De rechtvaardigen - Jan Brokken
Op 29 mei 1940 rinkelt de telefoon bij Jan Zwartendijk, directeur van de Philipsfabriek in Kaunas in Litouwen. Aan de lijn is Leendert Pieter Johan de Decker, Nederlands gezant in de Baltische staten. De Decker vraagt of Zwartendijk waarnemend honorair consul in Kaunas wil worden. Zwartendijk aarzelt. Hij is geen diplomaat. Wat weet hij in godsnaam van internationale staatskunst? Het zal wel loslopen, verzekert hem de Nederlandse gezant. Mr. Radio Philips, want zo staat de zakenman Zwartendijk bij iedereen bekend, gaat uiteindelijk akkoord. Een moedige beslissing in een tijd van politieke hoogspanning.
De Tweede Wereldoorlog is negen maanden aan de gang. Nazi-Duitsland heeft Polen verslagen, Noorwegen, Denemarken en de Benelux bezet en Frankrijk zo goed als op de knieën gekregen. In het oosten hebben Hitler en Stalin Polen onder elkaar verdeeld. Maar Stalin wil meer. En Stalin krijgt meer. Op 15 juni valt het Rode Leger Litouwen binnen. Twee dagen later neemt het zonder slag of stoot Estland en het grootste deel van Letland in. Inmiddels zijn tienduizenden Joden van Polen en Tsjecho-Slowakije in paniek naar Litouwen gevlucht. Als enige land in de regio had het zijn grenzen voor Joden opengehouden. Het duurt niet lang voordat de eerste Joden bij Zwartendijk aankloppen. Als de kersverse consul bereid is een uitreisvisum voor Curaçao uit te schrijven – wie naar dat Caribische eiland reist heeft geen inreisvisum nodig – verdringen honderden Joden zich wanhopig voor zijn kantoor.
Zwartendijk blijft echter kalm en schrijft zoveel visa uit dat hij er een lamme hand van krijgt.
In De rechtvaardigen vertelt Jan Brokken op ongemeen aangrijpende en consciëntieus gedocumenteerde manier wat er vervolgens met Zwartendijk en de Joodse vluchtelingen is gebeurd. De titel verwijst naar ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’, de onderscheiding van Yad Vashem voor niet-Joden die tijdens de Shoah Joden hebben helpen redden. Brokken heeft het dus over meer dan één redder. Behalve Zwartendijk speelde ook Chiune Sugihara, de Japanse consul in Kaunas, een cruciale rol. Zonder een doorreisvisum naar Japan via de Trans Siberië Expres naar Vladivostok konden de Joden onmogelijk de dodendans ontspringen, de vluchtroute via westelijk Europa was immers afgesneden.
Hoeveel Joden hebben de Nederlandse en Japanse consul aan de nazibeulen en hun Litouwse trawanten helpen ontsnappen? Brokken noteert dat beide consuls 2.139 visa hebben afgeleverd. Aangezien één visum ook voor een gezin of samen reizende familieleden geldig was, blijkt het een hele opdracht om precies te weten te komen hoeveel Joden er in totaal een veilig oord hebben kunnen opzoeken. Brokken houdt het op een tienduizendtal. Als dat cijfer klopt, en dat heeft er alle schijn van, betekent dit dat ‘een even slim als simpel plan een van de grootste reddingsoperaties uit de Tweede Wereldoorlog’ heeft doen slagen.
Volgens Geert Mak is Jan Brokken een van de grootste Nederlandse schrijvers. Mak overdrijft niet. Brokken bewijst al zijn hele oeuvre lang dat hij een meesterlijk verteller is. Bovendien is hij begiftigd met het zeldzame talent om uit de meest verscheidene onderwerpen een diepmenselijk verhaal te puren. Hem wordt ook de ‘uitvinder’ van een nieuw genre in de Nederlandse literatuur toegedicht, een mengeling van temperamentvol reisverslag, verbeeldingskracht en documentaire expertise. De vergelding (2013) is daar een uitstekend voorbeeld van. Het boek reconstrueert een tragedie in 1944 in Rhoon, het dorp in de buurt van Rotterdam waar Brokken opgroeide. Als bij een sabotagedaad een Duitse soldaat de dood vindt, executeert de bezetter als represaille zeven onschuldige burgers. ‘Pas wanneer een verhaal me aangrijpt,’ aldus Brokken in Mijn kleine waanzin (2004), het tragikomische verslag van zijn jeugd, ‘wil ik het naadje van de kous weten.’
