Vader, ik haat je – Niklas Frank
Niklas Frank (°1939) is de zoon van Hans Frank (1900-1946), de Gauleiter van de nazi’s in Polen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Hans Frank, officieel heette hij Gouverneur Generaal, werd in het Neurenberger Proces ter dood veroordeeld en op 16 oktober 1946 opgehangen. De uitgever van dit boek bestaat niet meer. Wanneer deze vertaling werd uitgebracht is nergens in het boek te vinden, zelfs de datum uitgave van het origineel ontbreekt. Niklas Frank heeft zijn boek in 1987 geschreven. Waarom het simpele Der Vater vertaald moest worden als Vader, ik haat je, is mij een raadsel. De subtitel Een afrekening is al meer dan helder genoeg.
Het boek begint met de knak die hoorbaar is als de nek van Hans Frank breekt, ter dood gebracht door de galg. Daarna vergezelt en becommentarieert de zoon zijn vader vanaf zijn jeugd en verhaalt van diens leven en werken tot aan de dag die 16 oktober 1946 heette. De zoon laat al in de eerste regels weten hoe hij tegenover zijn vader staat als hij schrijft “goddank terechtgesteld” en “jij, in water oplosbaar nazi-monster”. Tijdens het proces had Frank spijt betuigd voor zijn daden, maar erkende dat dat te laat was. Staande voor zijn galg waren zijn laatste woorden: “Ik dank voor de goedgunstige behandeling die mij tijdens de gevangenschap ten deel gevallen is. Ik bid God, mij in genade op te nemen”. De zoon gelooft niet in de spijt van de vader en gispt hem om zijn laatste woorden.
De zoon kon kiezen, zo schrijft hij, uit drie vaders, maar we zullen nooit zeker weten wie de echte is. Dan is er sprake van een ow’er, maar de vertaler doet geen moeite uit te leggen wat daarmee bedoeld wordt.
De zoon noemt de vader “jij supertype uit de nulserie van praalzieke meelopers”. Ik raak onder de indruk van de creativiteit van de zoon. Van de vader werd onder andere gezegd: “In het westen ligt Frankrijk, in het oosten wordt Frank rijk”. Dit boek is één lange aanklacht van de zoon jegens zijn vader, geheel opgetekend in de tweede persoon enkelvoud, de zoon spreekt de vader toe, nergens krijgt de vader tijd of ruimte voor tegenargumenten.
Al in 1918 verlangt Hans Frank naar een sterke man. De zoon citeert uitgebreid uit de dwepend romantische dagboeken van de vader. Ondenkbaar dat een burger van vandaag zo in het leven zou staan, zo vol van eigen volk en vaderland zou zijn. Hoewel, komt Wilders niet een heel eind in deze richting? Ik vraag het maar! Hoe het ook zij, als adolescent geloofde Hans Frank daadwerkelijk dat het Duitse volk de heiland van de mensheid was! Maar hij vond ook dat “zwakke mannen veel erger zijn dan vrouwen, want ze zijn dan invaliden”.
De idolatrie van Frank jegens Hitler is niet om aan te horen. Hoe is het mogelijk dat een 36-jarige man zich zo laat gaan? “Jij vuile klootzak”, zegt de zoon en hij noemt zijn vader ‘een kritiekloze, strooplikkende slijmjurk van een Hitlerfan’. En ‘jij bruine gloeiworm’ of ‘jij ingebeelde kwast’. En de zoon gaat voort: ‘jij rechtsverdraaier, jij slijmjurk’. En ‘een slappe klootzak zonder ruggegraat’. En doorheen het hele boek komen we nog veel meer scheldpartijen tegen: schooier, slap ijdel karakterloos kereltje, voortreffelijk lijkenvertrapper, ze hadden je teelballen moeten splijten waar ik uit voortgekomen ben, een stomme slijmerd, speel nog even met je pistool en maak je van kant, jij broekschijter, moordzuchtig stuk onbenul, volgevreten papzak, verachtelijke lafaard, aan schizofrenie grenzende schijnheiligheid, een pedante haan pronkend met je schuinsmarcheerderij, jij klaploper met woorden, jij sentimentele kwast, jouw smerige ziel, (na een mislukte aanslag door Poolse verzetsstrijders) zodat jouw schurkenleven naar recht en gerechtigheid aan de galg eindigde, ondoorgrondelijke ellendeling, jij larmoyante barmhartigheidsroeper, jij fraudeur tot het einde toe.
