Mijn gedacht - Luckas Vander Taelen
Luckas Vander Taelen werd geboren in Aalst maar bleef na zijn studies geschiedenis in Brussel hangen en woonde 18 jaar in het residentiële Elsene waar gij voor Agalev verkozen werd tot gemeenteraadslid. In 2004 kocht hij een huis in het daarnaast gelegen Vorst waar hij ditmaal verkozen raakte op een lijst van Ecolo en er de eerste Vlaamse schepen werd. Op die manier kwam hij in nauw contact met de manier van politiek bedrijven in het Brusselse en die blijkt niet zo fraai te zijn. De lokale politieke potentaten zijn er zodanig bezig met hun eigenbelang dat ze het belang van het Brussels Gewest lijken te vergeten. Er heerst een nauwelijks verholen afkeer voor de Vlamingen die ze ervan verdenken hun belangen te willen aantasten. Zo blijven de 19 burgemeesters weigeren om één politiekorps samen te stellen voor een gezamenlijke aanpak van de criminaliteit in de hoofdstad. Van een efficiënte stadsplanning, een eenvormig parkeersysteem, een aangepast mobiliteitsplan, en het op elkaar afstemmen van de sociale en culturele noden, is evenmin sprake. “De rijkere gemeenten in het Gewest hebben zich nooit ingelaten met de problemen van de andere, minder gegoede gemeenten”, zo schreef Vander Taelen zeven jaar geleden in zijn boek Berichten uit Brussel.
Intussen stapte Vander Taelen uit de politiek en ontpopte zich tot een van de meest scherpe opiniemakers in ons land. In krantencolumns en televisieprogramma’s levert hij met de regelmaat van een klok kritiek op de oude politieke cultuur, de schuldige medeplichtigheid van zogenaamde progressieven over negatieve impact van de islam, de kortzichtigheid op het vlak van mobiliteit, de mismeestering van ons leefmilieu, het gebrek aan ‘decency’ van onze burgemeesters en andere verkozenen, en het ingewikkeld communautair kluwen dat zijn toppunt vindt in de Brusselse politiek. Over al deze thema’s, maar ook over de opmars van het islamisme in onze hoofdstad, schreef Vander Taelen nu een nieuw boek onder de titel Mijn gedacht. Opinies over Brussel en andere belangrijke zaken. Het resultaat is een genadeloze afrekening met de huidige politieke klasse in Brussel en daarbuiten. In 32 stukken beschrijft hij de onwaarschijnlijke onmacht, de onwil, de oneerlijkheid en het onvermogen van de Brusselse politici om hun stad – de hoofdstad van het land en van geheel Europa – aan te passen aan de noden van de tijd. Want terwijl tal van steden, zowel in ons land als daarbuiten, zich vernieuwen en moderniseren, blijft Brussel op zowat alle vlakken achterop hinken.
Vander Taelen die al meer da 40 jaar in Brussel woont, heeft zijn stad volkomen zien veranderen. Van een stad waar hoofdzakelijk Frans werd gesproken naar superdiverse stad met liefst 62 procent inwoners van vreemde origine die de meest uiteenlopende talen spreken. Op één punt is er blijkbaar niet veel veranderd. Zo schrijft de auteur dat de PS, maar ook de andere politieke partijen, aan machtspolitiek doen uit eigenbelang en dat ze eindeloos profiteerden van cliëntelisme. Hij richt zijn pijlen vooral op de vorige PS-burgemeester Yvan Mayeur en voorzitster van het OCMW Pascale Paraïta (al is hij ook niet mals voor Philip Close en Laurette Onkelinx) die geen enkel moreel probleem hadden om zichzelf te verrijken via de quasi volledig door de overheid gesubsidieerde vzw Samusocial. Daar ontvingen ze hoge zitpenningen voor vergaderingen die blijkbaar nooit hebben plaatsgevonden. Al even hallucinant is het feit dat PS schepen voor onderwijs, die daarmee ook verantwoordelijke is voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel stad geen woord Nederlands spreekt. Of dat de negentien burgemeesters weigeren om één politiekorps te vormen voor de hele stad, iets wat het Brusselse politieapparaat kostenbesparend en meer efficiënt zou maken.
Het meest absurde is dat de 19 Brusselse gemeenten nog steeds bestaan, met elk hun burgemeester, schepenen en gemeenteraadsleden, 1.100 in totaal, en daarnaast nog een Brussels Gewest hebben met een heus parlement, een minister-president en ministers. Op die manier heeft men de staatsstructuur niet afgeslankt of efficiënter gemaakt, maar juist het tegendeel. Vander Taelen gebruikt de instortende tunnels in Brussel als symbool voor ‘het politiek onvermogen om na te denken hoe we ons het best verplaatsen in een stad waar de bevolking op korte tijd met zo’n twintig procent is toegenomen’. Er gebeuren soms ingrepen, zoals het autovrij maken van een belangrijke verkeersader, maar het gebeurde dermate ondoordacht en zonder inspraak dat de middenstand er een heuse klap heeft van gekregen. Dat gebrek aan visie over waar de stad moet staan binnen pakweg 20 jaar maakt dat de hoofdstad er wat oubollig bijligt. Steden als Gent, Antwerpen, Mechelen en zelfs Luik en Bergen durven te innoveren, werken met gerenommeerde (stads)architecten en hebben belangrijke stappen gezet op het vlak van het openbaar vervoer, het milieu en cultuur. Wie Brussel met de trein (maar ook met de auto) de stad binnenkomt staat plots in een verpauperde Zuid-wijk of een desolate Noord-wijk. Als visitekaartje kan dat tellen, maar niet in goede zin.
