Sinds 1978 organiseert ons land islamonderwijs in officiële scholen. Eerst lange tijd zonder, pas sinds 2005 met inspecteurs. Net zoals bij alle andere levensbeschouwelijke vakken wordt de cursus autonoom georganiseerd door de levensbeschouwing zelf. De bevoegdheid voor de leerinhoud, het aanduiden én controleren van leerkrachten ligt uiteindelijk bij de Moslimexecutieve. Gezien de godsdienstvrijheid en de scheiding van kerk en staat is het inderdaad niet aan derden om uit te maken wat in die lessen verkondigd wordt. Ironisch genoeg maakt onze scheiding van kerk en staat het mogelijk dat andere staten hier mee de islamlessen sturen. Via de Grote Moskee had Saoedi-Arabië vrij spel tot in 1998 eindelijk de Moslimexecutieve werd opgericht. En vandaag is een van de weinige beschikbare handboeken voor het Vlaams islamonderwijs uitgegeven door het Turkse Ministerie van Godsdienstzaken Dyianet.
De dag des oordeels
De Moslimexecutieve heeft een islamleraar op het matje geroepen, omdat hij via de website van een vereniging van islamleraren dubieuze richtlijnen verspreidde (DS 19 februari). Het verbaast mij dat mensen nog steeds verwonderd zijn als er in de context van de islamlessen dingen worden gezegd en verkondigd die gewoon deel uitmaken van de traditie: de Koran is het letterlijke woord van God, mensen moeten vrijwillig God gehoorzamen, de enige manier om mensen te verlossen van angst voor de dood is het geloof in het hiernamaals, op de dag des oordeels zullen we verantwoording moeten afleggen, voor de een wacht het paradijs voor de ander de hel, homoseksualiteit is tegennatuurlijk en zondig, meisjes dragen beter een hoofddoek als ze niet door mannen lastiggevallen willen worden, ‘Darwinisme’ staat op gespannen voet met het scheppingsgeloof, moslimvrouwen mogen alleen met een moslim huwen, varkensvlees in onrein en ongezond, etc.
In het Dyianethandboek voor het 6e middelbaar staat dat 'mensen met een zwak geloof die niet nadenken over het leven in het hiernamaals of Allah (s.t.w.) minder gedenken, meer geneigd (zijn) om fouten te begaan. Hierdoor nemen ook onze slechte gewoontes en gedragingen, zoals zelfmoordpogingen, criminaliteit, e.d. toe in onze samenleving.' Prietpraat vanuit wetenschappelijk perspectief.
Mensenrechten
In het najaar van 2017 besliste het Vlaams Parlement dat de overheid moet kunnen controleren of de inhoud van de levensbeschouwelijke vakken niet tegen de mensenrechten ingaat. Op die manier wekt men de indruk meer controle uit te oefenen. Men lijkt echter maar niet te begrijpen dat alles wat ik hiervoor noemde helemaal niet tegen de mensenrechten ingaat. Deze maken het juist mogelijk dat we er erg uiteenlopende en soms vreemde levensbeschouwelijke opvattingen en waarden op nahouden. Ouders mogen die doorgeven aan hun kinderen, gelovigen mogen die ook onderwijzen en verkondigen, iedereen mag het geloof openbaar en in groep belijden en uiten door middel van kledij. Dat vind ik niet uit, dat zegt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948, artikel 18.
Mensen mogen dus geloven dat vrouwen een hoofddoek of pruik moeten dragen of mannen een tulband of keppel, ze mogen geloven dat mannen en vrouwen voor een verschillende levensinvulling voorbestemd zijn, dat abortus moord is en dat we straks door God op onze daden zullen worden aangesproken. Mensen mogen ook geloof hechten aan astrologische tekens en voorbepaaldheid. Zolang mensen zich maar aan de wet houden, is hier veel mogelijk.
Eindtermen
Dat alles impliceert echter helemaal niet dat de overheid die levensbeschouwelijke opvattingen en waarden mee moet helpen uitdragen via levensbeschouwelijke vakken in het onderwijs. Laat staan dat we die grondwettelijk verankeren, zoals nu (pas sinds 1988) het geval is in artikel 24. Goed dat Patrick Dewael (Open VLD) ideeën laat rijpen om dit te wijzigen (DS 17 februari).
Net omdat ouders en religies zo vrij zijn in onze samenleving, is onderwijs zo belangrijk om iedereen de kans te geven zich kritisch en geïnformeerd te vormen. Daarom is er leerplicht en zijn er eindtermen. Onderwijs is de enige plek waar we als samenleving alle jonge mensen even bij ons hebben. Onderwijs dient in dat opzicht niet op de eerste plaats om van leerlingen betere moslims, katholieken of atheïsten te maken. Onderwijs dient ook niet om de opvoeding die jonge mensen thuis krijgen te bevestigen, maar om de ramen en deuren open te gooien en even een frisse wind toe te laten die jongeren in staat stelt de eigen opvoeding wat in perspectief te plaatsen. Zolang de Vlaamse parlementsleden deze zaak niet structureel naar zich toetrekken en willen nadenken over eindtermen levensbeschouwelijke en morele geletterdheid, moeten ze niet komen klagen of verontwaardigd doen. Op dit moment is een kritisch en reflectief onderwijstraject inzake levensbeschouwing en ethiek niet voor alle leerlingen gegarandeerd. Leerlingen die vaak het meest nood hebben aan goede duiding op school, laten we nog steeds in de kou staan. Daar zijn 2018 geen excuses meer voor.
Patrick Loobuyck
De auteur is professor aan de UAntwerpen en de UGent