Moordwapens en dooddoeners - Koenraad Elst
De profeet Mohammed was niet bepaald de ideale schoonzoon. Hij kon slechts met veel moeite zijn piemel onder zijn rok houden, hield van overvallen, en knikte instemmend bij het verkrachten van gijzelaars door zijn gevolg. Mohammed was tevens behoorlijk borderline, had nogal een ego, en beval de moord op elk van zijn hekelaars. De meeste kritiek op de islam richt zich niet zozeer op deze onverlaat – ook andere religies, diverse grote oorlogen en tal van historische omwentelingen worden immers gedomineerd door minder fraaie figuren, denk maar aan Mao, Leopold II of Julius Caesar. Islamcritici storen zich vooral aan het gegeven dat een “ware” moslim zich dient te schikken naar het gedrag van deze profeet, en claimen dan ook dat men de “ware” islam – met haar gebrek aan diversiteit en haar onverenigbaarheden met fundamentele mensenrechten – moeilijk een plaats kan geven in onze verlichte, seculiere maatschappij.
Zo stelde filosoof Maarten Boudry al meermaals dat de terreuraanslagen en gruweldaden van IS wel degelijk een verrechtvaardiging vinden in de islam, en dat zinloos geweld bijna niet voorkomt. In de ogen van de terrorist, die graag in de voetsporen van zijn grote voorbeeld Mohammed treedt, is het geweld immers volledig verantwoord en wel degelijk zinvol. Boudry blijft, net zoals vele andere islamcritici, echter ver weg van elke vorm van moslimbashing en erkent dat er wel degelijk heel wat moslims zijn die moeite doen om zich goed te integreren, en om hun geloof te verzoenen met fundamentele mensenrechten en met de liberale democratie.
Dit toch niet zo moeilijke onderscheid tussen de leer van de profeet enerzijds en de trouwheid van zijn fanclub anderzijds wordt binnen extreemrechtse kringen vaak al dan niet bewust weggelaten of op zijn minst verdoezeld. In zijn boek Moordwapens en dooddoeners – een handleiding voor het islamdebat lijkt oriëntalist Koenraad Elst diezelfde richting uit te gaan door meteen de aanval in te zetten. Hij benadrukt dat de ware islam geen nuances kent. Islamscholen vertellen immers nergens dat Mohammed het niet altijd bij het rechte einde had, nochtans zijn alle IS-gruweldaden islamitisch omdat ze door de profeet zelf zijn voorgedaan. Elst doet nogal meewarig over het gegeven dat heel wat moslims afschuw voelen bij dergelijke gruweldaden en zich hier duidelijk en openlijk van distantiëren – iets wat 15 jaar geleden veel minder uitgesproken was, waardoor de moslimgemeenschap destijds veel al dan niet terechte kritiek kreeg. Beweren dat aanslagen niets te maken hebben met de échte islam doet hij af als ‘een thuis ingelepeld zoetwatergeloof’.
Elst draaft verder door in dezelfde toon: dat de islam geen moorden toelaat wegens een niet-conform gedrag is klinkklare onzin. De fatwa die de Indiase clericus Mohammed Mauzar Hassan Ashrafi Misbahi in september 2015 uitvaardigde waarin het IS-kalifaat als onislamitisch wordt bestempelt, getuigt volgens Elst dat Mishabi helemaal niets kent van de islam. En dat de overgrote meerderheid van de moslims het niet zo begrepen heeft op de doodstraf voor het bespotten van de profeet, of dat menig moslim wel eens een pintje drinkt, maakt hen volgens Elst gewoonweg “slechte moslims”.
Mits enkele kleine aanpassingen zou Moordwapens en dooddoeners dan ook kunnen geschreven geweest zijn door IS-kalief al-Baghdadi zelf. Dit is op zich niet zo onlogisch, gezien beide “kampen” vooral willen aantonen dat er binnen de islam geen plaats is voor discussie en nuance. Dit “veroordelen” van gematigde moslims vormt de rode draad doorheen het boek, en begint op den duur, mede door de talrijke herhalingen (maar vrij weinig referenties naar concrete voorbeelden uit de heilige geschriften), wel wat te vervelen. Het zou op zijn minst interessant geweest zijn mocht er toch wat ernstiger zijn ingegaan op de visies van gematigde moslims. Al zijn deze in de ogen van Koenraad Elst slechte moslims, ze zijn (gelukkig) vooralsnog het talrijkst in aantal (al tracht Elst dit te weerleggen). Ook diverse moslimgeleerden (waaronder de Gentse imam Brahim Laytouss) trachten tegenwoordig de islam te verzoenen met de verlichte seculiere waarden van onze maatschappij. Elst omschrijft zelfs de Indiase gematigdheidspolemist Sultan Shahin, uitgever van het blad New Age Islam, als iemand met het hart op de juiste plaats, maar onderhevig aan zelfbedrog. Voor een boek dat beweert een handleiding voor het islamdebat te zijn had hier best wel wat meer aandacht voor mogen zijn.
