Als dieren voeding worden, worden wij de beesten - David Van Turnhout
Vorige week werd ons land nog maar eens opgeschrikt door een vleesschandaal. Niet het eerste en waarschijnlijk ook niet het laatste als we op deze manier met onze voeding en onze dieren blijven omgaan. Jaarlijks komen miljoenen dieren niet alleen op een vreselijke manier aan hun einde in slachthuizen, maar lijden ze een rotleven om tenslotte rot op ons bord te belanden. Dat is onze vleesindustrie, en dat moet stoppen.
Wat voeding betreft, houdt de mens er eigenaardige principes op na. Enerzijds moet ons vlees mooi, mals, sappig en lekker zijn. Anderzijds is de doorsnee consument niet bereid er veel voor te betalen. Dat heeft gevolgen voor zowel de kwaliteit van onze voeding als voor de leefomstandigheden van de dieren die we eten. Ook vreemd is het contrast tussen onze liefde voor dieren op gezinsniveau en de manier waarop we ze behandelen op industrieel niveau. We houden hier in het westen massaal honden, katten, vogels, konijnen en andere huisdieren, we brengen onze kinderen naar de kinderboerderij en tonen hen dat varkens en koeien lief, zacht en aaibaar zijn. We leren hen dat we goed moeten zijn voor dieren en we manen hen aan tot voorzichtigheid als er wat te hard aan de oren van een hondje wordt getrokken. Maar van zodra dieren voeding worden, worden wij de beesten. Het doet me denken aan mijn slager die voor zijn zaak een bord van een varken heeft geplaatst dat lachend zijn soortgenoten op een spiesje rijgt. Wreed, ondoordacht hypocriet en een tikkeltje sadistisch zelfs.
Hoewel er af en toe eens een broodfokker wordt aangepakt, lijkt dierenwelzijn de laatste jaren te zijn herleid tot een discussie over onverdoofd slachten en de afmetingen van een beschutting die dieren ’s winters op een weide moeten krijgen. Want broodfokkers kweken zichtbaar ongelukkige en zieke hondjes waarmee we worden geconfronteerd. En dat kouwelijke paard, daar rijden we dagelijks voorbij. Maar wat we niet zien, zijn de talloze kippen die overal ter wereld opgesloten zitten in veel te kleine hokken, plofkalveren die veel te vroeg bij hun moeder worden verwijderd en aan een onnatuurlijk tempo worden vetgemest en varkens die op barbaarse wijze de laatste meters van hun leven moeten afleggen. Onze beschaafde, humane maatschappij creëert jaarlijks miljoenen dieren die door de industrie worden mishandeld en waar geen greintje waardigheid meer in zit. Ook daar rijden we dagelijks onzichtbaar voorbij.
Het ergste van dit alles, is dat we niet eens gebaat zijn bij deze manier van produceren. De dioxinecrisis in 1999, de fipronilcrisis in 2017, rot vlees in 2018. En telkens wordt er geroepen dat het anders moet. Keer op keer is iedereen verontwaardigd, maar keer op keer falen we erin om iets deftigs op een verantwoorde manier op ons bord te krijgen. Wat maar weinigen blijken in te zien is dat dierenwelzijn en voedselkwaliteit hand in hand gaan en dat we deze industrie volledig moeten omgooien om in de kern van die sector werkelijk iets te veranderen. En dat kàn!
In 2017 besliste ik na het zien van choquerende beelden uit een varkensslachterij om enkel nog in het weekend vlees te eten, dat scheelt een mishandeld varken per jaar. Sindsdien eet ik ook enkel nog duurder en lekkerder vlees. Door de vetgemeste rommel aan ons te laten voorbijgaan, creëren we mogelijkheden om de hele sector om te gooien. Want schaarser en duurder vlees geeft de wetgever ruimte om te zorgen voor kweekomstandigheden die wél verbetering met zich meebrengen. Dan pas kan de discussie gaan over dingen die steek houden. Niet over een scharrelkip die tegenover een batterijkip extra ruimte krijgt ter grootte van een A4-blad.
De verandering begint bij ons. Bij verenigingen en jeugdbewegingen die nadenken over de kwaliteit van het gehakt in hun spaghettisaus. De voetbalclubs die geven om de herkomst van hun hamburgers en hotdogs, het doorsnee gezin dat minder frequent maar meer geniet van een écht stuk kwaliteitsvlees. De verandering begint niet bij een discussie over onverdoofd slachten. Echte verandering zetten we zélf in gang en de politiek moet volgen. Niet omgekeerd. Tot slot moeten we open staan voor innovatie. Wie laboratoriumburgers afkraakt omdat het artificiële rommel is, moet er maar eens bij stilstaan hoeveel dier er eigenlijk nog zit in het stuk vlees dat op ons bord ligt.
David Van Turnhout
De auteur is kernlid van Liberales