Homo Deus - Yuval Noah Harari
Yuval Noah Harari, geboren in 1976 in Israël, is professor in de geschiedenis en met dit boek Homo Deus allerminst aan zijn proefstuk toe. De meesten zullen hem wellicht kennen van zijn alom geprezen werk Homo Sapiens, zijn geschiedenis van de mensheid, waarin hij het vooral had over de ontwikkelingen die onze soort hebben gevormd tot wat ze nu is. Harari nam toen geen blad voor de mond, wanneer hij bijvoorbeeld stelde dat de agrarische revolutie het grootste bedrog was dat de mensheid is overkomen. Lezers die Homo Sapiens niet gelezen hebben, kunnen Homo Deus afzonderlijk lezen, maar ik vond het alvast zeer handig dat ik eerst Homo Sapiens had gelezen. Niet dat de voorkennis noodzakelijk is, maar toch, elk boek vertrekt vanuit een raamwerk en het is gewoon handig dit te kennen.
In Homo Deus stelt Harari zich vragen over de toekomst van de mensheid, en nog niet van de eenvoudigste. Hij noemt zijn werk daarom “een kleine geschiedenis van de toekomst”. Denk nu niet dat het een doemscenario-boek is, maar zo zegt hij toch zelf: de mensheid moet met diverse uitdagingen rekening houden en vooral een oplossing bedenken. Die oplossingen krijgen we er niet bij. Daar zullen we zelf voor moeten zorgen. Zijn boek bezorgt denktanks, politieke partijen, maar gewoon iedere wakkere burger die in technologie, ideologie en ethiek geïnteresseerd is, stof tot nadenken. Homo Deus is relevant voor iedereen, die begaan is met de evolutie van onze soort. Immers, elke soort is ooit uitgestorven. Ik zou niet weten waarom het met Homo Sapiens anders zou zijn. We kunnen ons natuurlijk de vraag stellen hoe we dat proces kunnen rekken. En dan is zo een boek wel interessant. Bovendien, en dat maakt het boek tot een must-Read voor humanisten, de auteur richt zich onder meer specifiek tot humanisten en tot liberalen in de breedste betekenis, i.e. wie de liberale democratie aanhangt.
Harari heeft het al herhaaldelijk gezegd: we leven in het Antropoceen, en deze uitspraak ontleent hij aan de vaststelling dat de mensheid de wereld gekoloniseerd heeft. De grote vragen waarrond dit boek draait hebben betrekking op wat de mensheid te wachten staat of zelf kan verwachten in het derde millennium. Honger en ziekte werden gradueel overwonnen, oorlog gebeurt niet meer met dezelfde tijdsintervallen als vroeger. We genezen dankzij de wetenschap en niet dankzij het bidden tot kabouters of heiligen. Toch beseft Harari dat er nog veel werk aan de winkel is en dat deze problemen de wereld nog niet uit zijn. Alleen, ze komen op steeds kleinere schaal voor. Dat moet tot een zeker optimisme leiden, maar Harari heeft het nog niet gehad over de scenario’s die er zitten aan te komen. Het feit dat vroeger onoplosbare problemen met wetenschap werden opgelost (zoals de pest, de pokken), moet ons positief stellen, ook naar de toekomst toe. Het is belangrijk de tijdslijnen in de gaten te houden vooraleer critici dergelijke uitspraken van Harari beginnen af te schieten. Historische tijdschalen zijn van een andere orde als de vijfjaarlijkse of jaarlijkse waar op microniveau naar veranderingen wordt gekeken.
Het boek Homo Deus is in drie grote delen onderverdeeld. In het eerste deel gaat Harari in op hoe de mens de wereld heeft veroverd en via wetenschap en technologie langzaam maar zeker vele problemen overwon, die de middeleeuwse medemens nooit heeft kunnen oplossen. Hij beschrijft de opkomst van het Antropoceen en motiveert zijn keuzes voor definities, benamingen, hij breng nuancering en contextualisering. Verder beschrijft hij datgene wat de mens uniek maakt. Ik hou van die heldere informatieve en rationele stijl die er in slaagt de lezer bij de les te houden. Veeleer dan alles te verklappen (daarvoor is het boek echt te goed en moet de geïnteresseerde lezer na het lezen van deze recensie echt zelf op onderzoek en de leeservaring ondergaan), licht ik enkele thema’s uit die prominent naar voor komen. Hij bespreekt daarin hoe wetenschap en techniek ons wereldbeeld veranderden en hoe we op een punt komen waarop de wetenschap misschien nog meer voor de mensheid in petto heeft.
