Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt - Katleen Gabriels
De nieuwe media hebben een enorme impact op het dagelijks leven van miljarden mensen. Zij gebruiken steeds intensiever het internet, een smartphone en een laptops/tablet voor zowel professionele doeleinden als voor hun vermaak. Die nieuwe technologieën zijn niet alleen nuttig en leuk, maar veranderen ook ingrijpend onze manier van communiceren, omgaan met vrienden en opzoeken van informatie. Tegelijk tasten ze in steeds grotere mate onze privacy aan. De overheid, bedrijven, reclamemakers en marketingspecialisten komen immers steeds meer te weten over onze persoonlijke voorkeuren en handelingen. In zijn dystopische toekomstroman De Cirkel verhaalt de Amerikaanse schrijver Dave Eggers over een groot bedrijf dat een monopolie heeft op alle data en op die manier de levens stuurt van talloze mensen. Zo worden de werknemers aangezet om zoveel mogelijk ‘sociaal’ te doen en hun hele leven te delen met anderen. Die transparantie wordt later ook geëist van politici want ‘wie niets fout doet, heeft toch niets te verbergen’. De Cirkel zet allerlei middelen in om mensen beter te kunnen controleren, de democratie te vervangen door online referenda, en complete veiligheid te garanderen. De keerzijde is het opgeven van de privacy, want privacy is in de ogen van De Cirkel een vorm van diefstal.
Uiteraard is de roman van Eggers fictie, maar zowat alles wat erin beschreven staat, is vandaag al mogelijk. In haar boek Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt beschrijft Katleen Gabriels, doctor in de Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen, en postdoctoraal onderzoekster aan de VUB rond media-ethiek en computerethiek, hoe we geëvolueerd zijn van een online systeem tot een ware onlifemaatschappij. We zijn niet alleen meer verbonden met het internet, maar worden ook steeds intenser gevolgd door allerlei bedrijven en overheden, terwijl we ook elkaar en onszelf voortdurend monitoren (denk aan de vele wearables). Eigenaardig genoeg schenken maar weinig mensen aandacht aan de gevolgen hiervan. Nog steeds hebben we de indruk dat technologische vernieuwingen geen invloed hebben op ons gedrag en denken, maar dat getuigt volgens Gabriels van naïviteit. Alleen al de smartphone heeft ons in een tijd gebracht waarin we als het ware steeds bereikbaar en beschikbaar zijn. Tal van apps controleren ons doen en laten, sommige zelfs gedurende 24 uur (ook ons slapen). We zijn zodanig verbonden met de wereld, met onze vrienden en met ons werk, dat we geen ogenblik alleen meer zijn. We worden permanent gevolgd en gemonitord, dag in dag uit. En door de informatie die we via al die nieuwe media delen en vrijgeven worden onze keuzes steeds meer gestuurd.
In acht hoofdstukken bespreekt Gabriels de ethische, sociale en politieke gevolgen van de voortdurende en toenemende digitale verbondenheid in de onlifemaatschappij. We maken zo gretig gebruik van allerlei digitale toepassingen, dat we vergeten dat we de bedrijven, die ze vaak gratis aanbieden, eigenlijk betalen met onze data. Het opzoeken op Google, leuk vinden op Facebook en berichtjes tweeten op Twitter is voor veel mensen een aangenaam tijdbedrijf maar helemaal niet onschuldig. Alles draait om geld. Het gaat immers om private bedrijven die door middel van algoritmes de wensen en behoeftes van hun talloze gebruikers of volgelingen traceren en op die manier adverteerders aantrekken (Google verdiende in 2015 ruim 67 miljard dollar aan advertenties). Elke muisklik levert die bedrijven steeds meer gedetailleerde informatie op over onze voorkeuren en verlangens. Dat betekent dat die advertenties steeds concreter, doelgerichter en dus efficiënter worden. Nu kan je zeggen dat mensen daar met hun gebruik van Google, Facebook en Twitter zelf om vragen, maar de overgrote meerderheid is zich daar helemaal niet van bewust. Ze hebben, toen ze deze sociale media voor het eerst gebruikten, blindelings de gebruiksvoorwaarden aanvaard.
Wat Gabriels scherp aantoont is dat er een onthutsende ontmanteling van onze privacy bezig is. Dit gebeurt via talloze camera’s, trajectcontroles, getrouwheidskaarten bij winkels, ons surfgedrag op het internet, onze telefoongegevens (waarbij men steeds accurater de locatie van de beller kan traceren), onze bankkaarten, onze elektronische identiteitskaarten, onze bibliotheekkaart, via dashcams, wearables en tal van andere zaken die gretig gebruikt worden zonder dat we ons daar druk over maken. De fictieve wereld van Dave Eggers zoals beschreven in De Cirkel is, zoals we weten sinds de onthullingen van klokkenluider Edward Snowden, al akelig dichtbij gekomen. Eén voorbeeld. In Gent zijn de klassieke parkeermeters vervangen door meer gesofisticeerde computergestuurde meters. Voortaan is men verplicht om zijn nummerplaat in te geven. Dat betekent dat de stad weet wie, waar en hoelang men zijn voertuig heeft achtergelaten. Als ik dan naar de zwemkom ga, moet ik met mijn persoonlijke kaart inloggen en uitloggen, zodat men tot op de seconde na weet hoelang ik gezwommen heb. Om een interessante korting te bekomen bij Colruyt had ik een getrouwheidskaart nodig. Die had ik niet, maar het personeel raadde me met aandrang na om er een te nemen, want het zou me enkele euro’s voordeel opleveren. En bijna niemand wijst je op het feit dat je privacy hierdoor wordt aangetast.
