De bibliotheek van Alexandrië - Jean-Pierre Luminet

De bibliotheek van Alexandrië - Jean-Pierre Luminet

In het jaar 642 staan de troepen van generaal Amr voor de poorten van Alexandrië. Het bevel luidt de beroemde bibliotheek in brand te steken. In Medina heeft kalief Omar zijn troepen opgedragen alles te vernietigen wat tegen de Islam ingaat. Een oude christelijke filosoof, een joodse arts en vooral de schone en geleerde Hypatia, wiskundige en musicienne, ondernemen een poging om Amr af te houden van de vernietiging van de in eeuwen opgebouwde schat, de Alexandrijnse bibliotheek. Zij vertellen hem het leven van geleerden, dichters en filosofen die binnen de muren hebben geleefd en gewerkt: Euclides, maar ook Archimedes, Aristarchus van Samos, Ptolemaeus en vele anderen die hun strijd om de waarheid al dan niet met hun leven bekochten. Zij waren de mensen die nieuwe wereldbeelden creëerden en daarmee bijdroegen aan de bloei van de Griekse cultuur en wetenschap. Over de befaamde bibliotheek en haar vernieling schreef de Franse astrofysicus, schrijver en dichter Jean-Pierre Luminet een buitengewone roman onder de titel De bibliotheek van Alexandrië.

Dat de bibliotheek van Alexandrië echt heeft bestaan en in haar glorietijd de grootste was van het Middellandse Zeegebied is een feit. Maar of ze verwoest werd door de moslims is minder zeker. De auteur geeft zelf aan dat hij geen historische verhandeling schreef, maar probeert toch aan te tonen dat zijn verhaal plausibel is. Zo weeft hij zijn fictieve verhaal rond een reeks historische gebeurtenissen en personages en laat de vernietiging van de bibliotheek samenvallen met de verovering van Alexandrië in 642 door emir Amr ibn-As, een jonge metgezel van Mohammed. Even plausibel is evenwel dat de bibliotheek al grotendeels verwoest werd door Caesar bij zijn beleg van Alexandrië in 50 voor Christus of door keizer Theodosius I die in 391 het bevel gaf om alle heidense tempels en bibliotheken in het Romeinse Rijk te sluiten. Maar helemaal uit te sluiten dat kalief Omar de finale genadeklap toebracht, is evenzeer mogelijk. In elk geval was de vernieling van de bibliotheek een bijzonder zware ramp waarbij vele tienduizenden boekrollen en perkamenten met teksten uit de Oudheid onherroepelijk verloren gingen.

In hun poging om de bibliotheek van de ondergang te redden staan de oude bibliothecaris en zijn twee metgezellen lang stil bij het belang van de bibliotheek voor de menselijke kennis. Tal van waarheden, ontdekkingen en experimenten werden in de loop van de Oudheid bedacht en neergeschreven door vooral Griekse filosofen, dichters en wetenschappers. Alles begon bij Alexander de Grote die de opdracht gaf om aan de delta van de Nijl een stad te bouwen naar zijn naam. Zelf heeft hij de stad niet meer voltooid gezien en de leiding kwam in handen van een van zijn generaals, Ptolemaeus I Soter. Hij richtte er een Mouseion of Tempel der Muzen op en liet die later uitbreiden met een bibliotheek die de meest complete van de beschaafde wereld moest worden. De eerste bibliothecaris was Demetrius, een leerling van Aristoteles, die de boeken van zijn meester meebracht. Alexandrië werd een handelscentrum en met de steun van zijn vorst liet Demetrius alle boeken aan boord van de schepen die de stad aandeden, opvorderen. Zijn opvolgers stuurden kopieerders naar andere bekende centra om er de originele boeken over te schrijven (waarbij ze de originelen meenamen en de kopies achterlieten). Op haar hoogtepunt bevatte de bibliotheek ruim een half miljoen boekrollen.

