Dansende beren. Heimwee naar het communisme - Witold Szablowski
Toen Bulgarije in 2007 tot de Europese Unie toetrad, beval Brussel de autoriteiten van het Balkanland de traditie van dansberen af te schaffen. Het was een ingrijpende maatregel. Generaties lang waren zigeuners met hun aan een neusring vastgeketende beren door het land getrokken: ze leerden de dieren trucjes aan, worstelden met hen en deden hen op hun achterste poten dansjes uitvoeren. In ruil wierpen de geamuseerde toeschouwers de dansmeesters geld toe. Dankzij de beren leidde menige zigeunerfamilie een goed leven. Maar dan trokken leden van de Oostenrijkse dierenwelzijnsorganisatie Vier Voeters door Bulgarije, kochten de beren op en brachten ze vervolgens in het twaalf hectaren grote dansberenpark bij Belitsa onder.
Onder narcose werd daar eerst door een dierenarts de neusring verwijderd. Vervolgens werd hun geen brood en snoep meer toegestopt, maar noten en vruchten. En in plaats van sterke drank dronken ze nu water. Ten slotte werd ze geleerd hun instincten te gebruiken. De dieren in de vrije natuur loslaten bleek evenwel onmogelijk. Door het contact met de mens hadden de beren niet enkel suikerziekte, kanker, rotte kiezen, levercirrose en staar opgelopen, ze waren ook zo aan hun dansende bestaan gewend geraakt dat ze hun gevangenismentaliteit nooit meer loslieten. Ze dansten nog altijd.
In Dansende beren vergelijkt Witoldd Szablowski het leven van de dansberen in hun dansberenpark met het leven van de mensen in het postcommunistische tijdperk. Ook die laatsten hadden het juk van hun meesters afgeworpen, ze waren eindelijk vrij. Hoe kijken ze sindsdien naar hun vrijheid? Wat biedt die hen aan? Hoe gebruik je haar? Welke prijs moet je ervoor betalen? Is men bereid er een prijs voor te betalen? Of verlangt men terug naar het leven onder de dictatuur? Om de vergelijking zo ondubbelzinnig mogelijk te maken deelt de Poolse journalist zijn boek in tweeën. In het eerste deel spitst hij zich volledig op de beren toe.
Hij vertelt over de manier waarop de eigenaars met hun dieren omsprongen, beschrijft hoe de beren getemd werden, waar de traditie vandaan kwam en hoe de Vier Voeters met de zigeuners hebben onderhandeld, en hij reist naar Belitsa om te zien of de beren erin waren geslaagd opnieuw beer te worden. De zigeuners betreuren oprecht het verdwijnen van de dansberentraditie. Ze hielden zielsveel van hun dier, beweren ze, en het dier hield zielsveel van hen.
Dimitar Ivanov, de directeur van het park in Belitsa, heeft geen begrip voor dergelijke uitspraken. De beren dansten niet, zegt hij, ze vluchtten voor de pijn, ‘hun hele leven was één onophoudelijke pijn. Daarbij kwam het slechte voedsel. Het ontbreken van voldoende beweging. Stress.’ Szablowski’s bevindingen voorspellen dan ook wat hij in het tweede deel zal ontdekken, namelijk dat ‘vrijheid (…) een verdomd complexe aangelegenheid (is). Je moet ze langzaam en in kleine doses laten wennen.’ Precies die langzame gewenning ontbrak toen na de val van de Berlijnse Muur de satellietstaten van de Sovjet-Unie in Centraal- en Oost-Europa een voor een het communisme opgaven en het kapitalisme omarmden. Van de ene op de andere dag gingen alle oude zekerheden in rook op.
