Ook geen liberale taboes - El Hammouchi Othman
In zijn artikel op deze website breekt professor Patrick Loobuyck een lans voor een gezonde focus op feiten, logica en waarheid in het publieke debat. Daarbij verwerpt hij – volkomen terecht – zowel het postmoderne epistemologische nihilisme als de cynisch post truth-tendens in de politiek. Zijn visie op de rol van morele overtuigingen in het academische bedrijf lijken echter blijk te geven van controversiële aannames over wetenschappelijke zekerheid. Bovendien schijnt hij zich ook te bezondigen aan een vorm van willekeur ten voordele van zijn eigen morele en politieke overtuigingen.
Experten
Aan het begin van zijn betoog zegt professor Loobuyck het recentelijk prominent geworden scepticisme ten aanzien van de gegevens van academische experte, diep te betreuren. Hij schrijft dit fenomeen toe aan het optreden van conflict tussen de politieke en morele overtuigingen van politici en opiniemakers enerzijds, en de feiten anderzijds. Hierbij neemt hij echter zonder meer een propositie aan wiens juistheid geenszins buiten kijf staat, namelijk dat het mogelijk is tot controversiële objectieve waarheid te komen in de sociale wetenschappen. Zo staat de grote Franse econoom en socioloog Alfred Sauvy (zelf dus een sociale wetenschapper) bekend om de uitspraak: “Les chiffres sont des êtres fragiles qui, à force d'être torturés, finissent par avouer tout ce qu'on veut leur faire dire. »
Dat zie je ook vaak gereflecteerd in de resultaten van verschillende onderzoeken: de conclusies van conservatieve denktanks en onderzoekscentra spreken die van progressieve organisaties tegen. Omdat er van de laatstgenoemde meer zijn, is het vanzelfsprekend dat men op basis van de – uiterst onwetenschappelijke – democratiseringsdrang concludeert dat deze gelijk hebben, maar dat is natuurlijk niet waar. De Britse columnist en opiniemaker Peter Hitchens wist het perfect te verwoorden: “Opinion polls are a device for influencing opinion, not for measuring it.” Dit betekent niet dat het postmodernisme gelijk heeft en waarheid slechts een sociale machtscontructie is. Wel wijst het erop dat waarheid, vooral in de gebieden waar de zogenaamde menswetenschappen zich op toespitsen, zeer moeilijk vast te stellen is.
Credo quia absurdum
De reden waarom zoveel mensen in recente tijden een veel sceptischere instelling hebben ontwikkeld vis-à-vis academische experten is vanwege hun irritante neiging om volledig in te gaan tegen gegevens die intuïtief zeer duidelijk lijken. Deze tendens is een erfenis van de wetenschappelijke revolutie van de 16de en 17de eeuw. Toen werd namelijk door Newton de als vanzelfsprekend geachte these dat een eenparig bewegend deeltje voortdurend voortgestuwd moet worden, definitief ontkracht. Samen met een aantal andere revolutionaire contra-intuïtieve wetenschappelijk (en filosofische – denk aan Kants transcendentale idealisme) ideeën vormde dit de basis voor de opvatting dat alles mogelijk is: everything goes. Maar onze intuïtie speelt wel degelijk een rol in wetenschappelijk onderzoek, onder meer bij het evalueren van proposities naar hun logische consistentie en waarschijnlijkheid, het maken van wiskundig verantwoorde schattingen, enz.
Wanneer we dus bijvoorbeeld op basis van psychologisch onderzoek in de pers te lezen krijgen dat er geen verschil is in ontwikkeling tussen kinderen grootgebracht in een traditioneel gezin versus adoptiekinderen van homokoppels, is het niet verwonderlijk dat dit botst op een drempel van ongeloof. De polariteit van de geslachten lijkt toch een belangrijke factor te zijn voor een evenwichtige opvoeding, en het kerngezin heeft de zeis van Moeder Natuur, die alles wat niet optimaal is zonder scrupules weg selecteert, weten te overleven. We verwachten in dit geval dus niet alleen globale cijfers, maar een heel gedetailleerde argumentatie die de representativiteit van de ondervraagde groep verdedigt, ingaat op de statistische distributie van cijfers en de gehanteerde achtergrondaannames, en een overtuigende uitleg biedt voor de discrepantie met onze verwachtingen teneinde een causale link te vestigen. Dit kan natuurlijk zeer moeilijk gebeuren in een publieke discussie die gedomineerd wordt door snelle en ongenuanceerde communicatiemedia en waar de interesse voor diepgravend onderzoek zoek is.
Het denken mag zich nooit onderwerpen
Professor Loobuyck geeft toe op één punt af te wijken van de door Weber in zijn beroemde lezing van 1919 gestelde standaard van strikte scheiding tussen descriptieve en normatieve stellingen, namelijk bij het uiteenzetten van zijn maatschappijbeeld. Hij zegt in het auditorium ‘het samenleven op basis van grondrechten, scheiding tussen kerk en staat en liberaal-democratische rechtsbeginselen’ te verdedigen. Gesteld dat het eerlijk zou zijn tegenover de leerlingen hun aandacht te gebruiken voor persoonlijke doeleinden, hoeft professor Loobuycks verdediging van zijn ideaal geenszins een inbreuk te vormen op objectiviteit en neutraliteit. Zijn betoog dient echter wel gepresenteerd te worden als één van vele standpunten, weliswaar gesofisticeerd uiteengezet en ondersteund door goede argumenten, maar waarop inderdaad alternatieven bestaan. Hij dient die alternatieve standpunten eveneens ook aan bod te laten komen, samen met argumenten die door verdedigers ervan worden aangedragen.
Professor Loobuyck lijkt verder te veronderstellen dat er maar één alternatief bestaat op democratie, namelijk totalitarisme, en dat dit de liefhebber van vrij onderzoek zou moeten motiveren om haar te verdedigen. Maar dit is een verdraaiing van de waarheid: er bestaan veel meer vormen van politieke organisatie die vrij spel laten aan wetenschappers. Denk bijvoorbeeld aan platonische aristocratie, confuciaanse monarchale meritocratie, verlicht despotisme, anarcho-communisme, etc. Door te postuleren dat alle wetenschappelijk ingestelde mensen vierkant achter de liberale democratie moeten staan worden de mogelijkheden voor de vrije gedachte in de morele en politieke filosofie dus drastisch ingeperkt, wat geenszins gezond lijkt. Immers, als het denken zich aan geen enkel dogma mag onderwerpen, dan lijkt het me dat dit even goed moet gelden voor de hedendaagse officiële leer.
El Hammouchi Othman
De auteur is filosoof