In het eerste deel gaat Harari nog verder in op een aantal relevante zaken: de marxistische revolutie heeft zich niet voltrokken, inderdaad, het kapitalisme in de betekenis van de vrije markteconomie heeft zich steeds verder ontwikkeld. Steeds meer mensen hebben religie verlaten voor een vorm van humanisme. Harari lijkt er dus nogal gerust in. De dreigingen op lange termijn voor de toekomst komen niet van een stelletje achterlijke barbaarse religieus getinte terroristen die terug naar het verleden willen. Terroristen zullen nooit winnen, alleen al omdat in een populatie reciproke altruïsten cheats nooit kunnen zegevieren. Harari schrijft dat terroristen zo driest reageren vanuit een typische reactie van een groep die zich bedreigd voelt door veranderingen. Daarmee bedoelt Harari niet dat we die dreiging niet serieus moeten, neen. Wel bedoelt hij dat dit niet de grootste uitdaging is van het derde millennium. De grote problemen en uitdagingen van het nieuwe millennium hebben te maken met nieuwe behoeften: zal de homo sapiens onsterfelijk willen worden, precies door de vooruitgang van de wetenschap, de informatiemaatschappij? Welke implicaties hebben nieuwe technologische en medische ontwikkelingen voor sociale relaties binnen en buiten families?
Gegeven de vooruitgang is het absoluut noodzakelijk dat we daar over nadenken en dat we daar rationele en humanistische scenario’s tegenover elkaar afwegen, want wetenschap is wetenschap, en waardensystemen zijn waardensystemen. Op wat wenselijk is meent Harari dat we met de wetenschap geen definitief antwoord kunnen krijgen. Daarmee gaat hij lijnrecht in tegen Sam Harries, doch dit terzijde. Zal de Homo Sapiens ten gevolge van vooruitgang evolueren tot Homo Deus, de mens die zelf vergoddelijkt door de vooruitgang en daarom geen goden meer nodig heeft, maar ook de humanistische ideologieën niet meer nodig zal hebben en vervangen door nieuwe mantra’s? Alle systemen en samenlevingen die deze maatschappij ooit gekend heeft, zijn uitgestorven. Denk maar aan het rijk der farao’s. Dat had zich toen ook niemand kunnen voorstellen, maar toch is het gebeurd. Ook het communisme is gevallen. Hier laat hij dus al in zijn kaarten kijken over wat komen zal in de volgende delen. Een kritische evaluatie van de nieuwe menselijke agenda in het derde millennium. Toegegeven, het is nog maar 2017, dus ik hoop dat iemand deze recensie binnen honderd jaar nog eens leest.
Het tweede deel handelt over de wijze waarop de mens betekenis heeft verleend aan de veranderende wereld en beschrijft heel mooi hoe de humanistische revolutie veranderingen teweeg bracht. Die veranderingen hebben te maken met het verlaten van het geocentrische wereldbeeld, de groei van technologie en het groeiend bewijs dat het traditioneel godsbeeld, mensbeeld en maatschappijbeeld op de schop moest. Ik vind dat hij daar enkele mooie vergelijkingen maakt over de rol van wetenschappelijke verklaringen, en zeker in het vakgebied van de geschiedenis, niet toevallig Harari’s vakgebied. Hij merkt op dat de mens terecht van elke wetenschap verwacht dat alles kan voorspelt worden, maar laat er nu een wetenschap zijn waar dat niet zo is, en dat is de geschiedenis. Dat wist Popper al met zijn “poverty of historicism”. Het punt is dat we ons door de studie van geschiedenis bewust worden van welke alternatieven we hebben. We moeten leren nadenken over welke alternatieven de spelers van toen beschikten en over welke alternatieven de spelers van morgen zullen beschikken.
Het tweede deel is voorbehouden voor complexe problemen, zoals de zingeving, de grenzen aan de groei (want wat als alle Chinezen en Indiërs dezelfde levensstandaard gaan eisen als de gemiddelde West-Europeaan? Welke toekomst is er voor het humanisme? In dit hoofdstuk heeft de auteur aandacht voor de breuklijnen (hij spreekt zelf van schisma’s) binnen het humanisme en duidt op het feit dat er meerdere varianten bestaan: het liberale, dat vertrekt van het individu, het sociale dat vertrekt vanuit de gemeenschap en het evolutionaire humanisme dat vertrekt van nationale identiteit. Elke vorm van humanisme kan tot excessen leiden, maar inhoudelijk en niet noodzakelijk electoraal – zie de introductie tot het liberalisme van Patrick Stouthuysen – heeft het liberale humanisme de bovenhand gehaald. Ik citeer Harari letterlijk: “In 2016 is er geen serieus alternatief voor het liberale pakket van individualisme, mensenrechten, democratie en vrije markt. Maar ligt in dat succes niet de eigen ondergang besloten, zo vraagt hij zich af?” De triomferende liberale idealen hebben de kracht om de mens aan te zetten tot een niet te stoppen streven naar onsterfelijkheid, geluk en goddelijkheid. Harari’s punt is duidelijk: wetenschappelijke evolutie kan de liberale humanistische principes aantasten, maar dat hoeft niet te gebeuren als we daar grondig over nadenken. Ik lees in de stijl van de auteur geen doemdenken. Harari is zeker niet de zoveelste onheilsprofeet. Hij heeft wel een aantal punten waar elke liberale humanist zich dient over te informeren en over na te denken.
