Angst vreet de ziel op - David Grossman
Bijna dagelijks berichten de kranten over Palestijnse zelfmoordaanslagen en Israëlische vergeldingsacties, en toch kunnen we onszelf niet goed voorstellen wat voor gevolgen de nu al twee jaar durende ‘tweede intifada’ bij Israëliërs en Palestijnen heeft. Of nauwkeuriger: welke verwoestingen in hoofd en hart de niet-verklaarde oorlog en vooral de permanente angst aanrichten. De Israëlische schrijver David Grossman die van bij het begin betrokken was bij de Peace-Now-Movement tekent in zijn boek Angst vreet de ziel op een gedetailleerde schets over het Israëlisch-Palestijns conflict en geeft verslag van wat voor invloed de intifada heeft.
David Grossman schetst de door wederzijdse haat gedicteerde strategieën, maar ook de wanhoop in beide kampen, en hij beschrijft indringend waarom deze oorlog door geen van beide partijen kan worden gewonnen en geen van beide de eerste stap in de richting van de ander wil zetten. Grossman werd in 1954 geboren in Jeruzalem en is een van Israëls bekendste schrijvers. Hij heeft niet alleen naam gemaakt als auteur van romans als De stem van Tamar en De uitvinder van geheimen, maar ook van non-fictie. Zijn reportages over het Palestijns-Israëlisch conflict en over Palestijnen met een Israëlisch paspoort werden diverse malen bekroond.
De auteur begint zijn boek met de bekentenis dat weinigen, Israëliërs of Palestijnen, trots kunnen zijn op wat de afgelopen jaren gebeurde en waarvoor de meerderheid zijn blik afwende of zijn ziel tijdelijk uitschakelde. Haat en wraaklust zijn de belangrijkste drijfveren van de mensen in dit conflict. Het stemt David Grossman droef, temeer omdat de toestand er tien jaar geleden totaal anders uitzag. Op 13 september 1993 tekenden de Israëlische premier Jitshak Rabin en PLO-leider Yasser Arafat de beroemde Oslo-akkoorden waarbij beide volkeren elkaars legitieme en politieke rechten erkenden. Die akkoorden voorzagen slechts in een kader voor een oplossing, dus nog geen concrete afspraken, maar ze vormden wel een werkbare koepel waarbinnen definitieve afspraken tot stand konden komen. Dit akkoord betekende geen overwinning of nederlaag voor een van de partijen maar een realistische oplossing omdat beide volkeren beseften dat er geen ander alternatief was.
Twee jaar later, op 4 november 1995, werd Rabin door een ultra-orthodoxe jood vermoord. Daarmee werd het langzame en kwetsbare proces naar vrede in één klap op de helling gezet. Het veroorzaakte niet alleen een nieuwe spanning tussen Israëliërs en Palestijnen, maar ook tussen religieuze en niet-religieuze Israëliërs. Tijdens de korte periode waarin Simon Peres, als erfgenaam van Rabin het land bestuurde nam het terrorisme toe. Zelfs Israëliërs die het vredesproces hadden gesteund begonnen te twijfelen. Tijdens de daaropvolgende regering, met Benjamin Netanjahoe als premier, volgde een verstrakking van het joodse standpunt en een toename van aanslagen door de Palestijnse fanatici van Hamas. De verkiezingsslogan ‘Voor een veilige vrede’ van Netanjahoe verkruimelde evenwel tot een sinistere grap. Sindsdien is de geweldspiraal opnieuw toegenomen.
Even erg als het externe conflict is voor David Grossman de interne strijd in Israël tussen de diverse bevolkingsgroepen. Gelovigen, niet-gelovigen, kolonisten, Russen, Ethiopiërs, ultra-orthodoxen, Israëlische Arabieren en andere joden vervoegen het ‘thuisland’. De auteur stelt met ontzetting vast hoezeer die diverse groepen elkaar wantrouwen en naast elkaar leven. Binnen de regering hebben vooral ultra-religieuzen een belangrijke stem. Zo vloeien enorme bedragen naar de nieuwbouw in nederzettingen in de bezette gebieden tot woede van de Palestijnen. En dit alles, zo schrijft de auteur, om enkele honderden fanatici met messianistische neigingen in Hebron, Nabloes of de Gazastrook ter wille te zijn. Het maakt een mogelijke oplossing van het conflict alleen maar moeilijker.
