Thuis in muziek - Alicja Gescinska
Zowat tien jaar geleden ontmoette ik voor het eerst Alicja Gescinska. We werkten beiden aan ons doctoraat in de moraalwetenschappen onder het promotorschap van hoogleraar Johan Braeckman aan de Universiteit Gent. Sindsdien heeft de carrière van Gescinska een enorme vlucht genomen. Het begon met de publicatie van haar scriptie over De verovering van de vrijheid waarin ze een stevig onderbouwd pleidooi hield voor het belang van de positieve vrijheid. Wat mij bij die jonge, wat frèle vrouw onmiddellijk opviel was haar enorme gedrevenheid, intelligentie en eruditie. Maar ook een overtuigingskracht die ik nog maar zelden heb meegemaakt bij getalenteerde jongeren. Intussen werkte ze in een razend tempo: ze gaf les aan een Amerikaanse universiteit, schreef een fantastische debuutroman, maakte beklijvende televisiedocumentaires voor Canvas, en voedde drie zonen op. Il faut le faire.
Gescinska is nauwelijks 37 jaar, maar intussen een van de meest toonaangevende filosofen in ons taalgebied. Dat komt ook tot uiting in haar nieuwste publicatie onder de titel Thuis in muziek. Een oefening in menselijkheid. Het is een klein boekje van zowat 110 bladzijden waarin ze haar visie geeft op de impact van muziek en vooral over de al dan niet bestaande band tussen muziek en moraal. Het proberen uitleggen van het belang van muziek is een van de moeilijkste onderwerpen die er bestaan. Want hoe verbindt je het immateriële van de muziek met het immateriële van de moraal? Maakt muziek mensen ‘beter’? Zorgt een aria van Mozart voor meer menslievendheid? En geldt dat ook voor de muziek van Wagner? Het zijn aartsmoeilijke vragen waarover al heel wat boeken verschenen, doorgaans van schrijvers op leeftijd, maar die zelden een bevredigend antwoord boden.
En toch waagde Gescinska zich eraan. Als studente hoorde ze Chopin en begreep ze al snel “dat muziek van het allergrootste belang is in onze levens”. Maar hoe belangrijk dan wel? Maakt muziek de mens en de wereld beter? En vooral, draagt schoonheid ook goedheid in zich? Daarover praatte ze met Krzysztof Penderecki, een van de meest toonaangevende componisten van de voorbije eeuw. En die antwoordde op de bovenstaande vragen met een sec ‘neen’. Van muziek gaat geen verheffende morele kracht uit, aldus de componist. Gescinska argumenteert dat dit vaak wel het geval is en draagt daar goede argumenten voor aan. Maar die kunnen niet altijd op tegen de realiteit. Muziek zorgt niet alleen en altijd voor empathie en inlevingsvermogen, maar soms ook voor verdeeldheid en zelfs regelrechte haat. Denk aan marsmuziek en de meeste volksliederen die de vermeende superioriteit van het ‘eigen volk eerst’ bezingen.
Muziek verbinden aan normatieve oordelen is ondoenbaar, want voor elk voorbeeld waarin muziek een positieve rol speelt (of speelde), staan evenveel voorbeelden die het omgekeerde aantonen. Mensen die buitengewone muziek maken of ervan genieten, kunnen nog steeds bijzonder slecht zijn. Gescinska verwijst zelf naar de nazi’s die overdag Joden vermoordden, maar ’s avonds konden genieten van een prachtig muziekstuk. Het schone en het goede zijn dus niet met elkaar verbonden. Een treffend voorbeeld daarvan is de muziek van Wagner. Zijn prelude op Parcifal vinden veel luisteraars van een onmetelijke schoonheid, maar ze gruwen als ze zijn Walkures horen aandraven. Dat heeft niet zozeer te maken met het bombastische van zijn muziek, maar eerder met de onvermijdelijke associatie die velen maken met de onmens die Wagner was. Zijn boeken waarin hij de Joden omschreef als minderwaardige mensen, het dwepen met zaken als volk en ras, zijn daar de oorzaak van.
Gescinska legt daarna de klemtoon op empathie als een voortvloeisel uit muziek. Maar ook hier past de nuance. Neem Richard Strauss. Een enorm muzikaal talent. Maar van veel empathie kan je hem niet verdenken. In 1933, toen Hitler aan de macht kwam, aanvaardde hij de post van voorzitter van de Reichsmusikkammer en collaboreerde op die manier met de nazi’s. In 1943, toen de Joden uit zowat alle steden van het Duitse Rijk werden gedeporteerd naar de concentratiekampen, componeerde hij nog het werk Festmusik für die Stadt Wien. Hoe kon hij zoiets componeren toen in concentratiekampen koren en orkesten werden gevormd uit Joodse muzikanten? Die moesten het leven van de Joden in de doorgangskampen verlichten en de aangevoerde Joden in de vernietigingskampen gerust stellen op weg naar de gaskamers. Vaak zagen ze hoe hun eigen familieleden en vrienden vernietigd werden. Alleen al in Auschwitz-Birkenau waren er zes verschillende orkesten waarvan sommige met meer dan honderd leden.
