Ook vandaag moet een evenwicht gevonden worden tussen besparen en belastingen – Paul De Grauwe
De huidige budgettaire situatie oogt niet goed. Maar is ze catastrofaal zoals sommige politieke partijen ons willen doen geloven? Om enig perspectief te bieden kan het geen kwaad de situatie van vandaag te vergelijken met die van de periode 1990-93, toen de overheidsschuld en de begrotingstekorten torenhoog waren en dreigden uit de hand te lopen. Zo een vergelijking laat het ook toe na te gaan wat er moet gebeuren om de scheve begrotingssituatie weer recht te trekken.
Er zijn grote verschillen tussen nu en de jaren negentig. Vandaag bedraagt de overheidsschuld 105 procent van het bbp; in 1993 was dat 137 procent. Het begrotingstekort is nu 4,6 procent, in 1993 klokte die op 6,6, na jaren van tekorten van 6 procent of meer. De rentevoet op overheidsobligaties ligt vandaag op 3 procent, in 1993 was dat rond de 7. Gevolg: de Belgische overheid moet nu 4,5 procent van de belastinginkomsten gebruiken om de rentelasten te betalen, terwijl dat in 1993 20 procent bedroeg.
Het belangrijkste verschil tussen de twee periodes was dan ook de dynamiek van de overheidsschuld. Toen speelde het sneeuwbaleffect volop: de rente op de bestaande schuld (7,3 procent) was veel hoger dan de nominale groei van het bbp (reële groei + inflatie). Die laatste bedroeg 3 procent. Het gevolg was dat de teller in de verhouding overheidsschuld/bbp veel sneller steeg dan de noemer. De interne dynamiek van de overheidsschuld was daardoor explosief. Zonder maatregelen steeg de schuldratio heel snel. Om die explosieve situatie te stoppen moesten er permanent grote bezuinigingen doorgevoerd worden. En die bleken onvoldoende om de sneeuwbal te stoppen.
Die dynamiek is vandaag niet aanwezig. De rente op de bestaande overheidsschuld bedraagt nu 2,2 procent, terwijl de nominale groei van het bbp (reële groei + inflatie) op 3,8 procent staat. De sneeuwbal werkt dus omgekeerd: die wordt kleiner. De interne dynamiek van de schuld is dus nog altijd gunstig: de overheidsschuld heeft een neiging vanzelf te dalen. Als die vandaag toch stijgt, dan is het alleen te wijten aan het feit dat het jaarlijkse tekort te hoog is.
Vandaag volstaat het dus het begrotingstekort met een relatief laag percentage te verminderen om de schuld te stabiliseren. Peanuts dus in vergelijking met de jaren negentig toen de budgettaire sanering veel ingrijpender moest zijn, alleen maar om de explosiviteit in schuld te stoppen.
Dat begreep Jean-Luc Dehaene, de premier in die periode. Hij lanceerde zijn ‘globaal plan’. Het was een ingrijpend plan omdat de situatie toen ook dramatisch was. Vandaag zal ook moeten ingegrepen worden, maar die ingreep hoeft helemaal niet zo dramatisch te zijn als toen.
Het globale plan van Dehaene werd uiteindelijk een succes en zorgde ervoor dat de overheidsschuld vanaf 1994 begon te dalen. (Het zou evenwel nog tien jaar duren alvorens de mythische grens van 100 procent werd bereikt). Het geheim van dit succes lag in het feit dat Dehaene een evenwicht zocht tussen uitgavevermindering en belastingverhoging. Dat evenwicht was noodzakelijk om een maatschappelijk draagvlak te vinden voor begrotingssanering.
Vandaag hoor ik dat extra belastingen niet meer kunnen (“We hebben de hoogste belastingdruk in de wereld”, wat onjuist is). Begrotingssanering zal uitsluitend moeten gebeuren door in de uitgaven te snijden, zo hoor ik. Ik ga daar niet mee akkoord. Ook vandaag moet een evenwicht gevonden worden tussen besparen en belastingen. Dat zorgt ervoor dat de last van de sanering gespreid wordt over de hele bevolking. Een extra belasting op de hoogste inkomens en op de hoge vermogens zal noodzakelijk zijn om de begrotingssanering succesrijk te maken.
Hier is nog een suggestie. De Belgische banken krijgen massaal veel subsidies toegespeeld door de Nationale Bank, namelijk 10 miljard euro op jaarbasis. Die subsidies hebben geleid tot recordwinsten die aan de aandeelhouders van de banken worden toegespeeld. Vermits de Nationale Bank niet van plan is daar snel mee te stoppen, moet een succesrijke begrotingssanering een crisisbelasting op superwinsten van de banken bevatten. Een budgettaire sanering die vooral gedragen wordt door de werklozen, de zieken, de gehandicapten, de ouderen, terwijl de topvermogens, de banken en hun aandeelhouders gespaard worden zal niet succesrijk zijn.
Het is mogelijk om een evenwichtige budgettaire sanering door te voeren door zowel de uitgaven en de inkomsten aan te pakken zoals de Dehaene, de grote roerganger van weleer, het ons heeft voorgedaan.
Paul De Grauwe
De auteur is professor aan de London School of Economics. Deze tekst verscheen eerst in De Morgen.