Waarom ecologisten kapitalisme kunnen smaken - Steven Vanden Bussche
Met Liberales kozen we recent voor ‘de Wereld red je niet met Minder’ van Thomas Rotthier en Jan Deschoolmeester als boek van het jaar 2022. We zagen in hun verhaal een buitenkans voor liberalen om economische groei en menselijke ontwikkeling te combineren. Intussen koos het congres van de liberale partij afgelopen weekend voor ‘groene groei voor een blauwe economie’. Dit op basis van een voorstel van Gangmaker Visara Selimi die dit pleidooi hield bij ons in deze tekst. Zoals onze voorzitter Lawrence Vanhove bij de prijsuitreiking reeds zei, hoopt hij dat Jan en Thomas ook impact zullen hebben buiten de liberale partij, een pragmatisch en vooruitgangsoptimistisch groen verhaal combineren met een vrije markt kan ook voor niet-liberalen een succesformule worden.
Daarom zijn we ook blij dat we onderstaande tekst mogen publiceren. Oud Jong Groen Leuven covoorzitter Steven Vanden Bussche legt uit waarom ook voor Groen een combinatie van markt en ecologie als beste garantie om ecologistische doelen te bereiken. Veel leesplezier!
In deze tekst is het de bedoeling om open kaart te spelen. Daarom steekt die van wal met enkele bekentenissen. Ja, uw dienaar kan zich voor een groot stuk vinden in een kapitalistische markteconomie. Daarnaast heeft hij groot ontzag voor de neoliberale traditie en daarenboven is hij een groeiadept. Desalniettemin omschrijft hij zich als economisch links. Claimt hij een kamer in het huis van het ecologisme en koestert hij een grote bezorgdheid voor milieu en klimaat.
Ja, uw dienaar kan zich voor een groot stuk vinden in een kapitalistische markteconomie
Moet de auteur van deze blogpost eens een grondige tabula rasa houden in zijn bovenkamer en één voor één zijn overtuigingen aflopen om een minder paradoxaal klinkende synthese te bekomen of is er meer aan de hand? Heeft een deel van de economisch linkse, ecologistische gemeenschap met een hart voor de natuur mogelijks te snel geoordeeld over bepaalde politiek-economische concepten? Die laatste hypothese is wat in deze blogpost zal worden beargumenteerd.
Chocolademelk maken ≠ chocolademelk smaken
Politiek voeren is als het proberen maken van een goede chocolademelk. Net zoals politiek zijn er een oneindig aantal meningen over wat de perfecte chocolademelk is. Eerder romig of licht? Dan wel zoet of bitter? Fruitig of praliné? Er zijn een oneindig aantal combinaties mogelijk tussen het type cacaobonen, suikerhoeveelheid en melkgehalte waar we allen verschillende voorkeuren voor hebben. Dit wordt ook wel het ought-niveau genoemd: hoe hoort een chocolademelk te smaken? Hoe hoort de ideale samenleving eruit te zien?
Hoe dient chocolademelk te smaken? Verschillende meningen!
Wanneer we een beeld hebben van hoe de ideale chocolademelk hoort te smaken, kunnen we overgaan tot de volgende stap: hoe gaan we die chocolademelk maken? Daar kan er vanalles fout lopen. Mogelijks zijn de juiste ingrediënten niet voorhanden. Misschien zijn de exacte recepten onbekend en zelfs indien we over dat alles beschikken kan steeds een tas na een onverwachte val in duizenden stukken op de grond uiteenspatten. De ingrediënten, de recepten en het incalculeren van andere toevalsfactoren horen thuis onder het is-niveau.
Is en Ought gaan binnen beleid hand in hand. Er zijn tal van situaties te bedenken waarin een doel bepaald wordt en vervolgens uitgezocht wordt op welke manier dat doel bereikt kan worden. Bijvoorbeeld de situatie waarbij bepaald wordt dat in de zomer de temperatuur in een stad een bovengrens niet mag overschreiden (= ought) en er daarvoor een bomenrij voorzien wordt (= is). Dat verschil tussen is en ought brengt ons dan ook naar een eerste punt in dit betoog: ecologisme en kapitalisme bevinden zich niet op hetzelfde niveau.
“Beauty is no quality in things themselves: It exists merely in the mind which contemplates them; and each mind perceives a different beauty.”
― David Hume
Een huis met kamers
Om ecologisme tot een niveau toe te wijzen dient het vooreerst te worden gesitueerd. Ecologisme is een politieke filosofie. Een politieke filosofie biedt antwoorden op vragen over hoe de wereld er zou moeten uitzien: het ought-niveau. Ecologisme legt de focus op welzijn. In de eerste plaats gaat dat over menselijk welzijn, bij uitbreiding over dierlijk welzijn. Welzijn is als een huis opgedeeld in verschillende kamers. Binnen elke kamer bevinden zich verschillende waarden: Privacy, veiligheid, genot, zekerheid, rust, liefde, autonomie, afwezigheid van pijn en ga zo maar door. Veelal staan deze waarden met elkaar in spanning. Een maximale focus op het vergroten van privacy kan risico’s voor algemene veiligheid met zich meebrengen. Een maximale focus op genot kan dan weer nefast zijn voor menselijke rust enzoverder.
Individuen hanteren verschillende waarderingen van verschillende waarden. Sommigen stellen genot centraal. Anderen focussen dan weer meer op de afwezigheid van pijn. Welzijn is dan ook per definitie een concept dat individuen op een verschillende manier invullen. Ecologisme als politieke filosofie houdt rekening met die pluralistische invulling van welzijn. Ecologisten zijn zich ervan bewust dat er van overheidswege geen exact algemeen waardenkader kan worden opgelegd waar iedereen zich naar dient te schikken.
