilt echter een grote blind vlek. Een blinde vlek die op een schitterende wijze wordt aangetoond door één van de grootste autoriteiten op het vlak van de historische wortels van de Verlichting, namelijk historicus en filosoof Jonathan Israel. Jonathan Israel tracht ons al jaren uit te leggen dat er al bij het ontstaan van de Verlichting sprake is van een grote scheuring, een groot schisma tussen enerzijds een gematigde en anderzijds een radicale Verlichting. In het beantwoorden van de vraag hoe we als vrijzinnig humanist moeten reageren, lijkt het mij bijzonder leerrijk om kort even in te gaan op het verschil tussen deze twee soorten van Verlichting. Net omdat we vandaag in het defensief worden gedreven door een groeiend conservatief en autoritair denken, in combinatie met onverschilligheid en relativisme, zullen we ten aanzien van het schisma van de Verlichting wel degelijk positie moeten kiezen. Het gaat dus om twee ideeënstromen waarvan er slechts één heeft geleid tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Het verschil tussen beiden ligt in de eerste plaats in het begrip ‘universaliteit’. De gematigde Verlichtingsdenkers wilden wel een Verlichting doorvoeren, maar niet voor iedereen. Ze hielden vast aan de macht van koningen, de aristocratie, privileges en standenverschillen. Godsdienstige elementen, de economische ongelijkheid en zelfs de slavernij, bleven ze verdedigen. Ze verwierpen dus zowel de gelijkheid als de vrijheid in hun universele reikwijdte. Bepaalde denkers waren zelfs afkerig van een volledige secularisatie van wet en moraal.
Enkel bij de radicale Verlichtingsdenkers, die vertrokken van de filosofie van Spinoza, zien we het begrip vooruitgang ingevuld worden als een onophoudelijk streven naar gelijkheid en democratie voor iedereen. Universeel, zonder compromissen en met een strikte scheiding tussen kerk en staat. De Radicale Verlichting ontwikkelde zich als een actieve macht aan weerzijden van de Atlantische Oceaan: ze keerden zich tegen de slavernij en hoopten dat het democratiseringsproces in Europa, maar ook elders, zou versnellen. Het voornaamste politieke leerstuk van deze radicale filosofen was dat een goede regering er één is waarbij wetgeving en wetgevers alle theologische maatstaven vaarwel zeggen en langs wetgevende weg ervoor zorgen dat onderwijs, persoonlijke belangen, het politieke debat en de morele waarden van de samenleving ‘bijdragen tot het algemene welzijn’. Dit kwam uiteindelijk neer op het scheppen van een gemeenschappelijk, ‘universeel’ kader van wet en moraal voor iedereen: het kader dat geleid heeft tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Wanneer we de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens willen verdedigen tegen de aanvallen van het groeiende conservatieve autoritaire denken, zullen we de positie van de Radicale Verlichting moeten kiezen. Want deze conservatief autoritaire denkers verwerpen de universele mensenrechten, ze bestrijden het vrij onderzoek en de waarachtigheid, zijn bezig met het ontmantelen van het emancipatorische project van de Verlichtingswaarden en te vrezen valt dat ze op termijn ook de democratie zullen uithollen. Tegenover het universalisme waar wij voor zouden moeten staan, plaatsen zij een vastberaden nationalisme, de tolerantie wordt een verlangen naar afbakening en waar de Radicale Verlichting een wereldgemeenschap van broeders wil, trekt deze contra-Verlichting zich terug op een eiland. Terwijl de Verlichting de geschiedenis tot vooruitgang verhief, probeert de contra-Verlichting een ‘ideaal’ verleden nieuw leven in te blazen. En op dat eiland en in dat ideale verleden zullen de mensen een hechte gemeenschap vormen die individuen verbondenheid en geborgenheid biedt en eindelijk, ja eindelijk, zullen de mensen terug controle verkrijgen over hun land en over hun leven. Een verhaal dat helaas heel sterk aanspreekt.
We zijn genoodzaakt hierop te reageren. We moeten de overtuiging blijven verdedigen dat alle mensen dezelfde basisbehoeften, rechten en status hebben, ongeacht hun overtuiging of tot welke religieuze, economische of etnische groep zij behoren. Iedereen moet op basis van gelijkheid behandeld worden. Het universele zit in de stelling dat alle mensen hetzelfde recht hebben om op hun eigen manier geluk na te jagen, om te denken en zeggen wat zij willen, en dat geen mens het recht heeft om anderen dat genot te ontzeggen of te bemoeilijken. Dat is de boodschap die we in haar universele geldigheid naar voor moeten blijven brengen.
We kunnen geen tijd meer verspillen aan het verdedigen van het cultuurrelativisme en het multiculturalisme dat eruit voortvloeit, want deze twee overtuigingen verwerpen evenzeer de universele geldigheid van de radicale Verlichtingswaarden. Cultuurrelativisten en multiculturalisten zouden beter inzien dat ‘het respect voor de ander’ enkel mogelijk wordt wanneer er wordt vertrokken vanuit een gemeenschappelijke sokkel van waarden: mogelijkheidsvoorwaarden voor de opbouw van een samenlevingsmodel waarin een culturele diversiteit kan floreren. Die gemeenschappelijke sokkel wordt op een schitterende manier uitgekristalliseerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Wanneer we het referentiekader van de Radicale Verlichting en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens toepassen op de vluchtelingenproblematiek, dan zou dat er als volgt kunnen uitzien. Wetende dat er wereldwijd 65,6 miljoen mensen op de vlucht zijn voor oorlog, onderdrukking, geweld, het niet kunnen beleven van de eigen seksuele geaardheid of gewoon omdat ze tot een bepaalde groep behoren en wetende dat van die 65,6 miljoen mensen slechts 1,2 miljoen mensen bescherming zocht in Europa, dan moeten we besluiten dat we voor deze mensen veel te weinig doen. Want vanuit het referentiekader van de Radicale Verlichting én vanuit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens hebben alle mensen hetzelfde recht om op hun eigen manier geluk na te jagen. Maar niet alle vluchtelingen die hier toekomen zullen hun kinderen opvoeden volgens die universele gelijkheidsidealen. En toch dienen we dat van hen te vragen. We dienen hen daarvan te overtuigen. Hen ervan te overtuigen dat de openheid van onze samenleving slechts mogelijk is wanneer ze rust op die gemeenschappelijke sokkel van waarden. Maar hoe we dat moeten doen, blijft voor mij een groot vraagteken. En een overtuigend antwoord heb ik tot hiertoe bij niemand gevonden. Dus laten we niet te uitbundig feesten.
Kurt Beckers
Deze tekst verscheen eerst in het magazine De Geus