Democratie en terreur - Frank Buijs

Democratie en terreur - Frank Buijs

Op 11 september 2001 pleegde Al Qaeda in de Verenigde Staten gruwelijke aanslagen die meer dan 3000 mensen het leven kostten. Was het ‘terreur tegen democratie’, ‘verzet vanuit de derde wereld tegen de overheersing van het westen’, of uitdrukking van een ‘botsing van culturen’ zoals reeds jaren geleden voorspeld door Samuel Huntington? En hoe moeten democratieën zich verdedigen tegen het geweld van extremisten? In zijn boek Democratie en terreur geeft de Nederlandse onderzoeker Frank Buijs enkele antwoorden. Hij beschrijft de politieke ontwikkeling van Osama bin Laden van vrome student tot organisator van terreur. Hij analyseert het islamitisch radicalisme en zijn kritiek op de islamitische regimes en op het Westen. Hij schetst hoe radicalisme kan verworden tot gewelddadig extremisme en presenteert een model van oorzaken van islamitisch extremisme. Op basis hiervan komt Buijs tot een prikkelende analyse van de betekenis van de aanslagen van 11 september. De aanslagen vormden niet alleen een bedreiging, maar ook een uitdaging aan de westerse democratieën om de eigen grondslagen te vernieuwen.

Buijs vertrekt in zijn boek met de stelling dat de militaire reactie tegen het netwerk van Osama bin Laden en zijn Afghaanse beschermheren volkomen legitiem is, maar verzet zich anderzijds tegen de solistische neiging van de Verenigde Staten en ‘de dreiging dat anti-islamisme zich ontwikkelt tot een eenentwintigste-eeuwse variant van het McCarthyisme’. Hierin schuilt namelijk een gevaar voor verabsolutisering van goed en kwaad. Het probleem van een dergelijke verabsolutisering is dat de bestrijders van de terreur zich verheven voelen boven elke kritiek. Een dergelijke houding staat diametraal tegenover een democratische ingesteldheid die kritiek erkent als een inherent onderdeel ervan. Daarbij komt dat de terroristen via de media beseffen dat hun daden effectief impact hebben en er dus een stimulans in vinden om door te gaan. Dit besef bestond trouwens reeds na de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Libanon in 1983 en later uit Soedan toen hun eerste soldaten sneuvelden en voor het oog van de camera’s in lijkzakken terug werden gestuurd. Voor de islamitische radicalen is dit een bewijs van de morele zwakheid en religieuze bedorvenheid van de Amerikaanse soldaten. Ze ontberen in hun hoofde een vorm van opofferingsgezindheid.

Toch is er in de voorbije decennia ook veel gebeurd binnen de islamitische landen zelf. De radicalisering van sommige moslims als Osama bin Laden was een reactie op de ‘laksheid’ van bepaalde islamitische staten tegenover de westerse mogendheden. Vooral Saoedi-Arabië moet het hier ontgelden. Hun openlijke steun aan de westerse landen tijdens de Golfoorlog bleek een doorn in het oog van de radicale moslims. Daartegenover eisten de radicalen juist meer religieus onderwijs, een afwijzing van de ‘westerse doctrines’ en censuur op televisie. In feite bepleiten ze een vorm van terugkeer naar de bronnen van hun theologie, namelijk een strikte naleving van de Koran en de Hadith. In deze optiek moeten ook de diverse aanslagen op Amerikaanse installaties in Saoedi-Arabië bekeken worden, niet zozeer om de vijand een slag toe te brengen, maar wel om het eigen moreel en zelfvertrouwen op te vijzelen.

Buijs kent de nuances binnen de islamwereld goed en bewijst op overtuigende wijze dat de aanslagen van Osama bin Laden in strijd zijn met de moderne interpretaties van de islam. Die interpretaties verbieden een gewelddadige bekering of het doden van ‘niet-strijders’. De moord op meer dan 3.000 onschuldige burgers in de Twin Towers (niet alleen Amerikanen maar ook buitenlanders) staat dan ook recht tegenover de islamgeboden. Osama bin Laden verdedigde de aanslag door te wijzen op het feit dat al deze mensen belastingen betaalden en op die manier de Amerikaanse regering ondersteunden. Het is een doorzichtige kunstgreep die zelfs in gematigde islamitische kringen niet ernstig wordt genomen. Volgens Frank Buijs weten extreme moslims dit, maar beschouwen ze de versterking van het radicaal-islamitisch zelfvertrouwen belangrijker als de vernedering van de tegenstander.

