Mogelijkheden scheppen - Martha Nussbaum
De rijkdom van een land wordt doorgaans berekend op basis van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. Dit is een gangbare maatstaf maar bij nader inzien totaal onvolkomen. Het bbp is immers maar een gemiddelde en zegt niets over de levensstandaard van de armere inwoners van een land. Dit is het uitgangspunt van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum die in haar boek Mogelijkheden scheppen duidelijk maakt dat er andere zaken zijn dan het bbp om te weten of mensen, vrij en gelukkig zijn. Er is dus meer nodig dan een nationale economische groei om te komen tot een beschaafde samenleving. Want als alle voordelen van een groei ten goede komen van een bepaalde elite en niet van de gewone bevolking, dan hebben we te maken met een toestand van onrechtvaardigheid die we als mens niet kunnen en mogen aanvaarden.
Aan de hand van de levensloop van de Indiase vrouw Vasanti geeft Martha Nussbaum een indringend beeld van haar politiek-filosofisch denken dat meer dan andere theorieën aansluit op de realiteit hoe en waarin mensen leven. Vasanti heeft een relatief ‘normaal’ leven in haar land. Maar door de culturele en religieuze tradities zal ze als vrouw nooit opklimmen op de maatschappelijke ladder, ondanks de algemene stijging van de welvaart in haar land. In een bredere context stelt Nussbaum het volgende: “De voordelen van deze welvaartsstijging bereiken de armen niet, tenzij de plaatselijke elites vastbesloten zijn om een op herverdeling van welvaart gericht beleid te voeren.” Maar spontaan doen ze dat niet. En dat geldt niet alleen voor zogenaamde ontwikkelingslanden maar ook voor rijke staten. Zo slagen scholen er in Amerikaanse binnensteden er niet in om leerlingen boven het functioneel analfabetisme op te tillen en om ongelijkheden voor de toegang tot gezondheidszorg gelijk te schakelen.
De essentie van de capability approach van Martha Nussbaum gaat over de vraag ‘wat kan elke persoon doen en zijn?’ Amartya Sen heeft het over de ‘substantiële vrijheden’, of de kansen die men heeft om te kiezen en te handelen en zo een menswaardig bestaan te leiden. Elke mens, elk kind heeft capabilities, zeg maar mogelijkheden of talenten. Het komt er alleen op aan hen de mogelijkheid te geven die te ontwikkelen. En dat begint bij een mens al heel vroeg. ‘De voeding van de moeder en de prenatale ervaring spelen een rol in de ontwikkeling’ van de elementaire capabilities. Het komt erop neer dat we mensen helpen, en dat degenen die meer hulp nodig hebben ook meer hulp krijgen. De capability approach ligt in die zin volkomen ingebed in het liberale denken. ‘Het bevorderen van capabilities is het bevorderen van gebieden van vrijheid’, aldus Nussbaum. Zo geeft ze het voorbeeld van iemand die honger heeft omdat hij doelbewust vast en iemand die sterft van de honger. De eerste heeft een keuze, de tweede niet. Dus moet die laatste geholpen worden.
‘De capability-benadering legt de nadruk op de bescherming van gebieden van vrijheid die zo wezenlijk zijn dat het wegnemen daarvan een leven zou opleveren dat niet overeenstemt met de menselijke waardigheid’, schrijft Nussbaum en ze somt tien capabilities op waar elke mens zou moeten voor kunnen kiezen. Waardig leven is volgens haar het vermogen hebben om (1) Een leven van normale duur te leiden; (2) Een goede gezondheid te hebben; (3) Zich vrij kunnen verplaatsen; (4) Je mentale vermogens kunnen gebruiken; (5) Zich te hechten aan dingen en mensen buiten ons; (6) Een conceptie van het goede te vormen; (7) Te leven met zorg en in relatie met dieren en natuur; (8) Te lachen en te spelen; (9) Te kunnen participeren in politieke keuzes; (10) Eigendom te verwerven. Het lijken evidente, en in het Westen eenvoudig te realiseren doelen, maar dat klopt niet. Nussbaum wijst terecht op moeilijkheden die Amerikaanse vrouwen hebben om de zorg voor hun kinderen te combineren met een job, en het verzorgen van de ouders. Hier moet de overheid tussenkomen.