De strijd tussen Israëliërs en Palestijnen heeft ook te maken met diepe vooroordelen. Heel wat Palestijnen voelen zich het slachtoffer van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de eeuwenlange vervolging van de joden door de christenen. De joden hebben in hun collectief bewustzijn dan weer de Holocaust voor ogen en beseffen dat heel wat Arabische landen uit zijn op de vernietiging van Israël en zijn bevolking. Dit wederzijds wantrouwen kelderde ook het mogelijk vredesakkoord tussen Barak en Arafat eind juli 2000 en een laatste poging in Taba in januari 2001. Waarschijnlijk lag daar dé ultieme kans om tot een akkoord te komen. Zelfs netelige kwesties als het probleem van de vluchtelingen, het statuut van Jeruzalem en de nederzettingen lagen toen ter tafel. Het werd een mislukking dat door de extremisten in beide kampen met groot gejuich werd onthaald.
Hier ligt allicht de kern van het probleem. Gematigde en verlichte geesten in beide kampen bestaan en hebben meermaals hun bereidheid getoond om tot een akkoord te komen. Maar de extremisten verkiezen liever geen oplossing. Ze kiezen voor de totale overwinning en, als die niet bereikbaar is, voor de ondergang. Aan de ene kant staat de terreurbeweging Hamas die met zelfmoordacties de haat verder verspreidt en cultiveert. Aan de andere kant staan de haviken binnen de Israëlische politiek met, onder hen, premier Sharon. Over Sharon is Grossman helemaal niet te spreken. Hij leidde Israël in 1982 in Libanon in een val. Zijn wangedrag was toen reeds onderwerp van afkeuring door onderzoekscommissies. Zijn motto is gekend: geweld, geweld en nog eens geweld. Desondanks werd hij populair omdat hij erin slaagde de bevolking te doen geloven in de absurde logica dat alleen geweld kan leiden tot veiligheid. Zijn feitelijke bondgenoten zijn dan ook de Palestijnse extremisten die zelf ook alleen bestaansreden hebben als het geweld voortduurt en zelfs nog heviger wordt. De absurde slogan van Sharon is dan ook ‘Vrede door geweld’.
Grossman is ervan overtuigd dat Arafat een fatale vergissing maakte toen hij het genereuze aanbod van Ehoed Barak in juli 2000 categorisch afwees. Die afwijzing en de daaropvolgende symbolische ‘wandeling’ van Sharon op de Tempelberg zorgden voor de ‘tweede intifada’ die zoveel slachtoffers maakte. Arafat ging verder in de fout door terreurdaden alleen met woorden te veroordelen, maar intussen wel de misdadigers van Hamas op vrije voeten te laten. Elke nieuwe aanslag op onschuldige burgers maakt de kloof tussen Palestijnen en Israëliërs groter. Twee jaar na het begin van de ‘tweede intifada’ is de situatie erger dan ooit. Arafat raakt zijn legitimiteit kwijt en staat steeds meer geïsoleerd. Zijn leiderschap staat op het spel wat kan leiden tot een verdere destabilisatie en desintegratie binnen het Palestijnse kamp ten voordele van de extremisten. Maar ook Israël verloor veel. Niet alleen economisch maar ook politiek. De oppositie en zelfs de democratie zelf worden steeds meer geminacht, extremistische religieuze partijen winnen, een golf van primitief patriottisme, militarisme en racisme wint aan kracht. Steeds meer stemmen gaan op om de Palestijnen gewoon te verdrijven, lees: deporteren. En vorig jaar werd beslist tot de bouw van een immense omheining, lees: Muur, die Israël en zijn nederzettingen fysiek moet afscheiden van de Palestijnen.
Het ergste, zo schrijft Grossman, is het feit dat de Israëliërs gewend beginnen te raken aan het geweld. De mensen wantrouwen elkaar, mijden drukke plaatsen als markten en restaurants en bij elke aanslag zinnen ze op wraak en nog hardere repressie. Het boek van Grossman is weinig opbeurend. De strijd en vooral de zelfmoordacties van de Palestijnen doen zelfs de meest vredesgezinde Israëliërs twijfelen. Dat lees je bij de filosoof Margalit, maar ook bij Grossman zelf. Maar ondanks de uitzichtloosheid blijft hij in elk essay zijn geloof uitspreken in de dialoog. In een brief aan zijn Palestijnse vriend bepleit hij dit voor de zoveelste keer en wel om een heel eenvoudige reden: “Want uiteindelijk zullen we hier toch samen moeten leven; we kunnen elkaar immers niet eindeloos blijven vermoorden.”
David Grossman, Angst vreet de ziel op, Knack, 2003
Recensie door Dirk Verhofstadt