“Muziek verheft zelfs de gruwelijkste situaties in een ideale sfeer,” aldus Richard Wagner. Hij dwaalde want zelfs hij kon niet vermoeden hoe cynisch de nazi’s, in hun poging om alle Joden uit te moorden, misbruik maakten van musici voor hun ‘definitieve oplossing’ maar ook voor hun eigen vermaak. Daarover bestaan tal van getuigenissen, zoals over het orkest in het kamp Janowska in Polen, de muziek van Arthur Durlacher in het doorgangskamp Westerbork, het ‘huislied’ in Buchenwald, de talentrijke violist Louis Bannet in Birkenau, de dirigente Alma Rosé in het vrouwenorkest van Auschwitz, de vermaarde pianist Wladyslaw Szpilman in het getto van Warschau, en de joodse componist Victor Ullmann in Theresienstadt. Of denk aan de dirigent Rafael Schächter, die van november 1941 tot oktober 1944 in het Theresienstadt verbleef en er een orkest moest samenstellen uit musici onder de Joodse kampgevangenen, om zo Verdi’s Requiem uit te voeren voor de SS-leiders, waaronder Adolf Eichmann. Schächter werd nadien naar Auschwitz afgevoerd en er vermoord.
Gescinska beseft dat muziek niet almachtig is en vat dat kernachtig samen in de volgende, schitterende zin: “Als het kwaad in de mens zit, is het met geen notenbalken of strijkstokken uit te slaan.” Muziek vermag echter veel, ook en heel vaak ten goede. Vaak raakt het de luisteraar als een miraculeus teken van menselijkheid in een wereld vol ellende. Al moet men opletten om er weer geen echt mirakel van te verwachten. Gescinska geeft het voorbeeld van zwangere vrouwen die een koptelefoon op hun bolle buik zetten en Mozart laten horen aan “hun wondertje in wording”, in de hoop dat het later slimmer ter wereld zou komen. Wetenschappelijke nonsens. Al kan het nog absurder. In een supermarkt in Italië kocht ik ooit een doosje eieren met daarop de boodschap dat de kippen niet alleen in open lucht waren gekweekt, maar dat ze ook klassieke muziek hadden aanhoord. Het moest de consument de indruk geven dat de kippen in kwestie minder stress hadden ondervonden en daardoor betere eieren hadden gelegd. Ik heb het verschil alvast niet geproefd.
Het cruciale punt van Gescinska ligt evenwel in de waarde van muziek en de impact ervan op onze zelfontplooiing, zelfrealisatie en vooral ook op onze zelfbepaling. Het is een boeiende gedachte die de persoonlijke inzet en verantwoordelijkheid van de mens vereist. Muziek is als handvaten die ons uit de lethargie, de onverschilligheid en de banaliteit van het leven kunnen halen, voor zover men daartoe ook een inspanning doet. De inspanning om muziek niet alleen te horen maar ook bewust te beluisteren. “Muziek speelt een sociaal verbindende rol; ze is een antidotum tegen de existentiële eenzaamheid waartoe we veroordeeld zijn,” zo schrijft ze. Al sta ik sceptisch tegenover vorming van het wij – een stam, clan, groep of natie – die geschiedt in gedeelde muziek. Daar zijn die volksliederen weer, zo denk ik. Geef mij maar de negende symfonie van Beethoven met zijn universele aspiraties, of Imagine van John Lennon.
Die gedeelde muziek kan uiteindelijk ook de gehele mensheid omvatten, dat schrijft Gescinska ook, en dat lijkt mij ook de essentie van muziek. Het zou een universele taal kunnen en moeten zijn die geen plaats laat voor nationalisme en opgelegd collectivisme. De geschiedenis heeft ons geleerd dat de beste muziek kosmopolitisch is. Klanken en ideeën die grenzen overstijgen en elke mens ontroeren, ongeacht zijn of haar nationaliteit. Muziek van en voor individuele mensen, niet van en voor volkeren of naties. Muziek als een oefening in menselijkheid zoals de ondertitel van dit bijzondere boekje heet. Het is alvast een aanrader om te lezen in deze periode van kortere dagen, een ideaal geschenk voor kerst, voor diegenen die men lief heeft. Alicja Gescinska heeft zich met Thuis in muziek opnieuw overtroffen. De jonge, ambitieuze vrouw is volwassen geworden. Ze heeft het potentieel om door te stoten tot het kruim van de hedendaagse filosofen. Dit boekje wordt alvast een klassieker, een tekst die veel anderen zal inspireren en helpen in hun zoektocht naar de echte waarde van muziek.
Alicja Gescinska, Thuis in muziek, De Bezige Bij, 2018
Recensie door Dirk Verhofstadt