Woede en Vergeving - Martha Nussbaum
Woede en vergeving. Wrok, ruimhartigheid, gerechtigheid. Wat een titel! Het jongste boek van Martha Nussbaum, hoogleraar recht en ethiek aan de universiteit van Chicago, straalt ambitie uit. De auteur maakt die ook waar in een erudiet werk, waarin het Griekse denken aan de joods-christelijke cultuur wordt getoetst, terwijl woorden en daden van figuren zoals Mahatma Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela worden gefileerd. Tegelijk blijft ruimte over voor analyses van alledaagse voorvallen, zoals een incident met een Duitse traumachirurg die in een vliegtuig Nussbaums handbagage tegen haar zin in het compartiment boven haar hoofd opbergt. Voor een scherpzinnige geest is elk detail belangrijk.
Boeken van Martha Nussbaum stemmen rustig. Ze vergroten de wereld. Vergeten wijsgeren worden in eer hersteld. Het denken reikt verder dan de waan van de dag. Zo ook in dit boek, waarin het vooral om woede en vergeving gaat. Om te begrijpen wat woede eigenlijk inhoudt, neemt Nussbaum de Retorica van Aristoteles als uitgangspunt. Woede omvat (1) kleinering of geringschatting, (2) van de persoon zelf of de zijnen, (3) onrechtmatig of laakbaar gedaan, (4) gepaard gaand met pijn, (5) vanwege een drang tot wraakneming. Aristoteles merkt daarbij op hoe het vooruitzicht van wraak genot schenkt. Woede is soms fijn.
Martha Nussbaum erkent dat woede een beperkt nut kan hebben op drie gebieden. Ze kan een signaal zijn dat er een krenking heeft plaatsgevonden. Ze motiveert om daar iets aan te doen. En ze schrikt mensen af, waardoor hun agressie wordt ontmoedigd. Toch gelooft de schrijfster, anders dan ze vroeger deed, niet dat je met woede veel kan bereiken: “Woede gaat niet altijd, maar wel vaak over statuskrenking. En statuskrenking heeft een narcistische bijsmaak.” Hoewel velen het vandaag stoer vinden lekker boos te worden en uit te komen voor gevoelens van woede en verontwaardiging, heeft Nussbaum het op die flinkerds niet begrepen. Voor haar is woede alles behalve een uiting van sterkte: we zijn tot woede geneigd wanneer we ons onveilig voelen.
Een begrip dat Martha Nussbaum lief is, wanneer het om woede gaat, is transitie. Haast iedereen wordt weleens kwaad. Toch beseffen we dat daar geen heil van te verwachten valt. De vergeldingsmodus maakt best plaats voor constructieve, meer toekomstgerichte gedachten. Als voorbeeld haalt de schrijfster de beroemde ‘I have a dream’ - toespraak van Martin Luther King aan. Die toespraak begint met een aanklacht, met woede: racistische misstanden zijn in flagrante tegenspraak met de impliciete belofte van gelijkheid voor iedereen. Maar onmiddellijk daarop verandert King van toon, treedt de transitie op. Hij demoniseert de blanke Amerikanen niet, lokt daardoor geen woeste tegenreacties uit, maar maakt een vergelijking met mensen die hun financiële verplichtingen niet zijn nagekomen. Iets heel zakelijks. Die vergelijking dedramatiseert de toestand. Vooruitdenken staat voorop, en niet vergelding. De vraag is niet hoe blanken kunnen worden vernederd, maar hoe de schuld kan worden afbetaald. Hoe zou trouwens een vernederde schuldenaar bij machte zijn om te betalen? Vervolgens wijst King wanhoop af, die tot geweld kan leiden of fatalistische berusting. Daarna begint het beroemde, hoopvolle stuk van zijn betoog: “Ik heb een droom dat op de rode heuvels van Georgia de zonen en dochters van vroegere slaven en de zonen en dochters van vroegere slavenhouders naast elkaar kunnen zitten aan de tafel van broederschap.”
Ik voel veel voor de benadering van Nussbaum. Ze vergt wijsheid en mensen die zich emotioneel of intellectueel niet in het nauw gedreven voelen. En een betrouwbaar rechtssysteem. Een alternatief dat waarlijk toekomstgericht is, een essentieel begrip bij de auteur, is er niet. Je kunt natuurlijk voor radicalisering pleiten, voor het openlijk uiten van woede. Doch dat leidt enkel tot verdere polarisatie. Nog nooit hebben woedeaanvallen en scheldpartijen een tegenstander overtuigd. Niemand zegt: “Fijn dat u schreeuwt. Zo had ik het nog nooit bekeken.” Integendeel, op woedeaanvallen volgt vaak stilte. Sommige thema’s worden onbespreekbaar omdat het rationele gesprek als een miskenning van emoties wordt beschouwd. Er zijn vandaag in onze samenleving vele onderwerpen waarover we beter niet al te grondig discussiëren: seksueel misbruik, racisme, gelijkheid tussen man en vrouw. Ook als het over milieuproblematiek of alcoholgebruik gaat, is het uitkijken voor woedende of verontwaardigde reacties. Kortom, woede lost niets op. Ze laat het verleden verder duren. En is allerminst gericht op de toekomst.
Opvallend is hoe Nussbaum haar tweede thema, de vergeving, die we in onze samenleving misschien ietwat naïef maar zeker nobel vinden, als de voortzetting van woede ziet, maar dan onder een andere naam. Ze situeert de wortels van de vergeving in de joods-christelijke traditie met een alwetende God en dwalende stervelingen, die als ze bereid zijn zich te vernederen en door het stof te kruipen, vergiffenis kunnen krijgen. Volgens de auteur is dat ritueel nog pijnlijker wanneer je, in een meer geseculariseerde context, op dezelfde manier vergiffenis moet ontvangen van een mens: “Er zit (…) iets opvallend narcistisch in het idee van een drama dat zich afspeelt rond jouw persoon.” Want dat is wat geschiedt, als niet langer God, maar een mens beslist over vergeving. Daarom houdt Nussbaum meer van bemoediging, ruimhartigheid, meevoelend begrip en genade. Houdingen die ze bij de oude Grieken aantreft, attitudes die weliswaar tegen vergeving aanschurken, maar minder vernederend zijn. En dus meer mogelijkheden voor de toekomst scheppen. Zoals vergeving het verlengstuk is van woede, is ruimhartigheid een antwoord van de mens die, zoals Martin Luther King, na een moment van woede de transitie maakt naar iets beters. Mooi, maar moeilijk. Toch vooral mooi.
Recensie door Rik Torfs
Martha Nussbaim, Woede en vergeving, Ambo/Anthos, 2016