De moeder wordt wat minder vaak beschimpt, maar ook zij mag zich in enkele fraaie diskwalificaties verheugen: bontverkoopster van verdacht allooi, hebzuchtige drukdoenerij, op het punt van tact en bescheidenheid een onbehouwen lomperd, met haar door bont beschermde gierenblik), dit opvallend hebzuchtige, onerotische wezen dat Brigitte heette, o moeder jij loeder.
Ondertussen is Röhm standrechtelijk geëxecuteerd en werden met hem negentien anderen zonder proces vermoord (in 1934), slijmt Richard Strauss bij de nazi’s en werden boeken verbrand, voltrok zich de Kristallnacht (in 1938) en herinnert de zoon zich de Dame met hermelijn van Leonardo da Vinci, alleen had zij nooit een verband om haar hoofd zoals de zoon zich meent te herinneren, maar een koord. Ook hebben Hans Frank en zijn vrouw Brigitte zich bij voortduring verrijkt door het confisqueren van goederen, voedsel en drank uit de stad Warschau en vooral ook uit het getto! Verder heeft Frank zich moeten verantwoorden tegenover Himmler en Bohrmann, een uiterst vernederende sessie op een spoorwegemplacement. En dan geeft de moeder de maîtresse van haar man aan als deels joodse, ja dat is wel de ultieme wraak in die dagen!
Als Hans Frank in zijn dagboek zijn zorgen uit over de politiestaat die Das Dritte Reich geworden is, slaat zijn zoon hem onmiddellijk om de oren met eerdere passages uit datzelfde dagboek waarin de GG erg hoog opgeeft van zijn eigen prestaties in Polen. Ha, je krijgt zomaar de indruk dat de joden niets te vrezen hadden in dat verdoemde land!
Ja, dit mag je met recht een afrekening noemen! De vraag is of al deze diskwalificaties een nuchter oordeel in de weg staan. Ik vind van niet. Wat had Niklas Frank dan moeten doen? ‘Het is en blijft natuurlijk toch mijn vader’ verzuchten? Niklas Frank fileert zijn vader genadeloos maar laten we wel zijn: het is niet niks geboren te worden als zoon van een vader die tot de grootste misdadigers uit de menselijke geschiedenis moet worden gerekend. Dit boek is één grote extreem cynische aanklacht van een zoon tegen zijn vader en ik kan alleen maar zeggen dat de zoon geen enkele reden kon vinden om zijn vader met een mildere toon te bejegenen.
Dat geldt echter niet voor de broers en zussen van Niklas Frank, zo vertelt hij in de documentaire Hitler’s children van Chanoch Ze’evi, die zich onmiddellijk van hun broer distantieerden nadat diens boek was uitgebracht. Een boek dat ook nog eens verrassend goed geschreven was. De laatste alinea van deze aanklacht van de zoon jegens zijn vader is uniek en ongeëvenaard in de literatuur. Genadelozer bestaat niet, huiveringwekkend zelfs maar ik begrijp de zoon, hoe had hij tot een ander oordeel kunnen komen? Ik zou hierover wel eens met zijn broers en zussen willen praten.
Kortom, een boek dat vermoedelijk al grotendeels vergeten is, ten onrechte. Ik vond het een indrukwekkende getuigenis van een zoon die in het reine moet zien te komen met het gedrag en het karakter van zijn ouders. Er zijn niet veel kinderen die zulke ouders hebben, gelukkig maar. In het bruine Duitsland evenwel lag dat heel anders. Het was niet voor niets dat de Duitse jeugd in de jaren zestig van de vorige eeuw steeds nieuwsgieriger werd naar wat hun ouders in die troosteloze jaren van verschrikking hadden gedaan of nagelaten. Dit boek van Niklas Frank verdient het om gelezen te blijven worden.
Recensie door Enno Nuy
Niklas Frank, Vader, ik haat je. Een afrekening, Uitgeverij M&P, 1988