In zijn derde deel gaat Harari daarom in op die problemen. De wetenschappelijke vooruitgang heeft mensbeeld en wereldbeeld veranderd. Er is geen vrije wil en er is geen zelfbewustzijn en bovendien zal de wetenschap misschien wel in staat zijn om de mensen te verheven tot halve robotten. Hier volg ik het heldere discours, maar ben ik het oneens met een aantal stellingen. Volgens Harari hebben liberalen zoveel waardering voor het individu omdat die geloven in een vrije wil. Dat is volgens mij niet eens noodzakelijk. Men kan perfect geloven in een liberale democratie en aanvaarden dat de totale vrije wil een zinloze constructie is. Men leze Daniell Dennet (Freedom evolves) of Jan Verplaetse (Essay over de vrije wil) als men meer wil te weten komen over de interessante discussies over vrije wil en alternatieven. Om het met Dennett te zeggen, natuurlijk zijn we gevormd door evolutie, en dus niet letterlijk vrij in de betekenis van ongedetermineerd, maar dat neemt niet weg dat we geen “elleboogruimte” hebben. Je kan dat in de strikte betekenis van het woord geen vrije wil noemen, maar het is voor mij geen reden om de poten onder de stoel van de liberale democratie te zagen.
Verder denkt Harari dat de wetenschap nog veel zal mogelijk maken, zoals toepassingen met transcraniële stimulatoren. Proeven zijn nu reeds bezig. Harari baseert zijn standpunt dat het nieuwe millennum wellicht nieuwe ideologieën zal omarmen omdat het idee dat individuen ondeelbaar zijn, een idee dat hij toeschrijft aan het liberalisme, niet klopt, individuen zijn biopsychosociale organismen, met emergente eigenschappen. Mensen zijn daarom geen “individuen” maar “dividuen”. Bunge en Mahner hadden het in hun filosofie van de biologie niet beter kunnen zeggen. Mensen kiezen ook niet perfect rationeel, dat doen ze nooit, zie de experimenten van de psychologen Tversky en Kahneman. Zelfs als tonen de wetenschappen aan dat het vrije individu een fictief verhaaltje is, dan nog zijn de andere verhaaltjes over collectiviteiten nog fictiever. De vraag die Harari zich stelt is echter: zullen de democratie, de vrije markt en de mensenrechten dit allemaal overleven? Hierin schuilt volgens hem de ware tijdbom in het laboratorium van de wetenschappen… Als de wetenschappelijke ontdekkingen en technologische vooruitgang de mensen zouden verdelen in één groep (de elite) die uitgerust is met de beste algoritmes om onfeilbare beslissingen te maken en een groep die achterblijft. Wat betekent dit dan voor het liberalisme? Welke zijn met andere woorden de ideologische consequenties hiervan?
Neen, uit de Afghaanse grotten waar Talibanstrijders zich schuilhouden zal de nieuwe dreiging niet komen. In de plaats daarvan denkt Harari dat er een nieuwe religie, een “datareligie” zal ontstaan, een soort van “technohumanisme” gekruid met “datageloof”. Harari schetst hier een beeld van een tweede cognitieve revolutie die de homo sapiens tot heerser over de Melkweg maakt, via manipulaties in het DNA genetische modificatie, nanotechnologie. Uiteraard duiken hier doembeelden op van Arische rassenzuiveringen, maar zo bedoelt hij het niet. Harari wil ons enkel waarschuwen voor “technohumanisten”, die verbeteringen toepassen voor het goede doel, maar stelt zich niet naïef de vraag wat er gebeurt als zulke technologieën om andere doeleinden zouden worden gebruikt? De andere vraag die gesteld wordt, is of er een nieuw geloof zal ontstaan, het “dataïsme”, of onvoorwaardelijk geloof in informatie, data dus, big data?
De lezer zal zich misschien afvragen of er reden is tot somberheid of defaitisme? Dat gevoel heb ik helemaal niet, de toekomst kan niet voorspeld worden, want technologie is niet deterministisch: eenzelfde technologie kan verschillende maatschappijen opleveren. Postmodernisten en andere maatschappijcritici moeten dus Harari niet misbruiken om voor hun onwetenschappelijke kar te spannen. Het is niet de technologie die het communisme of het nazisme heeft gemaakt. Technologie is een hulpmiddel dat ten goede en ten kwade kan worden gebruikt. Laat ons met het kind het badwater niet weggooien en ernstig nadenken over de positieve gevolgen en hoe we die kunnen stimuleren, en de negatieve gevolgen, en hoe we daarop kunnen anticiperen?
Recensie door Lieven Pauwels
De recensent is kernlid Liberales en directeur van het Institute for International Research of Criminal Policy (IRCP), Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht, UGent.
Yuval Noah Harari, Homo Deus, De Bezige Bij, 2016