Hoe linkse denkers een monster baarden - Maarten Boudry
‘It’s true’, zegt Donald Trump, wanneer de feiten hem bevallen. Maar wanneer ze even wat minder goed uitkomen, zoals rond klimaatverandering, of het aantal aanwezigen bij zijn inauguratie, worden de zaken relatief. Dan is de waarheid gewoon datgene waar Trump het hardst in gelooft. Zijn woordvoerder Kellyanne Conway lanceerde zelfs de term ‘alternatieve feiten’, en terecht schokte dat de wereld.
Bij iemand die een universitaire scholing heeft gelopen in de geesteswetenschappen, zullen die ‘alternatieve feiten’ misschien een belletje doen rinkelen. Waar hebben we dat nog gehoord? In academische kringen viert een soortgelijke vorm van relativisme al decennia hoogtij. Daar leren studenten dat ‘feiten’ onherleidbaar subjectief zijn, dat de ‘waarheid’ niet bestaat, dat er alleen interpretaties zijn en dat de ‘werkelijkheid’ een sociale constructie is.
Deze academische stroming staat bekend als ‘postmodernisme’. Nu is het probleem met die term, zoals Ignaas Devisch schreef (De Standaard, 20 maart), dat ze door aangebrande rechtse denkers vaak wordt gebruikt als een zondebok voor alles wat ze fout vinden met onze maatschappij: feminisering, verslapping van de zeden, zelfhaat, porno en lelijke kunstwerken. Maar dat wil niet zeggen dat ‘postmodernisme’ louter een hersenschim is van rechtse complotdenkers. De term verwijst naar een losse verzameling van denkers, voornamelijk van Franse oorsprong, zoals Jean-François Lyotard, Michel Foucault en Jacques Derrida, maar bijvoorbeeld ook de Amerikaanse filosoof Richard Rorty. Devisch noemt een aantal van deze namen, maar in tegenstelling tot wat hij laat uitschijnen, is hun denken lang niet onschuldig.
Interpretatieoorlog
Lyotard zei niet zomaar dat we in een ‘verbrokkelde wereld’ leven, maar dat het afgelopen was met alle Grote Verhalen, met inbegrip van die van wetenschap, humanisme en rationaliteit. Derrida zocht niet zomaar naar hiaten in onze filosofische kennis, maar verkondigde dat we gevangenzitten in een web van woorden, die alleen naar elkaar verwijzen en op geen enkele manier naar de werkelijkheid. De auteur van een tekst bestaat niet, en zinvolle communicatie tussen mensen is strikt gezien onmogelijk. Michel Foucault reduceerde kennis tot een product van hegemonische machtsstructuren. ‘Waarheid’ is louter het product van een interpretatieoorlog, waarbij de overwinnaar zijn dominante discours oplegt aan de verliezer. De sociale wetenschapper Bruno Latour betoogde dat wetenschappelijk onderzoek de wereld zodanig verandert dat we over objecten buiten dat onderzoek niets meer kunnen zeggen. Zo vatte Rorty de ambitie van de postmodernisten samen: ‘We hope to do to Nature, Reason, and Truth what the eighteenth century did to God.’
Niet dat postmodernisten aan de geldigheid van hun eigen onthullende analyses twijfelen. Dan maakt hun relativisme plots een wonderbaarlijke verdwijntruc door. Als de postmodernist zelf aan het woord is, dan hoeft er niet gerelativeerd te worden. Het is zoals in Moby Dick: het schip is gezonken en iedereen is verzopen, behalve de verteller die het boek schreef. Herinner je Donald Trump: feiten zolang het goed uitkomt, relativisme als het niet bevalt.
De postmodernisten hebben een vorm van vandalisme gepleegd op de kernbegrippen van de wetenschap en de verlichting – objectiviteit, representatie, gedeelde werkelijkheid, en bovenal ‘waarheid’. Dat leidt tot een vorm van schadelijk relativisme die helaas nog steeds erg invloedrijk is in bepaalde delen van de academische wereld. Wat ook klopt, is dat postmodernisme vooral door linkse denkers werd ontwikkeld en omarmd. Het postmodernisme draagt een emancipatorische belofte in zich, die links aanspreekt. De hegemonische machtsstructuren zouden ontmaskerd en gedeconstrueerd worden, iedereen zou recht krijgen op zijn perspectief.
Maar goede bedoelingen kunnen al snel in hun tegendeel ontaarden. De weapons of mass deconstruction die postmodernisten vervaardigd hebben, zijn in principe ideologisch neutraal en kunnen door eender wie in stelling gebracht worden, voor eender welk doel. De laatste decennia hebben creationisten, klimaatontkenners en populisten dan ook naarstig argumenten buitgemaakt uit het arsenaal van het postmodernisme. Mede door de invloed van het postmodernisme is ‘waarheid’ een verdacht begrip geworden.
Ongemakkelijk gevoel
Sommigen werden door Trump wakker geschud, maar niet iedereen. De hoofdredacteur van deze krant, Karel Verhoeven, schreef een tijdje geleden een essay getiteld ‘Wij verkondigen de waarheid niet’ (De Standaard 20, mei 2017). Het woord ‘waarheid’ geeft Verhoeven een ‘ongemakkelijk gevoel’, schrijft hij. Veel journalisten delen deze ‘waarheidsschroom’. Als het woord valt, beginnen ze onrustig te schuifelen en aan hun potloden te knabbelen. Bestaat dat wel, ‘de waarheid’? Is dat geen naïeve, negentiende-eeuwse opvatting? Rob Wijnberg van De Correspondent gaat nog verder. Hij schreef dat ‘feiten’ niet het antwoord kunnen zijn op nepnieuws, want die bestaan immers niet. Er is alleen de ‘inherente subjectiviteit’ van interpretaties, aldus Wijnberg, met verwijzingen naar Rorty en Foucault.
Die erosie van ons waarheidsbegrip is niet zonder gevaar. Wie het streven naar waarheid opgeeft, doet aan intellectuele zelfontwapening. De wapens die we nodig hebben om tegen de populistische feitenvrijheid een front te vormen, worden ons door het postmodernisme afhandig gemaakt. Als objectiviteit en waarheid niet bestaan en als iedereen recht heeft op zijn perspectief, waarom dan niet ook Donald Trump, klimaatontkenners, Breitbart News en white supremacists? Dat is een erfenis van het postmodernisme die links onder ogen moet zien.
Zoals de (linkse) socioloog Mark Elchardus in De Morgen schreef: ‘Als het verschil tussen waarheid en onwaarheid, feit en verzinsel vervaagt, rest alleen machtspolitiek’. De sterkere legt zijn waarheid op aan de zwakkere. En de machtigste man ter wereld is tot nader order nog altijd Donald Trump.
Maarten Boudry
Dit opiniestuk verscheen eerst in De Standaard van 21 maart 2018