Radicale gelijkheid? Geef mij maar echte vrijheid - Lieven Monserez
Recent stelden Dyab Abou Jahjah en Myriem Kaçar een nieuwe politieke partij voor: Be.One. Een partij die naar eigen zeggen opkomt voor een radicale gelijkheid. Een gelijkaardig geluid is in Nederland te horen bij een partij als Bij1 van Sylvana Simons. Maar is het niet veeleer echte vrijheid dat het echte streefdoel hoort te zijn?
Ik ben geen jonge vader. Ik ben er al 45. Wel ben ik pas recent papa geworden. Mijn zoontje Régis is 18 maanden jong. Een tweede spruit ziet heel binnenkort het levenslicht. Beiden zijn halfbloed. De gezamenlijke vrucht van een West-Vlaamse vader en een moeder uit Nigeria, het meest volkrijke land uit Afrika. Persoonlijk heb ik iets tegen het woord “halfbloed”. Het is precies alsof halfbloeden iets onafgewerkt, iets onvoltooid over zich hebben. Alsof ze maar “half” zijn. Zelf gebruik ik liever “dubbelbloed”. Dubbelbloeden dragen immers de mogelijkheid in zich om het beste van twee verschillende werelden te combineren.
Ik moet eerlijk bekennen: af en toe bekruipt een angstgevoel mij als vader. Een vrees dat mijn twee kinderen dreigen tussen wal en schip te vallen. Een bezorgdheid dat ze er nergens volledig bij zullen horen. Dat ze door Afrikanen als Europeanen worden gezien, terwijl ze in de ogen van blanken (of moet ik zeggen “witten”) een donkere huidskleur hebben. Voor de enen te bleek, voor de anderen te gekleurd. Ik weet het: “Colour is only skin deep”. Maar helaas kan je er in Vlaanderen niet omheen: wijkt je huidskleur van de bleke norm af dan zal je leven toch meer hobbels op de weg kennen.
Ik zou me dan ook aangesproken moeten voelen door partijen als Be.One en Bij1. Zij willen immers ijveren voor een samenleving waar huidskleur, afkomst of ras geen barrières meer vormen om daar volwaardig aan deel te nemen. Ze pleiten integendeel voor radicale gelijkheid. Maar het is juist hierop dat ik afknap. Ik heb problemen met de notie “radicale gelijkheid”.
En voor alle duidelijkheid, dit heeft niets, maar dan ook absoluut niets te maken met het feit dat er, in naam van de radicale gelijkheid, grote massamoorden gebeurd zijn in de loop van de twintigste eeuw. Zoals de collectieve uithongering van de Oekraïense boeren door Stalin in de jaren 1930. En zoals de Grote Sprong Voorwaarts van het China van Mao. Dergelijk argument gebruiken om opkomende partijen of groeperingen meteen in diskrediet te brengen, getuigt volgens mij van intellectuele luiheid. In een heel recent interview met Knack distantieert Dyab Abou Jahjah zich in de volgende bewoordingen trouwens van partijen als de Belgische radicaallinkse Partij van de Arbeid: “Hun marxistische fixatie op de arbeidersklasse irriteert mij, niet het minst omdat ze van de vorige eeuw is.”
Wat stoort er mij dan wel aan “radicale gelijkheid”? Eigenlijk drie dingen. Ten eerste sta ik altijd sowieso argwanend tegenover denkrichtingen die de gelijkheid hoog in het vaandel voeren. Volgens hen is de enige weg die naar een ideale samenleving leidt, een route die gaat over het terugdringen van alle mogelijke vormen van ongelijkheid. Zij lijken er vanuit gaan dat gelijkheid altijd goed is en dat ongelijkheid altijd slecht is. Dit is niet mijn visie op gelijkheid en ongelijkheid. Ik maak juist een onderscheid tussen goede ongelijkheid en slechte ongelijkheid, net zoals er een onderscheid is tussen goede cholesterol en slechte cholesterol.