Nussbaum treedt hiermee in de sporen van John Rawls en zijn ‘Justice as Fairness’, maar ze gaat een stap verder. Ze sluit aan bij de internationale mensenrechtenbeweging en ‘de idee dat alle mensen over enkele existentiële rechten beschikken, zuiver en alleen als gevolg van hun menselijkheid, en dat het een fundamentele plicht van de samenleving is om die rechten te respecteren en te ondersteunen’. Daarmee verdedigt ze met overtuiging de gedachte dat alle vrijheden positief zijn en keert ze zich daarmee tegen het libertarische denken. Negatieve vrijheid, of het vrij zijn van elke belemmering, kan immers heel nadelig zijn voor anderen en voor de samenleving. Zo heeft een bedrijfsleider niet het recht om het milieu te vervuilen, om kinderarbeid te aanvaarden of mensen tewerk te stellen in slechte arbeidsomstandigheden. Die houding is onethisch omdat ze onverschillig blijft voor het belang van ons milieu en de toekomstige generaties.
Nussbaum kiest duidelijk voor meer rechtvaardigheid in de wereld door herverdeling, ook op mondiaal vlak. Zo wijst ze erop dat veel regels van de internationale concurrentie en het beleid van de Wereldbank en het IMF, in het voordeel zijn van rijkere landen. Daarom pleit ze voor een overdracht van minstens 2 procent van het bbp van rijkere aan armere landen (dat is dus bijna driemaal zoveel als het internationaal nagestreefde cijfer van 0,7 procent dat trouwens bijna nergens wordt gehaald. Probleem is natuurlijk de afdwingbaarheid ervan. In die zin pleit Nussbaum voor institutionele oplossingen voor mondiale problemen, waarmee ze regelrecht ingaat tegen de huidige tendens van nationalisme, protectionisme en het opnieuw invoeren van grenzen. Maar de tijd zal haar gelijk geven, want tal van problemen zijn niet langer op te lossen door afzonderlijke natiestaten, denk aan de mondiale financiële crisis, de ecologische uitdagingen en zelfs de pandemieën die zich razendsnel kunnen verspreiden.
De capability approach wordt door sommigen geïnterpreteerd als een sociaaldemocratische strategie maar dat klopt niet. Nussbaum toont overtuigend aan dat de wortels van haar denken diep in het klassieke liberalisme zijn te vinden. Zoals bij Adam Smith die niet alleen opkwam tegen monopolies en al te machtige financiële krachten, maar zich ook kantte tegen de slavenhandel en tegen het kolonialisme, en voor maatregelen ter verbetering van het lot van werklieden en onderwijs voor iedereen. Ze verwijst ook naar Thomas Paine die als een van de eersten een systeem van progressieve belastingen bepleitte en de inkomsten wou gebruiken om de jeugd, de bejaarden en de werklozen te helpen. En ze heeft het over John Stuart Mill en T.H. Green die aanstuurden op gratis verplicht openbaar onderwijs, veilige arbeidsomstandigheden, een verbod op kinderarbeid, en een leefbare werkweek.
Uiteindelijk vertaalt Nussbaum haar denken naar hedendaagse problemen en verdedigt ze met verve de capabilities van mensen met een handicap. Ze pleit voor overheidssteun voor mensen die hun familieleden thuis verzorgen en een ecologisch beleid ten bate van de toekomstige generaties. Ze is niet blind voor de tweespalt die vandaag bestaat, die tussen het wilde kapitalisme en de hang naar nationalisme. ‘We leven in een tijdperk dat wordt gedomineerd door winststreven en door angst en zorg ten aanzien van nationale economische prestaties’, zo schrijft ze. Als alternatief poneert ze een liberalisme dat aansluit bij de kantiaanse ideeën van de ‘Human Development and Capability Association’ die erop gericht zijn elke mens te behandelen als een doel op zich, en niet als een middel. Mogelijkheden scheppen is een belangrijk boek dat moet gelezen worden door al wie het liberalisme in de 21ste eeuw genegen is.
Martha Nussbaum, Mogelijkheden scheppen, Ambo, 2012
Recensie door Dirk Verhofstadt