Koenraad Elst goochelt verder met enkele rechtse dooddoeners. Zo steekt hij een beschuldigende vinger op naar het integratiebeleid dat in zijn ogen veel te veel aandacht had voor behoud van de eigen identiteit van migranten in plaats van assimilatie, en begint hij in zijn inleiding al met een sterk “wij versus zij”-verhaal (waarbij de lezer zich direct de vraag kan stellen of zij/hij wel tot dat “wij”-kamp behoort). Nochtans is dit boek geen extreemrechts anti-islam-pleidooi, verre van – bepaalde hoofdstukken zijn zelfs gebaseerd op een eerder verschenen versie in het communistische tijdschrift Toestanden. Soms maakt Elst enkele niet oninteressante omwegen naar andere thema's. Zo heeft hij het bijvoorbeeld uitgebreid over neo-racisme, ook wel gekend als een vorm van positieve discriminatie, waarbij individuen herleid worden tot vertegenwoordigers van hun ras. Hij illustreert hoe positieve discriminatie tot dezelfde perverse effecten als hardcore racisme kan leiden, iets wat Elst (terecht) sterk veroordeelt en hem ver uit het racistische kamp plaatst.
Elst beschrijft ook hoe de zogenaamd linkse partijen (waaronder SP.A en Groen in Vlaanderen, PvdA en Groenlinks in Nederland) gaandeweg hun progressief kritisch karakter verlaten hebben (ex-Groen politicus Luckas Vander Taelen, die uitgebreid inging op de islam-problematiek in Brussel, werd monddood gemaakt door zijn partij). Maar ook VB-kopman Filip Dewinter en de Nederlandse anti-islamfiguur Geert Wilders moeten het ontgelden, met name dan wat betreft hun slechte strategie: in plaats van de Koran te verbieden, zoals Wilders suggereert, zouden we volgens Elst beter allemaal de Koran lezen om dan zelf onze conclusies te trekken (waarbij men zich dan meteen de vraag kan stellen waarom deze dan anders zouden zijn dan de conclusies van neo-Jihadisten). Tevens is Elst weinig lovend over de doorgaans onbekwame twitteraars of zelfs woordvoerders uit (extreem)rechtse hoek die nog steeds niet begrepen lijken te hebben dat islamkritiek niet te herleiden is tot dom racisme (een fout die aan linkerzijde overigens ook frequent wordt gemaakt).
Koenraad Elst besluit nog met enkele geïmproviseerde aanbevelingen, bijvoorbeeld het aanmoedigen van ludiek spotten met de islam (wat men al ruimschoots met diverse andere religies doet) , of meer (!) aandacht voor grote moslimdenkers in het onderwijs ten einde een algemene ontkerkelijking te bekomen.
Mijns inziens is Moordwapens en dooddoeners. Een handleiding voor het islamdebat alleszins geen goede handleiding, daarvoor is de mening van Koenraad Elst te ongenuanceerd en teveel geschreven vanuit een “wij” versus “zij”-standpunt. Zijn recepten zouden kunnen leiden tot nog meer tweestrijd, daar waar een beter begrip en mutueel respect (niet noodzakelijk voor de religie, laat staan voor de profeet, maar wel voor de gematigde gelovigen en islamcritici) een meer vruchtbare piste lijkt. Anderzijds is dit boek geenszins een extreemrechts pamflet, bevat het enkele kritische bedenkingen, en vraagt het moed om dit (vandaag) te schrijven.
Koenraad Elst, Moordwapens en dooddoeners. Een handleiding voor het islamdebat, Uitgeverij Aspekt, 2016, 180 blz.
Recensie door Koert Van Espen