Strijd tegen het anti-liberalisme in de wereld - Brent Usewils
We leven in een liberaal tijdperk. Sinds de voedselverzamelaars-jagers in de prehistorie zijn we nog nooit zo vrij geweest. Maar die vrijheid staat onder druk. Langs links en langs rechts. De tegenstanders van het liberalisme zijn tegen vrijhandel. Trump sluit de grenzen en wil niets liever dan ‘build that wall!’ Socialisten zijn bang dat er geen jobs meer gaan zijn door de digitalisering, proberen dan belastingen te heffen op het gebruik van machines en houden zo de innovatie tegen. 25 jaar na de bevrijding van het communisme in Europa staan de communisten in Wallonië zelfs op het punt de grootste partij te worden. Mensen trekken zich terug op zichzelf. Ze zijn bang voor het onbekende. En net die vrees staat de vooruitgang in de weg.
John F. Kennedy vond dat een liberaal iemand was die vooruit kijkt, niet achteruit. Iemand die nieuwe ideeën verwelkomt zonder rigide reacties. Iemand die geeft om het welzijn van het volk en hun vrijheden. Iemand die gelooft dat impasses en tegenstrijdige belangen in het buitenlands beleid kunnen doorbroken worden. “Als dat is wat een liberaal is. Dan ben ik een liberaal,” zo verklaarde hij in een toespraak.
Eén ding hebben de anti-liberalen gemeen: ze zijn tegen verandering. En daardoor zijn ze ook tegen de vooruitgang. En dus zijn ze ook ‘conservatief’. Ook de zogenaamde ‘progressieven’ houden de vooruitgang tegen en zijn dus conservatief. In de jaren ’90, nadat we het communisme ten onder zagen gaan in Europa, dachten we dat het liberalisme op het internationale toneel de strijd der ideologieën had gewonnen. Jammer genoeg is dit niet waar. Het ogenblik dat liberalen in slaap vallen en vergeten hun verworven vrijheden te verdedigen zal een overwinning voor het conservatisme zijn.
Wat is de voedingsbodem van dit anti-liberale gevaar? Eerst en vooral angst voor het onbekende, angst voor verandering die ingrijpende gevolgen zal hebben en die daardoor onzekerheid met zich mee brengt. Ten tweede importeren we gedachten die onze samenleving verzuren uit gebieden waar mensen niet vrij zijn. Het sluipt bij ons binnen via de sociale media, de pers en ondergrondse moskeeën. We moeten als liberalen de samenleving weerbaar maken, werken aan een open samenleving zodat kansen die de verandering met zich meebrengt optimaal benut worden. Jens Stoltenberg, Secreatris-Generaal van de NAVO, sloeg de nagel op de kop: “Freedom has never come for free”.
Het liberalisme zal internationaal zijn, of niet zijn
De globalisering is grenzeloos. De conservatieven, nationalisten en protectionisten kunnen dit hoogstens op pauze zetten in een bepaald land of regio, maar de globalisering gaat door in de rest van de wereld, het is onstuitbaar. Het zijn vrije mensen die de motor zijn van deze vooruitgang. Onze wereld wordt meer en meer een netwerk van individuen en minder een van groepen. De tussenschakels verdwijnen, geen telegramoperator meer, binnenkort zelfs geen klassieke postbode. Het gaat allemaal sneller en de hele wereld is binnen handbereik.
De anti-liberalen zijn tegen de internationalisering. Ze kiezen liever voor het ‘veilige’ isolement van de eigen natiestaat. Nochtans weten we dat dit niet werkt. In haar boek De Geëngageerde Burger heeft Gwendolyn Rutten het over Zheng He, de Chinese ontdekkingsreiziger die nog vóór Columbus Amerika ontdekte. De Chinezen waren zo teleurgesteld in wat de rest van de wereld te bieden had, dat ze ervoor kozen in isolement te leven. Dat heeft geleid tot een economische stagnatie van 500 jaar. Ze geloofden in de superioriteit van hun eigen samenleving en weigerden elke vorm van kruisbestuiving met andere culturen.
Hoe kan het zijn dat de anti-liberalen dit blijven verdedigen? Hun standpunten zijn gedreven vanuit een nationalistische reflex. Gebaseerd op instinct of een heilige overtuiging in plaats van logica of feiten. Samenlevingen gaan vooruit als ze tolerant zijn en open markten hebben, terwijl de anderen achteruit gaan. Voor het conservatisme geldt het volgende: stilstaan is achteruitgaan!
Sinds de publicatie van haar nieuw boek Nieuwe Vrijheid, van diezelfde partijvoorzitster, is er een mediastorm ontstaan omtrent het begrip ‘superioriteit’. Maar wat de opponenten vergaten was dat het niet ging om de superioriteit van ons volk of ras, het ging om de superioriteit van de liberale democratie ten opzichte van de dictatuur. Het is de liberale democratie die als enige de burgerlijke vrijheden kan waarborgen. Een ideologisch discours dat duidelijk liberaal is. Je zou kunnen stellen dat ‘superioriteit’ volgens de Chinezen nationalistisch is en volgens Rutten eerder patriottistisch.
George Orwell schreef in zijn Notes on Nationalism het volgende: "By 'patriotism' I mean devotion to a particular place and a particular way of life, which one believes to be the best in the world but has no wish to force upon other people. Patriotism is of its nature defensive, both militarily and culturally. Nationalism, on the other hand, is inseparable from the desire for power. The abiding purpose of every nationalist is to secure more power and more prestige, not for himself but for the nation or other unit in which he has chosen to sink his own individuality."
