De keuze van D66 - Daniël Boomsma (red.)

De keuze van D66 - Daniël Boomsma (red.)

Van alle ‘rebellenclubs’ die in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstonden, is D66 de enige die zich heeft weten te handhaven. Waarom is dat zo gelopen? Waarom verliet de Boerenpartij geruisloos het toneel en bleef D66 bestaan? Waarom hield de Politieke Partij Radikalen het niet vol, terwijl de Democraten zich wisten te vernieuwen? Een eenduidig antwoord is moeilijk te geven. De geschiedenis wordt vaak bepaald door een samenkomst van omstandigheden, door toevalligheden en individuele beslissingen. In ieder geval onderging D66 sneller dan andere vernieuwings- en protestpartijen een proces van politieke loutering – zij het met vallen en opstaan; het inzinken van het besef dat politiek vraagt om een balanceren tussen eigen ideeën en de verleidingen en harde eisen van de macht.

De lange levensduur van D66 heeft ook te maken met het feit dat de hoofddoelstelling die de partij zich in ’66 stelde, de gezondmaking en sanering van de (parlementaire) democratie, niet alleen nog niet gerealiseerd is, maar ook steeds opnieuw door maatschappelijke ontwikkelingen aan belang wint. Ook anno 2016 veroorzaakt de leegte die het ineenstorten van de zuilenmaatschappij heeft achtergelaten, grote problemen voor het functioneren van de democratie. De symptomen zijn bekend: een ontworteld electoraat, zonder wezenlijke invloed op wie de regering zal vormen; een volksvertegenwoordiging die de band met haar kiezers steeds verder ziet verslappen; de wankele staat van het systeem van Montesquieu door de verstrengeling tussen de uitvoerende en controlerende machten; en een zorgwekkend laag aantal mensen dat lid is van de steeds meer naar binnen gekeerde politieke partijen.

Die symptomen zijn niet alleen zichtbaar in Nederland, maar ook in andere Europese landen. Het verdwijnen van de zuilen en de gevolgen daarvan voor de democratie in Nederland, vormen een deel van de accurate analyse die rond ’66 is gemaakt en daarna steeds opnieuw is geactualiseerd. Acute situaties hebben zich tot dusver nog niet voorgedaan maar, zoals Jan Glastra van Loon opmerkte in zijn essay Kiezen of delen uit 1964: ‘slepende kwalen zijn…in de politiek soms gevaarlijker dan acute (en wel vooral als ze geleidelijk accumulatief werken), omdat ze geen moeilijkheden opleveren waar men recht tegenover moet gaan staan.’ (1)

De parlementaire democratie wordt vandaag opnieuw uitgedaagd, maar op een wijze die niet direct doet denken aan de ‘radicaal-constructieve’ hervormingsgeest van vroeger, zo treffend gevat in die zin ‘de revolutie maken voordat die uitbreekt’. De in het begin van deze eeuw ontstane felle protestsfeer, heeft inmiddels een heel andere gedaante aangenomen, die zich begint te vormen rondom de oude, reactionaire schijntegenstelling tussen ‘volk’ en ‘elite’ – de ‘ontwortelde schijnelite’ die niet handelt naar het algemeen belang, maar er eigen, bewust afgeschermde belangen, op na houdt. Hoe anders was het streven van D66 vijftig jaar geleden. De partij nam een sceptische, maar niet wantrouwende houding aan. Het bediende zich van ideeën en analyses, niet van irritaties.

De partij handelde ‘met een koel hoofd’ en ‘met een afweging van de argumenten’, zoals Van Mierlo zijn partijgenoten voorhield op het congres van september ‘68. D66 formuleerde een streven naar een meer directe democratie, opdat het de parlementaire democratie levendiger en scherper kon maken. En het stond een radicale democratisering voor als antwoord op het afbrokkelen van oude maatschappelijke verbanden. D66 staat nu voor de essentiële taak om zich tegen het ‘volk versus elite’ democratisme teweer te stellen, en er haar eigen, in de kern al geformuleerde democratische gedachte – zowel de formele als de materiële – tegenover te zetten. De noodzaak daartoe zal zich steeds sterker doen voelen.

Dat D66 inmiddels haar vijftigjarig bestaan viert, heeft ook te maken met de intellectuele traditie waar de partij, bedoeld of onbedoeld, vanaf de oprichting aansluiting bij vond. Anders dan andere nieuwe partijen uit de jaren zestig (en zeventig) wist het zich voorzien niet van dogma’s en ‘ander politiek gerief dat het zelfstandig nadenken kan vervangen’ (2), maar van enige intellectuele ‘rugdekking’, van een democratische traditie die veel ouder was dan 1966. Die traditie gaat zeker terug tot het begin van de twintigste eeuw, toen de in dit boek veelvuldig genoemde Vrijzinnig-Democratische Bond werd opgericht, en nog verder, tot de humanisten, vrijzinnigen, liberalen, en ‘burgerlijk radicalen’, die niet kunnen verheerlijken of verketteren, in de fraaie woorden van Henk Zeevalking, maar zich wenden tot de rede en het individuele geweten. Terecht merkt Frank van Mil in zijn beschouwing op dat de Democraten vijftig jaar geleden zo veel meer aanboorden dan in eerste instantie de bedoeling was.

