Misschien heb ik gelijk, misschien heeft u gelijk - Alexander Roose
De verharding van het publieke debat, de giftige subtekst van sommige opiniebijdragen en de provocerende toon van baldadige twitteraars vallen me steeds meer op. Met ‘het georganiseerde meningsverschil’ dat de democratie uitmaakt volgens Chantal Mouffe heeft het wellicht niet veel meer te maken. Grimmige beledigingen gaan heen en weer: de ene partij is de ‘populist’, de ‘politiek correcte idioot’, de ‘collaborateur’ van het andere kamp.
De geschiedenis leert dat dit soort debatten niemand vooruit helpt: een debatcultuur waarin men een tegenstander niet naar waarde schat maar alleen maar met hyperbolen bekogelt en liefst het zwijgen oplegt, dient noch de waarheid noch het samenleven. De Franse filosoof Michel de Montaigne (1533-1592) bedacht enkele duidelijke regels voor het goede gesprek, omdat het debat in zijn tijd zwaar ontspoorde.
Legitiem geweld?
Met de dood van Hendrik II begon in Frankrijk in een verscheurende religieuze strijd tussen katholieken en protestanten, die om macht en invloed streden. Die strijd begon met woorden, maar eindigde in fysiek geweld. De koningin-moeder, Catherina de’ Medici, probeerde in eerste instantie de vrede te bewaren, ze omringde zich met raadgevers uit beide kampen.
Tevergeefs, want de katholieke scherpslijpers vonden dat de vorstin de protestanten teveel armslag gaf. In protestantse pamfletten werd ze verketterd als een gifmengster en een heks. Het bleef niet bij woorden. Wie zijn tegenstander als een monster afschildert en God en de Waarheid aan zijn kant weet, is niet geneigd te luisteren naar de argumenten van die tegenstander. Geweld wordt dan legitiem.
In die tijd waarschuwde de jurist en kanselier Michel De L’Hospital (1506-1573) voor de kracht van de retorica. Hij herinnerde graag aan die keer dat Cesar naar de rechtbank kwam vastbesloten om de beschuldigde te veroordelen. Maar Cicero nam het woord en boog Cesars woede om in barmhartigheid. De advocaat verstond de listige kunst om ongemerkt ‘de lader tegen de wallen’ van Cesars van zekerheden te plaatsen.
Argumenten
Om het goede debat te bevorderen, organiseerde De L’Hopital dan ook grote samenkomsten waar religieuze en politieke tegenstanders elkaars argumenten en bezwaren rustig konden aanhoren, in de hoop de toenadering en wederzijds begrip te bevorderen. Maar De L’Hopital wist ook dat retorica een gevaarlijk wapen was. Verkapte laster heeft een splijtend effect en de subtiele roddels van habiele sofisten ondermijnen de rechtsgang en het noodzakelijke politieke gesprek.
Van deze kanselier onthield Michel de Montaigne (1533-1592) – ‘Nostra vagatur/ In tenebris, nec caeca potest mens cernere verum’ – dat onze geest waart in het duister, blind en niet in staat de werkelijkheid te onderscheiden. Wie met zoveel argwaan zijn eigen vermogen om de werkelijkheid te begrijpen aanschouwt, gelooft niet dat hij de waarheid in pacht heeft. Die epistemologische reserve is het fundament voor openheid en pragmatisme, dat hier op neerkomt: misschien heb ik gelijk, misschien heeft u gelijk. Wellicht zullen we dat nooit achterhalen. Ondertussen moeten we wel met elkaar samenleven.
In zijn Essays heeft Montaigne een heel hoofdstuk gewijd aan het goede, oprechte gesprek. Een gesprek mag best hard zijn, ‘viriel’ en destabiliserend. Basisvoorwaarde is wel dat beide gesprekspartners te goede trouw zijn: met een sofist moet je niet discussiëren. Gewoon je schouders ophalen en glimlachen. Als persoonlijk prestige, het eigen grote gelijk de inzet wordt, kan je beter wegwandelen: ‘Als iedereen tegenspreekt en tegengesproken wordt is de uitkomst van het debat dat de waarheid vernietigd wordt’.
Hoongelach
Je ziet het vandaag voortdurend in debatten en opiniestukjes: iemand wordt gepakt niet op de essentie van zijn betoog, maar op een krukkige vergelijking of een onhandige uitspraak. Dan volgt het hoongelach. Voor een goed gesprek moeten de partners ook bij de les blijven: ‘De één gaat naar het oosten, de ander naar het westen. Ze laten het kernpunt los en na een turbulent uurtje weten ze niet meer wat de vraag was’.
Montaigne had voor zichzelf vier regels opgesteld: nooit koppig vasthouden aan een idee; nooit iemands handelen verklaren vanuit veronderstelde laaghartige motieven; nooit toegeven aan de publieke opinie; nooit vervallen in hooghartig, erudiet gezwets. Voeg daar aan toe: en als je tegenstander die fair play miskent, kiezen voor een goed boek. Je kan leren uit het verleden, wist Montaigne. Voor het nieuwe Jaar kunnen wij misschien deze richtlijnen onthouden.
Alexander Roose
De auteur schreef het boek ‘De Vrolijke Wijsheid. Michel de Montaigne’, uitgeverij Polis.