De reddingsoperatie van Jan Zwartendijk is daarom een kolfje naar zijn hand. Naarstig speurwerk levert evenwel niet altijd het gewenste of verwachte resultaat op. Maar Brokken houdt vol. Langzaam maar zeker – de spanning is vaak te snijden – bouwt hij aan een monumentale studie van het leven en werk van de Nederlandse consul. Hij reist vluchtelingen achterna, praat met ooggetuigen, graaft in archieven, wikt en weegt data en cijfers, rekent met mythes af, ontmaskert valse helden en rehabiliteert ware helden. Het resultaat is een fascinerend boek dat bol staat van nu eens ontroerende en dan weer schokkende taferelen. Het is de verdienste van Brokken dat hij de dramatische gebeurtenissen op een serene, haast gedragen wijze formuleert. De tovenaar met beelden treedt hier op de achtergrond, alsof hij goed beseft dat stilistisch vuurwerk zijn respect en bewondering voor de Zivilcourage van de rechtvaardigen enkel maar zou overbelichten.
Waarom deed Jan Zwartendijk wat hij heeft gedaan? ‘Oorlog is een permanente uitzondering op voorspelbaarheid,’ meende Brokken in De vergelding. Zwartendijk zou wellicht zijn hoofd meewarig hebben geschud. Uit alles blijkt dat de consul vanaf het begin deed wat hij moest doen. Vlak voor zijn dood in 1976 zei hij tegen zijn jongste zoon ‘dat hij Kaunas met een schoon geweten had verlaten.’ Brokken besluit: ‘Ik kom dat bij alle rechtvaardigen tegen: de wil om werkelijk iets te doen.’ Dat wil niet zeggen dat Zwartendijk geen twijfels had. Wat een slecht mens was, wist hij. Maar wat was een goed mens? En had hij de Joden wel degelijk kunnen redden? Jarenlang verkeerde hij in het ongewisse. In 1963 kreeg hij op de koop toe een reprimande van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Hij had zich niet aan de regels gehouden,’ schrijft een duidelijk verontwaardigde Brokken.
Zwartendijk reageerde verslagen, onthutst, vernederd. Ook Lou de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en auteur van zevenentwintig boekdelen over het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, krijgt een veeg uit de pan. Deze onbetwistbare autoriteit, de man die Nederland een oorlogsgeweten schopte, heeft de rol van Zwartendijk bij het redden van duizenden Joden onvoldoende willen erkennen.
De rechtvaardigen bevat ten slotte zowel een waarschuwing als een boodschap. Brokken doet dat zonder een vermanend vingertje op te steken, hij is geen zedenpreker. Toen de St. Louis, het schip dat op 13 mei 1939 met negenhonderd Joodse Duitsers Hamburg was uitgestoomd, in Cuba aanmeerde, werd de vluchtelingen de toegang tot het land ontzegd. Ook Canada en de Verenigde Staten weigerden de Joden op te nemen. ‘Als ik er duizend toelaat,’ aldus de Amerikaanse president Roosevelt, ‘zullen er een miljoen komen.’ Ook Japan was na de aankomst van de Joden met hun Curaçao-visum bang dat het door vluchtelingen zou worden overspoeld. Met andere woorden: men vreesde voor een aanzuigeffect.
Niets nieuws onder de zon dus. L’histoire se répète. Brokken citeert graaf Tadeusz Romer, Pools ambassadeur in Japan. Romer schreef voor drieduizend Zwartendijk-vluchtelingen visa voor onder meer Australië en Nieuw-Zeeland uit. Een onderscheid tussen Joodse en niet-Joodse Polen maakte hij niet. Zijn standpunt? ‘Ieder mens is een vreemdeling.’
Jan Brokken, De rechtvaardigen. Uitgeverij Atlas/Contact, 2018, 504 bladzijden, € 21,99.
Recensie door Joseph Pearce