Anders dan bij het veertigjarig bestaan in 2006, toen het de partij slecht ging, dringt de vraag of D66 nog wel nodig is, zich bij het vijftigjarig jubileum niet als vanzelfsprekend op de voorgrond. Maar het kan in wezen nooit kwaad om de vraag te stellen. Het getuigt van intellectuele moed. Bovendien leidt serieuze reflectie op redenen van bestaan, die gepaard gaat met een analyse van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, vaak tot verfrissende inzichten of zelfs hernieuwd elan. In dit nawoord volgt geen poging tot het geven van een antwoord op die vraag. In ieder geval kan gezegd worden dat het regelmatig stellen ervan een belangrijk uitgangspunt van D66 verraadt, namelijk de gedachte dat het bestaansrecht van de partij niet los staat van haar (al dan niet gerealiseerde) doelstellingen.

De politieke praktijk dwingt echter steeds een spanning af tussen zo’n doelstellingspolitiek en een vorm van politiek bedrijven die het er vooral om gelegen is de positie ten opzichte van andere partijen kenbaar te maken. Het partijpolitieke spel van de schuivende panelen, waarbij links en rechts elkaar nauwlettend in de gaten houden en met elkaar meebewegen. Voor D66 is ‘één uitweg uit die spanning’, in de woorden van Aad Nuis, Van Mierlo en Jan Vis uit het pamflet Een reden van bestaan, het ‘gedwee een plaats zoek[en] in het politieke rollenspel, al of niet voorzien van een negentiende-eeuws ideologisch etiket dat de juiste plaats op de conventionele links-rechts-lijn aangeeft.’ Dat ‘levert wellicht winst op aan gemoedsrust en aan duidelijkheid in de gangbare zin, maar wel ten koste van de wezenlijke bestaansreden als politieke partij.’

Afstand bewaren tot het politieke rollenspel, het ‘schimmenspel met poppen en een script uit de vorige eeuw’ (3); óók na vijftig jaar is dat een belangrijke uitdaging voor D66, zeker nu de partij – lokaal, nationaal en in Europa – midden in het politieke landschap staat en bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt. Dat vraagt ook om het aanhangen van een bepaalde politieke stijl: analytisch (het woord valt ook regelmatig in dit boek), beducht op schijnduidelijkheid, genuanceerd, omdat subtiel onderscheid onontbeerlijk is voor een begrip van politiek en samenleving, sceptisch over ‘de politieke praktijk waar paradoxen almaar uit elkaar worden gehaald om vervolgens de helften ervan te polariseren’ (4) ten behoeve van electoraal gewin, en daarmee ook zorgvuldig gebruik makend van de taal – het ‘schermen met woorden’ dat altijd de moeite waard is, al is het maar om recht te doen aan de complexe waarheid.

Ondertussen heeft D66 niet alleen een rijk verleden achter de rug, maar ook ín de rug zoals Van Mierlo pleegde te zeggen. Na vijftig jaar heeft de partij een eigen politieke traditie opgebouwd met een unieke geschiedenis, een geschiedenis van geëngageerde mensen in turbulente tijdsgewrichten, van levendige congressen en vurige parlementaire debatten, van avontuurlijke regerings- en oppositieperiodes. Én een kleine geschiedenis van ideeën, die als een rode – of groene – draad door de Nederlandse politiek van de afgelopen vijf decennia loopt. Ik heb geprobeerd deze bundel zo samen te stellen dat duidelijk wordt dat die ideeën zich hebben ontwikkeld en gaandeweg nieuwe vormen en accenten hebben gekregen, maar er in hun kern van begin af aan waren, en het ook in deze tijd alleszins waard zijn om bediscussieerd, onderhouden en uitgedragen te worden.


Tekst van Daniël Boomsma

Deze tekst onder de titel ‘Het verleden in de rug’ vormt het nawoord in het boek ‘De keuze van D66’ onder redactie van Daniël Boomsma. 

Liberales organiseert een voorstelling van dit boek op 26 januari om 20 uur in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 te Gent. Met Daniël Boomsma, Mathias De Clercq, Koert Van Espen. Daarnaast is er ook de huldiging van Katleen Gabriels die het beste non-fictie boek van 2016 schreef. En Dirk Verhofstadt stelt het boek ‘Theorieën van rechtvaardigheid’ voor. De inkom is gratis, maar inschrijven moet op info@liberales.be. 

Voetnoten

(1) Kiezen of Delen’, Nederlands Juristenblad, 39 (1964), nr. 44/45, 1167. 

(2) J.A.A. van Doorn, ‘D’66: lessen in politieke overlevingskunst’, Idee’66, 7 (1986), nr. 3/4, 91. 

(3) Jan Glastra van Loon, ‘Een liberale maatschappijvisie?’, Idee’66, 6 (1985), nr. 4, 102. 

(4) Hans van Mierlo in een interview van 17 mei 1986 met Elsevier Magazine (nr. 20, ‘Profiel: de existentialist’, 174).

Boomsma Daniël (red.), de keuze van D66, Boom, 2016

Print Friendly and PDF
Rusland, Oekraïne en de Krim - Antoon Kruft

Rusland, Oekraïne en de Krim - Antoon Kruft

Onlife van Katleen Gabriels verkozen tot Liberales-boek 2016

Onlife van Katleen Gabriels verkozen tot Liberales-boek 2016