Licht - André Klukhuhn
Wie over de Verlichting spreekt denkt automatisch aan prominente figuren als Immanuel Kant, Denis Diderot, Baron d’Holbach, Voltaire, Condorcet, David Hume, Adam Smith, Gotthold Ephraim Lessing, Benjamin Franklin, Thomas Paine, Thomas Jefferson, Cesare Beccaria, Carl Linnaeus en tal van andere 18de-eeuwse denkers. De Britse historicus Jonathan Israel toonde in zijn boek Radicale Verlichting echter aan dat de Verlichting niet begon in Frankrijk, Engeland of Duitsland, zoals uit het namenlijstje zou kunnen blijken, maar al in de 17de-eeuw in Nederland met ophefmakende figuren als Franciscus van den Enden, Balthasar Bekker, de gebroeders Koerbach en natuurlijk Baruch Spinoza. Die stelling wordt nu ook ingenomen door de erudiete Nederlandse filosoof en scheikundige André Klukhuhn in zijn boek Licht met de veelzeggende ondertitel De Nederlandse Republiek als bakermat van de Verlichting.
Voor Klukhuhn valt de periode van de Verlichting immers samen met de Gouden Eeuw van Nederland. Dat is de periode in de 17de eeuw waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een enorme bloeiperiode doormaakte op het vlak van de handel, wetenschap en kunsten. Die bloei was mogelijk door haar grote militaire macht, haar economische groei (mede dank zij de Verenigde Oostindische Compagnie), de technologische vooruitgang en de relatief grote mate van vrijheid en tolerantie in het land. De drang naar kennis buiten het rigide theologische denken dat op de Bijbel was gebaseerd, wordt door Klukhuhn goed geïllustreerd door het feit dat er in de 17de eeuw al heel wat kleine bibliotheken bestonden die boeken bevatten die op de lijst van verboden boeken van de katholieke kerk stonden. Hoe meer er dergelijke bibliotheken bijkwamen, hoe moeilijker het voor de Kerk en de inquisitie het was om er controle over te hebben.
De auteur start zijn overzicht van vroege Verlichtingsdenkers bij René Descartes, ‘de eerste die het nauw met het christendom verbonden klassieke aristotelisme niet alleen verwierp, maar er ook een nieuw, eigen filosofisch systeem voor in de plaats stelde’. Zijn methodische twijfel stond haaks op het dogmatische christelijke denken met haar vermeende waarheden die in de Bijbel zouden staan. Nu was Descartes wel een Fransman maar hij woonde en werkte ruim twintig jaar in de Nederlanden waar hij zijn belangrijkste werken schreef zoals zijn beruchte Verhandeling over de methode. Nog belangrijker was de impact van Spinoza die al vroeg beweerde dat er geen door God geïnspireerde teksten konden bestaan, maar enkel ‘uitvindingen van de menselijke verbeelding’. Hij werd hiervoor uit de Joodse gemeenschap gestoten maar Spinoza ging door met zijn Bijbelkritiek, zijn ideeën over de scheiding van geloof, staat en wetenschap, en zijn pleidooi voor vrijheid van denken.
Dergelijke blasfemische gedachten konden enkel tot ontwikkeling komen in de toenmalige relatief tolerante Republiek der Nederlanden. Toch bleef Spinoza heel voorzichtig. Zijn Tractatus theologico-politicus waarin hij onder meer pleitte voor godsdienstvrijheid verscheen anoniem en zijn Ethica pas na zijn overlijden. Zijn belangstelling voor de wetenschap blijkt uit zijn passie voor het slijpen van lenzen voor microscopen en telescopen. Andere invloedrijke filosofen en volgelingen van Spinoza waren Lodewijk Meyer, Johannes en Adriaen Koerbagh. Die laatste publiceerde een boek vol Bijbelkritiek en waarin hij zich afzette tegen het bestaan van de hel, engelen, magie, hekserij en wonderen. De impact van al deze figuren op het latere denken was enorm. Jonathan Israel stelt dat deze ideeën die tot ontwikkeling kwamen in de Republiek der Nederlanden een ‘voortrekkersrol hebben vervuld in het ontstaan van de Europese Radicale Verlichting’.
In de daaropvolgende hoofdstukken zoomt Klukhuhn vooral in op de wetenschappelijke ontdekkingen die op hun beurt het christelijk-aristotelische wereldbeeld verder aan het wankelen bracht. En ook hier speelden figuren in de Republiek der Nederlanden een grote rol. Het slijpen van steeds betere lenzen zorgde voor steeds betere microscopen en telescopen. De auteur heeft het zelfs over de ‘Hollandse sterrenkijker’ die ook door Galilei zou gebruikt zijn. Het zou uiteindelijk leiden tot de ontdekking van vier manen rond Jupiter waardoor het geocentrische wereldbeeld van Ptolemaeus dat door de Kerk aanvaard werd, op de helling kwam te staan. Niet de aarde maar de zon stond in het centrum van ons planetenstelsel. Een andere belangrijke Nederlandse natuurwetenschapper uit die periode was Christiaan Huygens die verschillende optische instrumenten bouwde en het boek Verhandeling over het licht schreef. Het had impact op latere wetenschappers als Newton, Maxwell en Einstein.
Ook de microscoop werd uitgevonden door een Nederlander al is niet helemaal duidelijk of het door Antoni van Leeuwenhoek, Cornelis Drebbel of Zacharias Jansen was. De lenzen die gefabriceerd werden in Holland en Zeeland waren van hoge kwaliteit dank zij de bijzondere kwaliteit van het zand, bijvoorbeeld rond Delft. In elk geval heeft de microsoop een grote rol gespeeld voor de biologie. Zo ontdekte Van Leeuwenhoek het bestaan van spermacellen. Bij elke ontdekking sneuvelde op die manier een stukje van de christelijke dogma’s. Toch wezen de ontdekkers de religie niet af maar begrepen ze dat kennis over de natuur en de mens alleen kon begrepen worden door empirisch onderzoek en zelfstandig nadenken, en niet door het bestuderen van de Bijbel. Het zou een eeuw later leiden tot de beroemde uitspraak van Kant in zijn essay Was ist Aufklärung: ‘sapere aude’ of‘durf te weten’.
Klukhuhn heeft het ook over het licht in de Hollandse kunsten tijdens deze periode. Daarbij verwijst hij naar Frans Hals, Rembrandt van Rijn en vooral Johannes Vermeer die levendige en kleurrijke werken maakten en waarin licht een belangrijke rol speelde. Vermeer zou voor zijn schilderijen zelfs een camera obscura gebruikt hebben. Op het vlak van de literatuur verwijst de auteur naar het werk van Joost van den Vondel, Constantijn Huygens sr. en Pieter Corneliszoon Hooft. En zelfs op het vlak van de muziek ziet de auteur een vernieuwing die aansluit bij de nieuwe ideeën die in die periode van de radicale Verlichting ingang vonden. Licht is een interessant boek waarin de erudiete Klukhuhn overtuigend aantoont dat de Gouden Eeuw van de Republiek der Nederlanden een cruciale rol heeft gespeeld in de omslag van het religieuze denken naar een meer werelds denken.
André Klukhuhn, Licht. De Nederlandse Republiek als bakermat van de Verlichting, De Bezige Bij, 2016
Recensie door Dirk Verhofstadt