11 november 1918 – Dirk Verhofstadt
Volgende zondag, 11 november 2018, is het exact honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog eindigde. Die oorlog kostte het leven aan meer dan 20 miljoen mensen en schudde de kaarten in Europa grondig door elkaar. Op 28 juni 1919 werd het Verdrag van Versailles gesloten dat grote implicaties zou hebben in de daaropvolgende decennia. Het Ottomaanse rijk verdween en delen ervan werden als kolonies toegewezen aan het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Oostenrijk-Hongarije werd opgesplitst in de onafhankelijke landen Oostenrijk, Hongarije, Polen, Tsjechoslowakije en Joegoslavië, terwijl Roemenië en Italië grote delen van het oude keizerrijk kregen.
Duitsland verloor zijn kolonies en verschillende andere delen van zijn grondgebied. Het land werd ontwapend en moest enorme herstelbetalingen doen ten bedrage van 132 miljard mark. Artikel 231 van het Verdrag van Versailles, dat bepaalde dat enkel Duitsland en zijn bondgenoten verantwoordelijk waren voor het uitbreken van de Grote Oorlog, vonden ze uitermate onrechtvaardig. Dit artikel vormde de kern van het verdrag omdat het vastlegde wie schuld had en wie daarom de schade moest betalen. De Duitsers voelden zich zwaar vernederd en keerden zich tegen hun leiders. Er volgde massaal protest voor de Reichstag in Berlijn. Het ongenoegen en revanchisme in conservatieve en nationalistische kringen legden de basis voor het opkomende nationaalsocialisme.
Het Verdrag van Versailles besliste verder tot de oprichting van de Volkenbond, een idee van de Amerikaanse president Woodrow Wilson, dat tot doel had om de liberale democratie te verspreiden door de instelling van een internationale wettelijke orde en voor eens en altijd een einde te maken aan alle oorlogen. De Volkenbond bleek echter al snel te onmachtig om greep te krijgen op de politieke ontwikkelingen in de jaren 30. Wilson had echter onbewust nog iets gevaarlijker op gang gebracht. Op 11 februari 1918 had hij in een toespraak voor het Amerikaanse Congres een pleidooi gehouden voor “national self-determination” of het zelfbeschikkingsrecht waarbij volkeren zelf mogen bepalen onder welke soevereiniteit ze willen vallen.
Zijn initiële bedoeling was om de diverse volkeren van het Oostenrijks-Hongaarse rijk de mogelijkheid te geven een eigen staat op te richten teneinde de macht van het keizerrijk te breken. Zijn minister van Buitenlandse Zaken Robert Lansing waarschuwde hem dat zelfbeschikkingsrecht “een met dynamiet geladen begrip was” en dat “de toepassing van dit principe een gevaar vormt voor vrede en stabiliteit”. Ook Lord Acton had voordien al opgemerkt dat dit principe zou leiden ”tot het openen van een doos van Pandora vol met onderling strijdige claims en aanspraken.” In elk geval zorgde dit principe voor een opstoot van nationalisme in tal van landen.
De invloedrijke Amerikaanse schrijver en politieke journalist Walter Lippmann zag het zelfbeschikkingsrecht van volkeren als on-Amerikaans principe. Het Amerikaanse ideaal was immers juist een staat waarin diverse volkeren op basis van gelijkheid konden samenleven. Het kon ook leiden tot anarchie want, aldus Lippmann, er zijn wel duizenden volkeren die op basis van dat principe onafhankelijkheid konden claimen. Het principe van het recht op zelfbeschikking van volkeren werd inderdaad snel opgepikt in landen waar belangrijke etnische en taalkundige minderheden woonden. Het vormde brandstof voor de vele nationalistische en separatistische groepen, en zou misbruikt worden door Adolf Hitler om zijn territoriale eisen kracht bij te zetten. “Tikkende tijdbommen onder de internationale rechtsorde die in de jaren 1938-1939 zouden afgaan.” aldus historicus Jan van Oudheusden.
Heel wat kiezers zochten in de jaren dertig hun heil in extreme partijen die met eenvoudige oplossingen kwamen en een utopisch paradijs als einddoel voorstelden. Dat maakte de extremistische ideologieën in heel wat landen zo aantrekkelijk. Mensen waren bereid om hun duur bevochten rechten en vrijheden in te ruilen voor orde en rust, voor veiligheid en gelijkheid, voor voedsel en een job. De angst en onzekerheid die tijdens het interbellum heersten ingevolge de politieke, maar evenzeer door de sociaaleconomische, financiële en maatschappelijke crisissen, dreef massa’s mensen weg van de liberale democratie met hun saaie parlementen en pragmatisch ingestelde politieke partijen, die in de meeste landen geen onmiddellijk antwoord konden bieden op de enorme uitdagingen van die tijd. Vandaar het succes van het nationalisme, het communisme, het fascisme en het nazisme. Deze totalitaire ideologieën vormden de tegenpool van het liberalisme en van de vrijheid van het individu.
Het liberale kosmopolitisme verdween onder de mokerslagen van het nationalisme. In zijn autobiografie Die Welt von Gestern uit 1942 schreef Stefan Zweig hierover het volgende: “Ik heb de grote massa-ideologieën onder mijn ogen zien groeien en zich verspreiden, het fascisme in Italië, het bolsjewisme in Rusland en bovenal die oerpest, het nationalisme, dat de bloei van onze Europese cultuur heeft vergiftigd.” Liberalen keren zich tegen het provincialisme van nationalisten die opkomen voor een monoculturele samenleving waarin de meervoudige identiteit van de inwoners plaats moet maken voor de mythe van de eenvormige identiteit.
Volgens Fernando Savater is de kenmerkende obsessie van alle vormen van nationalisme, die hij de grootse gesel van de twintigste eeuw noemt, “de verheerlijking van een noodzakelijk ‘thuishoren’ van ieder mens op zijn geboortegrond, voorgesteld als een noodlot dat je met trots dient te vervullen. Het uitermate stompzinnige ‘zo zijn we hier nu eenmaal’ en de mythevorming rond de eigen ‘wortels’ – alsof wij mensen planten zijn – blokkeert de diepe menselijke behoefte aan de gastvrijheid die we elkaar verschuldigd zijn overeenkomstig met datgene wat we al eerder hebben benoemd als ‘waardigheid’.”
Voor Zweig en Savater is de wereld ons enige werkelijke vaderland. Liberalen omarmen die kosmopolitische visie en moeten dat, tegen de huidige tijdsgeest in, blijven doen.
Dirk Verhofstadt
De auteur is kernlid van Liberales