Als liberalen moeten we de vier vrijheden van Franklin Delano Roosevelt verdedigen, want deze tonen het verschil tussen onze liberale democratie en de anti-liberale recepten. Het gaat om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geloof, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van vrees. Toen FDR pleitte voor deze vrijheden was Duitsland in de handen van de nazi’s en Rusland in handen van de communisten, maar deze opsomming van vrijheden is ook vandaag nog actueel.
Vrijheid exporteren
Dat brengt ons tot de vraag: ‘als onze liberale democratie onder druk komt te staan door anti-liberalen, wiens ideeën de oorsprong vinden in het buitenland, moeten we als liberale democratieën dan niet ingrijpen in dictaturen?’ Vanuit George Orwell’s idee van ‘patriottisme’ zou ik zeggen van niet, tenzij de druk het functioneren van de liberale democratie in gedrang brengt of wanneer onze vrijheden hier in vraag worden gesteld.
Tegenstanders van het isolationisme zoals Amerikaans president Woodrow Wilson waren ‘liberaal internationalist’. De vrijheden die je in eigen land kent, moeten wereldwijd geldend zijn en dus moet een liberale democratie zich ertoe verbinden om de ‘vrijheid te exporteren’. Dit kan door een militaire interventie om landen van dictators te verlossen, zoals de strijd tegen Hitler of Saddam Hoessein, of door humanitaire hulp of ontwikkelingssamenwerking.
Maar is interventionisme eigenlijk nog nodig in deze tijd? Als mensen over heel de wereld via de sociale media met elkaar in contact staan, moeten we dan nog ten oorlog trekken tegen IS, of dictators als Moebarak? Het Westen is niet de politie van de wereld. Het is beter dat de liberale democratie van onderuit ontstaat, dat het van de burgers zelf komt. Maar dan moeten die burgers wel goed onderwezen worden. Hier vinden we het doodnormaal dat er geen ‘fake news’ in onze scholen wordt gepredikt, terwijl dit elders wel nog gebeurd. Hoever mag onze inmenging gaan? Liberale democratieën hebben de plicht het gedachtegoed van vrijheid en de trias politica – de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende machten – te verspreiden over de wereld. Dat doen we best langs het onderwijs.
Als terroristen bij ons aanslagen plegen in naam van IS, dan moeten wij ons verzetten. De terreur die overgewaaid komt uit andere regio’s is niet nieuw, maar heeft alles te maken met globalisering. Stel u voor dat de Amerikaanse Revolutie in de straten van Londen werd uitgevochten. Het is de keerzijde van de medaille. Globalisering kan door de anti-liberalen misbruikt worden om mensen aan de andere kant van de aarde te raken. Ideeën kennen geen grenzen meer. Radicaal-islamisme verspreidt zich over de hele wereld, net zoals extreemrechts. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verspreidde de Britse overheid affiches met volgende slogan: “Freedom is in peril, defend it with all your might”. Dat is exact wat we in het geval van IS moeten doen: ons verzetten en de vrijheid verdedigen.
Vrijheid zonder veiligheid kan niet blijven bestaan, maar hoe verder men gaat in een ‘veiligheidsdiscours’, hoe harder de vrijheid onder druk komt te staan. Sommige nationalisten proberen in naam van de vrijheid, ze af te schaffen. Bijvoorbeeld door de vrijheid van meningsuiting in te perken om haatpredikers te bestrijden. Daarom is proportionaliteit zo belangrijk. Volgens Michael Ignatieff zijn er grenzen aan de anti-terreurmaatregelen binnen een liberale democratie: ze moeten tijdelijk zijn, gecontroleerd worden door de rechterlijke macht en de pers moet vrij zijn om erover te berichten.
Samenwerken is altijd beter
Migratie van ideeën en mensen is de motor van vooruitgang, het verspreidt de democratische en open samenleving. Verschillende culturen en volkeren hebben andere ontwikkelingen. Door migratie kwam de wiskunde uit het Midden-Oosten, net als ons alfabet. Zonder migratie naar Amerika hadden we zelfs geen aardappelen gekend. Daarom is het zo belangrijk om samen te werken met andere landen. Het is net die kruisbestuiving tussen culturen die de vooruitgang drijft.
Volgens Nick Clegg – voormalig vice-premier van het Verenigd Koninkrijk – was deel worden van de EU voor de Britten vooral een symbool van de modernisering van de samenleving en een bewijs dat de liberale democratie gewonnen had van het fascisme. Het is dus jammer dat de anti-liberalen het Brexit-referendum hebben gewonnen, maar het is begrijpelijk. Het referendum werd niet uitgevochten met feiten, maar met emoties. Maar het ligt ook aan de EU zelf. De eengemaakte markt diende om de welvaart in de lidstaten te verbeteren, door industriële standaarden en de bescherming van consumenten te garanderen.
Het probleem is dat de EU zich vandaag teveel bezig houdt met het ‘micromanagen’ van haar bevoegdheden, terwijl de zaken die ertoe doen op wereldschaal nog teveel een bevoegdheden blijven van de lidstaten. Sommige liberalen zien een conflict ontstaan tussen internationalisme en het subsidiariteitsprincipe. Waarom zouden we zaken verder van de burger gaan behandelen? Volgens mij gaat het erom om liberale doelstellingen te bereiken op het niveau dat het meest geschikt is. Het gaat erom dat geen enkel land – en misschien nog meer geen enkele regering – bereid is een stukje van haar soevereiniteit af te staan. Ik heb het dan over zaken zoals terreurbestrijding, buitenlandse zaken, migratie en klimaat.
Zo een Europa is er voor én door de burgers. Zo kan globalisering omarmt worden zonder angst en verdeeldheid. Als progressief zijn wil zeggen dat je voor de vooruitgang bent, zowel op het vlak van economische welvaart als voor de vrijheid, dan zijn liberalen de progressieven bij uitstek.
Brent Usewils
De auteur is bestuurslid bij Jong VLD Geel