Neem nu economische of inkomensongelijkheid. Waarom zou iemand bijvoorbeeld niet rijk mogen worden door een uitvinding die hij of zij gedaan heeft, terwijl die uitvinding het lot of het leven van miljoenen mensen verbetert? Goed, die uitvinder gaat er materieel sterk op vooruit, maar door zijn uitvinding wint ook de samenleving enorm. Een win-winsituatie dus, een vorm van goede economische ongelijkheid. Wat is dan slechte economische ongelijkheid? Bijvoorbeeld een economische sector waar alle dynamisme verdwenen is en nieuwe beloftevolle ondernemingen niet kunnen opkomen. Omdat de dominante bedrijven in die sector dermate machtig zijn dat ze alle mogelijke concurrentie in de kiem kunnen smoren en rustig de koek onder elkaar kunnen verdelen. Waarom is dit negatief? Wel, het zijn juist die nieuwe beloftevolle ondernemingen die we het hardst nodig hebben. Omdat ze zorgen voor de nodige schwung in een economie. En omdat ze aan de basis liggen van de meeste nieuwe jobs.
Ten tweede betwijfel ik of radicale gelijkheid een bruikbaar concept is. Het verduidelijkt immers niet welke verschillen dan nog wel aanvaardbaar zouden zijn. Hoe je het nu ook draait of keert, individuele mensen verschillen nu eenmaal van elkaar. Ik ben ik, jij bent jij en dat is prima zo. Echter, het probleem met een begrip “radicale gelijkheid” is dat het minstens een bedreiging inhoudt om al die individuele verschillen over het hoofd te zien of als irrelevant af te doen. Om mensen alleen maar te zien als gelijke monniken die dan maar allemaal gelijke kappen moeten dragen. Om de waarde van een individuele mens, met al zijn goede en slechte kanten, met al zijn schitterende aspecten en al zijn onhebbelijkheden, niet naar waarde te schatten. Om mensen te reduceren tot louter een lid van een bepaalde groep of van een bepaalde gender.
Helemaal akkoord dat er werk moet worden gemaakt van de vermindering van genderongelijkheid en etnisch-culturele ongelijkheid, zoals Dyab Abou Jahjah verklaart in hetzelfde interview in Knack. Maar zeker bij sommige aanhangers van Bij1 is er een tendens waarneembaar om mensen op te sluiten in vakjes op basis van huidskleur of afkomst. Volgens hen zouden “autochtone” Nederlanders zich niet kunnen onttrekken aan een eeuwenoude culturele traditie van vooroordelen. Ze zouden zich niet kunnen inbeelden wat het is om te behoren tot een ander “ras” of een andere cultuur. Alleen personen die tot dat “ras” of die cultuur behoren, zouden daar valabele uitspraken over kunnen doen. Maar zo sluit je meteen iedere mogelijkheid tot een redelijke discussie of tot een redelijk debat over dergelijke kwesties bij voorbaat uit, terwijl redelijke discussies en debatten nu juist het fundament van de democratie vormen.
Ten derde komt het me voor dat voorstanders van radicale gelijkheid middel en doel met elkaar verwarren. Wat willen ze echt? Dat je afkomst je toekomst niet meer in de weg staat. Dat je achtergrond niet meer op de voorgrond wordt gezet. Is dit radicale gelijkheid? Neen. Dit is echte vrijheid! Dat je afkomst en je achtergrond je niet meer belemmeren om de mens te worden die je wil zijn. Dat ze niet meer verhinderen om jezelf te ontplooien. Dat ze je niet meer aan de grond houden en dat je vrij je vleugels kunt uitslaan. Dat je, kortom, net als ieder ander mens het leven kan leiden dat je wil leiden. Dat is de toekomst die ik voor mijn twee dubbelbloeden van kinderen echt wil.
Lieven Monserez
De auteur is jurist en kernlid van Liberales