Reizend door dat nieuwe Europa, wil Szablowski horen wat de burgers van de democratie vinden. In Polen en Oekraïne klagen mensen over werkeloosheid en armoede. Een Oekraïense pope bidt dan weer dat zijn land buiten de EU zal blijven: het Westen is immers een haard van seksuele perversies en goddeloosheid. ‘Een man zal een andere man mogen kussen!’ Sommigen vinden het ook erg dat de politie en de douaniers minder makkelijk dan onder het communisme een oogje dichtknijpen wanneer iemand dronken achter het stuur van zijn auto zit of levensmiddelen en sigaretten wil smokkelen. Met andere woorden: jammer dat er nu minder corruptie is.
In Servië zijn velen ontzet dat Radovan Karadzic, de oud-leider van de Servische Republiek van Bosnië en Herzegovina, aan het Internationaal Strafhof in Den Haag werd uitgeleverd. In Georgië prijst een suppoost in het Stalinmuseum de vroegere dictator. ‘Een tiran en een misdadiger?’ schampert ze. ‘Ik zie dat anders. De deportaties? Die waren noodzakelijk zodat mensen in vrede konden leven.’ De voorstanders van de democratie zijn blij dat ze de dictatuur de rug hebben kunnen toedraaien. Het leven was een hel, verneemt Szablowski in Albanië. ‘Sommigen waren bang iets tegen een ander te zeggen,’ geeft een Pool toe. En in Servië vraagt iemand zich af hoe het in godsnaam mogelijk was dat Karadzic, ‘de grootste misdadiger sinds de Tweede Wereldoorlog’, jarenlang in het centrum van Belgrado is kunnen onderduiken.
Dansende beren is vaak amusant en altijd onderhoudend, maar voegt weinig toe aan wat bekend is. Ten eerste is het boek een journalistiek verslag van Szablowski’s reizen in 2007 en 2008. Is het heimwee naar de dictatuur tien jaar later nu toegenomen of afgenomen? Waarom doet hij overigens verslag uit Cuba en Griekenland? Cuba is nog altijd een dictatuur, en Griekenland is nooit een satellietstaat van de Sovjet-Unie geweest. In zijn inleiding geeft de auteur weliswaar toe dat er intussen, in navolging van Donald Trump, in Europa ‘mannen met raar haar (zoals de Amerikaanse president) die grote beloften doen als paddenstoelen uit de grond (zijn) gerezen.’ Een directe verwijzing naar de nationalistische regeringen in onder meer Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije. Voorts levert de mozaïek van stemmen behoorlijk oppervlakkige meningen op. Onvermijdelijk, want Szablowski legt enkel zijn oor te luisteren. Als hij iemand dus onzin hoort uitkramen, merkt dat men doof en blind voor de corruptie en terreur van de dictatuur is gebleven en geen enkele lering uit de geschiedenis heeft getrokken, dan laat hij hem in zijn geloof.
Uiteindelijk wil Szablowski in de eerste plaats aan de alarmbel trekken. ‘Een groot deel van de wereld,’ aldus de auteur, ‘verkreeg de vrijheid zonder daarop voorbereid te zijn. In de meest extreme gevallen kwam die vrijheid onverwacht of was ze zelfs ongewenst.’ Nu ze er is, is het de taak van de overheid om de vrijheid in goede banen te leiden. En hier loopt het dus vaak mis. Toen de zieke Fidel Castro in 2006 zijn taken aan zijn broer overliet, hoopten vele Cubanen dat het land zou veranderen. Maar niet meteen. ‘Je kunt niet iemand die lang niets heeft gegeten, ineens vijf hamburgers tegelijk geven,’ zei Alfonso, een taxichauffeur uit Havana. Wijze raad die op het oude continent vaak in de wind is geslagen. Ideale omstandigheden voor populistische en antidemocratische politici. Vroeger was het immers beter. Eén van de leugens die als zoete koek worden geslikt.
Witold Szablowski, Dansende beren. Heimwee naar het communisme, Nieuw Amsterdam, 2018, 236 bladzijden, 19,99 euro. Vertaald door Goverdien Hauth-Grubben/ Nieuw Amsterdam.
Recensie door Joseph Pearce