Neomarxistische en andere linkse denkers zouden best niet juichen bij deze aanslag op de Verenigde Staten. Buijs noemt Osama Bin Laden immers weinig vleiend een soort moderne Che Guevara. Het religieuze radicalisme kreeg immers maar voet aan de grond na het wegvallen van het communisme. De seculiere samenleving had haar betekenis verloren. Het zegt veel over de betekenisloosheid waarmee het communisme de maatschappelijke moraal had ingevuld. Communisten waren (en zijn) er niet in geslaagd de religieuze waardepatronen om te zetten in vormen van wederzijds respect en vertrouwen. Dit verklaart ook waarom in die vroegere landen onder de Sovjetinvloed het radicalisme zich niet alleen beperkt tot de godsdienst maar ook een duidelijk politiek karakter heeft. Dit inzicht is belangrijk omdat het duidelijk maakt dat het communisme niet in staat bleek een moreel draagvlak te creëren waarop alle mensen zich konden vinden. Dit heeft mijn inziens te maken met de totale blindheid van het communisme voor de individuele moraal.

Frank Buijs tracht moedig de diverse stromingen binnen de islam bloot te leggen. Deze oefening is niet alleen moeilijk maar vooral noodzakelijk willen we in het Westen niet in generalisaties vervallen. De islam is niet eenduidig. Zo bestaan er naast conservatieve en traditionele islamieten zelfs modernisten. De eersten, wahabisten en salafisten, verwerpen elke vernieuwing of willen in hun fundamentalistische variant het individu onderschikt houden aan een ‘specifieke interpretatie van de wil van het opperwezen’. Modernisten (die slechts een kleine stroming vertegenwoordigen in de islamitische gemeenschap) benadrukken juist ‘de morele zelfstandigheid van de mens en zijn vrijheid en vermogen om door middel van zijn eigen morele capaciteiten morele kennis te verwerven’. Maar toegegeven, de radicale vleugel is thans aan zet en aanziet de eigen religie als superieur en als basis voor de samenleving, de politiek en de staat.

Hoe moeten westerse democratieën hiermee omgaan? Moeten we elke islamstroming bekampen en beschouwen als een gevaar voor onze democratie? Buijs stelt terecht dat een overreactie juist zou kunnen leiden tot een verzwakking van de democratische verworvenheden zoals een beperking van de vrijheid van meningsuiting, een aantasting van de tolerantie en een groeiend wantrouwen tegenover minderheden. Een dergelijke trend is momenteel merkbaar in de Verenigde Staten zelf waar men de zogenaamde Patriot Act heeft goedgekeurd waardoor de e-mails, brieven en telefoons van burgers kunnen worden onderschept en nagelezen. Een ander wetsontwerp stelde voor om de processen tegenover terroristen achter gesloten deuren te laten houden. Dit ontwerp werd evenwel gekelderd door de rechterlijke macht die terecht stelde dat ‘democratieën sterven achter gesloten deuren’.

Buijs pleit ervoor om elkaars cultuur en religie niet als superieur te beoordelen maar ze met elkaar te confronteren en op zoek te gaan naar een gezamenlijk project. “Democraten moeten deze thema’s niet negeren omdat ze (onder andere) door radicale moslims worden aangedragen, maar moeten ze juist oppikken omdat ze onvrede en zorgen onder aanzienlijke delen van de bevolking tot uitdrukking brengen”. Ik bewonder de openheid en tolerantie van Buijs maar vrees dat hier ook grenzen bestaan of moeten getrokken worden. Natuurlijk moet men over alles kunnen praten, dat is eigen aan een democratie, maar er mogen mijn inziens geen toegevingen gedaan worden op de essentie van onze democratische waarden en normen. Zo lijkt me elk debat of nuancering (vanuit het standpunt van radicale moslims) ten aanzien van de gelijkwaardigheid van man en vrouw en de scheiding tussen kerk en staat verwerpelijk. Het is daarbij niet omdat deze waarden in het westen tot ontwikkeling kwamen dat het ‘westerse waarden’ zijn. Het zijn universele waarden die uitgaan van de gelijkwaardigheid van elke mens en die zich verzetten tegen de dominantie van ‘geopenbaarde waarheden’. In die zin lijkt elke vorm van relativisme me verwerpelijk omdat ze ingaat tegen het menszijn zelf.

Niet alle moslims zijn extreem, dat is juist en dat moeten we ook steeds voor ogen houden. Maar we mogen niet, omwille van de goede vrede, toegevingen doen op datgene waarvoor we al eeuwen strijden, namelijk de ontvoogding van de mens, het zelfbewustzijn, het individualisme en de individuele vrijheid. Wie daar op toegeeft begeeft zich op een hellend vlak. Waardoor we sneller dan we zelf willen zouden kunnen afglijden naar toestanden die we zelfs in onze ergste nachtmerries onszelf niet toewensen.

 

Frank J. Buijs, Democratie en terreur, SWP Book, 2002

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Progressive capitalism - David Sainsbury

Progressive capitalism - David Sainsbury

Wanneer de feiten veranderen - Tony Judt

Wanneer de feiten veranderen - Tony Judt