Op die manier kreeg de bibliotheek een grote faam in de bekende wereld en trok het de meest vooraanstaande geleerden uit die tijd aan. Onder hen Euclides, Aristarchus, Callimarchus, Archimedes, Eratosthenes, Hypparchus, Ptolemaeus, Galenus, Diophantus en Hypatia van Alexandrië. De geleerden konden er vrij denken, discussiëren en onderzoeken en dat zorgde voor een enorme bloei in het menselijk denken. Euclides legde de basis voor de moderne meetkunde, Archimedes introduceerde de hefboom en de schroef en Erastosthenes bewees dat de aarde rond was en slaagde erin om de omtrek van de aarde quasi exact vast te stellen. Toch kregen sommigen onder hen het aan de stok met de hogepriesters. De Griekse astronoom Aristarchus van Samos beweerde ruim achttien eeuwen voor Copernicus dat de zon het centrum van het heelal vormde, dat de aarde zich in één jaar om de zon bewoog en in één dag om haar as. Hij werd hiervoor beschuldigd van ‘goddeloosheid’. Latere theorieën zoals het geocentrische wereldbeeld van Ptolemaeus en de anatomische stellingen van Galenus werden door het vroege christendom dan weer overgenomen en bekrachtigd en kregen daardoor een sterk dogmatisch karakter.

Deze roman is één ode aan de kennis, het onderzoek en vooral de boeken waarin al die eeuwenoude wijsheid opgeslagen zit. De drie westerlingen trachten emir Amr daarvan te overtuigen. Ze smeken hem de bibliotheek niet te vernietigen en keren zich tegen de zogenaamde godgeleerden van alle religies die menen dat dé waarheid in de thora, de bijbel of de koran staat, en dat weetgierigheid en onderzoek derhalve zinloos zijn. ‘Boeken verbranden staat gelijk met het verbranden van zijn voorouders, zijn vader en moeder, zijn ziel en de gehele mensheid daarbij’, schrijft Luminet, en doorheen het verhaal geeft hij aan hoezeer de religieuze leiders angst hebben voor kennis en een diepe afkeer voor al wat vreemd is. Zo beschrijft hij het lot van de filosofe, wiskundige en astronome Hypatia (volgens sommigen de laatste beheerder van de bibliotheek), die vermoord werd op aanstoken van de dogmatische Cyrillus, de aartsbisschop van Alexandrië. De auteur noemt Hypatia de ‘eerste martelares van religieuze onverdraagzaamheid tegenover de natuurwetenschap’. Dat gebeurde rond 415, na het bewind van keizer van keizer Theodosius de Grote die het heidendom verbood en het christendom uitriep tot de enige toegestane staatsgodsdienst. Zowat het begin van de duistere middeleeuwen.

Tot de opkomst van het christendom en later de islam met hun universele ambities, konden filosofen, wetenschappers en dichters redelijk vrij hun gang gaan. Daarna veranderde het. Heilige teksten stonden nieuwe interpretaties en onderzoek in de weg. Deze roman geeft dan ook een goed beeld van de manier waarop het denken in het Westen tot stilstand is gekomen door het geloof. Het zou meer dan duizend jaar duren alvorens men opnieuw de vaste paden durfde te verlaten en men de oude geschriften zou herontdekken. Niet toevallig eindigt de Luminet zijn roman met Nicolaus Copernicus die met zijn De Revolutionibus in de zestiende eeuw de voetstukken onder het geocentrische wereldbeeld zou wegschoppen. En ondanks het feit dat de auteur de moslims als aanstichters van de brand aanduidt, wijst hij finaal op het belang van islamitische geleerden als Averroës en Avicenna die de werken van de oudheid in hun eigen taal vertaalden. Het zorgde voor een hoogtijd van de Arabische beschaving, met hoogstaande astronomen, wiskundigen, filosofen en geografen.

Op het einde van het boek vraagt Copernicus aan Faust wie nu volgens hem de bibliotheek van Alexandrië in de as heeft gelegd. Daarop antwoordt zijn vriend: ‘Het vuur, Nicolaus, gewoon het vuur’. Echte vlammen hebben inderdaad de boeken vernietigd, maar het is het vuur van het fanatisme dat de brand heeft aangestoken.

 

Jean-Pierre Luminet, De bibliotheek van Alexandrië, Globe, 2005

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Ongelijkheid - Anthony Atkinson

Ongelijkheid - Anthony Atkinson

1000 stokslagen voor de vrijheid - Raif Badawi

1000 stokslagen voor de vrijheid - Raif Badawi