‘De staat heeft niet het recht zich te bemoeien met het privéleven van de burgers, zolang deze de rechten van de anderen respecteren,’ zo vatte Wilhelm von Humboldt in 1791 de essentie samen van het begrip privacy. Het aantal ingrepen van de overheid, regels en reglementen op het gedrag van de burgers is sindsdien enorm toegenomen. Dat is logisch want ook de maatschappij is steeds ingewikkelder geworden. Maar ook de impact van private bedrijven is enorm toegenomen. De laatste decennia begint de toevloed aan allerlei maatregelen de privacy van het individu heel direct aan te tasten. De toepassing van nieuwe technologieën zorgt niet alleen voor een beklemmend gevoel maar ook voor een steeds grotere onvrijheid in ons doen en laten. Dat de overheid, de bedrijven, reclamemakers en marketingspecialisten steeds meer weten over je persoonlijke voorkeuren en handelingen vormt een toenemend probleem. Het is al lang geen sluimerende ontmaskering van het privéleven meer, maar een schoksgewijze ontmanteling ervan waar we te weinig bij stilstaan. Privacy betekent een vrije en ongebonden levenswijze die gerespecteerd moet worden voor zover de vrijheid van andere mensen niet wordt geschaad. Door de toenemende controlemechanismen worden mensen gedwongen zich te conformeren en zich bij voorbaat veilig te stellen voor morele verontwaardiging van anderen. Op die manier wordt de vrijheid artificieel. Ze verwordt tot conditionering en onderwerping en leidt tot een samenleving die gebaseerd is op achterdocht.
Privacy is de persoonlijke vrijheid om ongehinderd, alleen, in eigen kring of met een partner ergens te kunnen vertoeven. Het biedt de mogelijkheid om zich af te zonderen en om storende invloeden van de buitenwereld te ontgaan. Het verzekert een toestand waarin een mens er zeker van is dat zonder zijn toestemming zo weinig mogelijk andere mensen zich op zijn terrein zullen begeven. Maar die privacy staat nu onder sterke druk. En die druk zal volgens Gabriels alleen maar toenemen. Het Internet of Things zal ‘verder binnendringen in onze privéruimtes en in het publieke leven’, aldus Gabriels. We mogen niet toelaten dat ons ‘intiem kapitaal’ zomaar te grabbel wordt gegooid en omgezet in harde valuta, maar dat is sneller gezegd dan gedaan. Want uit gemakzucht aanvaarden we de gebruiksvoorwaarden van sociale media zoals Facebook, Google en Twitter. Wanneer ze hun privacysettings veranderen, dan kijkt maar een hele kleine minderheid naar de wijzigingen. Sterker nog: ‘Als Facebook een verandering doorvoert, dan is de kans groot dat ze die zelf al voor je inschakelen. Je kan ze enkel pas achteraf, als je er tenminste van op de hoogte bent, uitschakelen,’ schrijft Gabriels. Nochtans is privacy volgens haar een hoeksteen van de democratie. ‘Als de burger geen privacy meer heeft om in vrijheid en anonimiteit beslissingen voor zichzelf te nemen, dan leeft die in een controlestaat.’ En ze verwijst naar artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens over het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven.
‘Privacy is persoonlijk en contextgebonden: je wilt niet dat zomaar iedereen inzage heeft in al je gegevens. Je wilt zelf controle uitvoeren over wie wat over je weet en je verwacht dat de staat je daarin steunt en beschermt,’ aldus Gabriels. In het hoofdstuk ‘Big Mother laat haar kroost nooit meer los,’ heeft ze het over de buitenproportionele angst van veel ouders die dan via allerlei technologische middelen hun kinderen willen beschermen. Zo willen veel ouders exact weten waar hun kinderen zich bevinden, wat ze op het internet doen, met wie ze via hun smartphones bellen en welke apps ze gebruiken. Die tracking en monitoring van kinderen en jongeren belemmert hen de mogelijkheid om met vallen en opstaan groot te worden. ‘De problematiek van het gemonitorde kind – van baby tot jongvolwassene – roept dwingende vragen op, onder meer over privacy, het recht op zelfontplooiing, het belang van autonomie, het verwarren van zorg met controle, en het belemmeren van een gezonde morele ontwikkeling,’ schrijft Gabriels. Het lijkt haar dan ook beter om kinderen te begeleiden en te wijzen op de mogelijke gevaren, maar ze wel kennis te laten nemen van de toepassingen en technologieën waarmee ze onvermijdelijk zullen geconfronteerd worden. ‘Het onderwijs heeft als opdracht kinderen en jongeren op te leiden tot mondige burgers,’ schrijft ze.