Vander Taelen schrijft ook al jaren over het gevaar van de sluipende islamisering in heel wat gemeenten in de hoofdstad. Er zijn buurten waar winkeliers hun zaak nog durven te openen op vrijdag, ‘de dag des heren voor moslims’, aldus de auteur. Tot pakweg de eeuwwisseling waren hoofddoeken uitzonderingen, nu bestaat het omgekeerde, de halal-industrie dringt door in steeds meer voedselzaken, cafées en restaurants. Maar nog veel erger was de houding van nogal wat moslims, vaak jongeren, na de aanslagen van 22 maart 2016 in Zaventem en Brussel. Het feit ook dat men in het Brusselse lange tijd heeft moeten zoeken naar Abdeslam, een van de daders van de gruwelijke aanslagen in Parijs, omdat hij blijkbaar geholpen werd door geloofsgenoten om hem onderdak te bieden op diverse locaties. “Waren zij in naam van hun godsdienst bereid om een moordenaar uit de handen van het gerecht te houden?” zo vraagt Vander Taelen zich retorisch af. Velen schrijven de auteur af als een rechtse islamofoob, een absurde bewering, maar die vanuit links gebruikt wordt om hem te demoniseren. Wat links voortdurend doet is alles wat te maken heeft ‘te ontkennen, te minimaliseren en problemen te relativeren’.
De kern van het probleem is het religieus fanatisme dat toeneemt, vooral onder jonge moslimmannen. In mijn boek Salafisme versus democratie had ik al gewezen op de toenemende invloed van het salafisme via haatpredikers in moskeeën, imams in het onderwijs, en via satelliettelevisie en het internet, en dit financieel gesteund vanuit Saoedi-Arabië en Iran. Vander Taelen neemt ook duidelijk stelling tegen de boerka, de boerkini en zelfs de hoofddoek. Hij is het niet eens met de linkse riedel dat moslima’s dit vrijwillig dragen en dat men de druk op hen moet relativeren. Die meisjes dragen dat inderdaad, deels uit sociale druk van familie en omgeving, maar ook en misschien nog meer, omdat ze van jongsaf, zowel thuis als in de koranschool of moskee, aangeleerd wordt dat ze zich moeten bedekken om de man niet uit te dagen. En dat, als ze dit ‘goddelijk bevel’ – alhoewel hierover niets staat in de Koran – niet volgen, ze zullen branden in de hel. Het zijn de mannen die dat beslissen om hun patriarchale macht te behouden, en daarmee gaan ze in tegen de belangrijkste elementen van de Verlichting: de gelijkheid van man en vrouw. Maar de nuttige idioten, de fellow travelers van het religieuze fanatisme zijn juist de vermeend progressieve vrouwenbewegingen zoals BOEH (Baas over eigen Hoofd) en VOK (Vrouwen Overleg Comittee).
Linkse partijen steken de kop in het zand voor die opmars van islamitische praktijken die haaks staan op onze wetgeving. Neem de dubbelzinnige houding bij Groen en Ecolo – waar Vander Taelen jarenlang een vertegenwoordiger van was – met betrekking tot het onverdoofd, ritueel slachten van dieren vanuit religieuze beweegredenen. Of de bakken kritiek die Annalisa Gadatele, net zoals de auteur, over zich heen kreeg van haar groene collega’s toen ze een ontluisterend boek publiceerde over de situatie in Molenbeek. De reden waarom Groen, Ecolo, socialisten maar ook de PVDA, is ‘electoraal opportunisme rond de allochtone stemmen’ aldus de auteur, en blijkbaar zijn die stemmen belangrijker dan principes, maar ook wetten op dierenwelzijn. Maar ze zwijgen ook over gedwongen huwelijken, homohaat, allochtone rotjongetjes, het weigeren de evolutietheorie of de Holocaust te aanhoren, en dat allemaal om hun religieus geïnspireerd electoraat niet voor de borst te stoten. Zelfs het vervangen van godsdienstonderwijs door een vak filosofie, wat een einde zou maken aan de feitelijke segregatie van de kinderen in het lager en middelbaar onderwijs gedurende twee uren per week, is voor ecologisten onbespreekbaar. Zwijgen om stemmen te winnen.
Zo fileert Vander Taelen met zijn scherpe pen heel accuraat de problemen in Brussel en rond de toenemende islamisering. Het levert hem bakken kritiek op. Maar wie de opiniestukken goed leest, beseft dat hij de waarheid spreekt en, in tegenstelling tot wat men ook mag denken, een bijzonder genuanceerd betoog houdt. Zo is zijn aanval op de fanatici in de islam juist bedoeld om de gematigde moslims te helpen. “We moeten samen met de islamitische gemeenschap nadenken over adequate middelen om die krankzinnige geloofsgenoten voorgoed uit te sluiten,” zo schrijft hij. Dat klopt helemaal. Het baat niet om de kop in het zand te steken en te blijven zwijgen. We moeten daarentegen met veel meer kracht en luide stem de Verlichtingswaarden uitdragen en verdedigen. Dat is de essentie van dit bijzonder interessant boek geschreven door iemand die in feite zielsveel houdt van zijn stad, maar juist om die reden dit vlammend pamflet heeft geschreven.
Luckas Vander Taelen, Mijn gedacht. Opinies over Brussel en andere belangrijke zaken, Houtekiet, 2017.
Recensie door Dirk Verhofstadt