‘Mens sana in corpore dimenso’ is een belangrijk hoofdstuk dat handelt over de impact van de nieuwe technologieën op de gezondheid van mensen. ‘Eén op de twintig zoekopdrachten bij Google gaat over gezondheid,’ schrijft Gabriels. Er bestaat een ware gezondheidsmarkt en -industrie, en die biedt zowel voordelen als nadelen. Zelfmetingen, zowel preventief als curatief, kunnen bijzonder nuttig zijn en leiden tot meer efficiëntie in de gezondheidszorg. Maar er zijn natuurlijk ook heel wat gevaren. Zo zijn diverse apps regelrechte kwakzalverij. ‘Federaal minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block werkt aan een regelgeving voor gezondheidsapps, wat een goede zaak is om de wildgroei te reguleren en het kaf van het koren te scheiden,’ aldus Gabriels. Maar een ander gevaar betreft opnieuw de privacy. Neem nu Vitalink. Op haar website staat het volgende: ‘Vitalink is een systeem waarmee zorgverleners digitale gegevens over hun patiënten eenvoudig en veilig met elkaar kunnen delen. Vandaag deelt Vitalink gegevens over vaccinaties, medicatie, bevolkingsonderzoeken en een samenvatting van het patiëntendossier van de huisarts. De patiënt geeft daarvoor eerst toestemming, bepaalt zelf wie de gegevens kan zien en kan op elk moment de gegevens bekijken. Dankzij Vitalink kunnen de zorgverleners beter samenwerken en hun patiënten de best mogelijke zorg en begeleiding geven.’ Dat klinkt goed, maar Gabriels wijst op het gevaar van hacking zoals gebeurde in een Californisch ziekenhuis. Hackers vergrendelden de patiëntengegevens en gaven ze enkel vrij na betaling. Daarnaast bestaat er ook het gevaar van datalekken, zoals gebeurde bij de NMBS.
Ook hier hamert Gabriels op het belang van de bescherming van de privacy van de gebruikers. In haar slot ‘Onbezorgd onlife. Pleidooi voor mondigheid en ongehoorzaamheid’ stelt ze dat data beter beveiligd moeten worden, dat de standaardinstelling bij sociale media privé moet zijn, en dat er meer aandacht moet zijn voor de ethische kant van de zaak. Het gaat bij het ontwikkelen, invoeren en gebruiken van nieuwe technologieën immers niet alleen om instrumentele waarden, zoals gebruikersefficiëntie, veiligheid, betrouwbaarheid en gebruiksvriendelijkheid, aldus Gabriels, maar ook om fundamentele, humane waarden zoals rechtvaardigheid, welzijn en autonomie. ‘Een wenselijk onlifeleven is gestoeld op een ethisch fundament dat centrale waarden zoals privacy, rechtvaardigheid en autonomie beschermt,’ zo schrijft ze. Daarom moet er ook een verplichte gedragscode komen voor computer- en dataprofessionals, en voor de bedrijfsleiders, met daarin hun plichten en hun te volgen principes. En privacy als fundamenteel mensenrecht moet opnieuw centraal komen te staan. ‘We moeten de greep op ontwikkelingen behouden, door controleorganen en regulering door te voeren en diepgaand te debatteren over onwenselijk gebruik en gevolgen. De verantwoordelijkheid mag daarbij niet zomaar bij de eindconsument liggen: er is een sterk algemeen beleid nodig dat de aansprakelijkheid bij data- en computerprofessionals legt en dat het verschil tussen legale en illegale toepassingen duidelijk aftekent. Een kentering komt dus ook vanuit een geïnformeerd beleid dat een ethisch fundament uittekent en ondersteunt,’ zo besluit Gabriels. Hier ligt een belangrijke taak voor de overheid.
Hoewel de problematiek van privacy een belangrijke rol speelt in het boek, is dit niet het zoveelste ‘privacyboek’. Onlife heeft ook oog voor andere aspecten, zoals de controle op de werkvloer, de impact ervan op de opvoeding, en de voor- en nadelen op het vlak van gezondheid. Katleen Gabriels beschrijft op een indrukwekkende manier de impact van de nieuwe media op het dagelijkse leven van miljarden mensen. Onlife is een belangrijk boek dat breed gelezen moet worden, niet in het minst door onze politieke beleidsvoerders.
Katleen Gabriels, Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt, Lannoo, 2016
Recensie door Dirk Verhofstadt