Dat houdt echter niet in dat er geen rol weggelegd is voor enige centrale bepaling. Zo heeft elk individu het recht op een minimale invulling van iedere kamer. Een minimale veiligheid, privacy, autonomie, informatie… waarvan we redelijkerwijs zouden stellen dat iedereen er recht op heeft. Die drempelwaarden krijgen de gedaante van mensenrechten. Sommige daarvan, de zogenaamde negatieve mensenrechten worden bij ons vrij algemeen erkend. Hieronder vallen onder meer vrijheid van meningsuiting en bescherming tegen marteling of andere onmenselijke behandeling. Samengevat zijn dit rechten die bescherming aan derden bieden. Daarnaast zijn er ook de positieve mensenrechten zoals onderwijs en gezondheidszorg. Dit zijn aanspraken op hulp van derden. Ecologisten streven ernaar om naar gelang de beschikbare middelen in een samenleving de minimale aanspraken van ieder individu zoveel mogelijk te verhogen en te beschermen tegen allerhande gevaren. Denk aan het dreigende klimaatprobleem dat als een zwaard van Damocles boven tal van waarden uithangt.
Hiermee komen we aan een tweede punt van het betoog: de doelen die ecologisten maatschappelijk nastreven kunnen worden gekenmerkt en toegeschreven tot het ought-niveau: deze zijn immers beperkt tot hogere doelen. Dan blijft nog over: hoe creëren we een systeem dat maximaal ecologistische waarden nastreeft?
Brouwsel boven
Dat brengt ons meteen naar het is-niveau: hoe creëren we een wisselwerking tussen het politieke en economische domein die ervoor zorgt dat de hierboven besproken ecologistische doelen werkelijkheid worden. De hoe omvat impliciet een belangrijke subtiliteit: het wijst erop dat het wat niet van belang is, zolang de beoogde doelen maar worden behaald. Met andere woorden staat niet het recept maar het brouwsel centraal. Het politieke en economische systeem staan bijgevolg volledig in functie van de gevolgen en hun wenselijkheid wordt dan ook op basis daarvan en op basis daarvan alléén beoordeeld. Op zich zijn noch een communistische planeconomie, noch ongebreideld kapitalisme noch eender welke mengvorm wenselijk of uit den boze.
“No society can surely be flourishing and happy of which by far the greater part of the numbers are poor and miserable. ”
― Adam Smith
Veelheid is virtue
Maar welk economisch systeem biedt ons dan de beste garantie op ecologistische doelen? Om daaraan tegemoet te komen een uitlichting van 2 belangrijke voorwaarden:
1) Het politiek-economisch systeem werkt samenwerking in de hand
2) Het politiek-economisch systeem laat individuen ruimte voor een persoonlijke invulling van welzijn
Individuen zijn complementair. Allen beschikken zij over talenten en tekortkomingen. Sommigen brengen entertainment terwijl anderen keien zijn in organiseren. Sommigen beschikken over een technisch inzicht om ons belangrijke innovaties te brengen. Anderen hebben een speciaal oog voor mede-individuen om ieder een gepaste zorg te kunnen bieden. Echter is er niemand die ieder aspect van welzijn voor zichzelf kan invullen. We zijn allen van elkaar afhankelijk. Hoe meer mensen samenwerken hoe meer zij elkaar gewilde goederen en diensten leveren en daaruit volgend hoe waarschijnlijker dat ieder toegang heeft tot broodnodige aanvullingen in hun welzijn. Veelheid is virtue.
Maatwerk
Daarnaast moeten individuen in staat zijn om zelf hun welzijn in te vullen. Wat voor de ene een onvergetelijke ervaring is, kan voor een ander de hel op aarde betekenen. Niet iedereen geniet van de bitterheid van donkere chocolademelk maar evengoed de zoete smaak van witte chocolade kan niet iedereen bekoren. Het is dan ook van groot belang dat individuen zoveel mogelijk in staat gesteld worden voor zichzelf keuzes te maken en dat vermeden wordt dat op goed geluk knopen voor hen worden doorgehakt. Keuzes maken voor jezelf is steeds maatwerk.
“The more the state “plans” the more difficult planning becomes for the individual.”
― Friedrich A. Hayek
Info, please!
Nu gekend is dat om welzijn te bevorderen, een politiek-economisch systeem zowel veelheid als maatwerk dient te leveren, hebben we nood aan een mechanisme dat ons zowel ertoe kan in staat stellen dat mensen veel samenwerken, als dat ze weten op welke manier ze dat het effectiefst doen. Dat is geen sinecure. Hoewel individuen relatief goed in staat blijken om keuzes te maken voor zichzelf, is het moeilijker erachter te komen wat andere individuen je graag zien aanbieden. Naar welke goederen en diensten is er veel vraag? Bij welke is er onvoldoende aanbod? Creëert een handeling waarde voor anderen of gaat die juist waarde vernietigen?
Dit is waar het prijsmechanisme de entrée maakt. Binnen een wereld, die beperkt is in veelheid, dienen er keuzes gemaakt te worden. Een stuk hout kan zowel gebruikt worden in de romp van een boot, om meubelen te vervaardigen of als stookhout. Voor elk van deze producten is er op een bepaalde plek, op een bepaald tijdstip en met een beperkte hoeveelheid grondstof een kenbare optimale hoeveelheid. Het grote probleem is dat die optimale hoeveelheid ongekend is. Ze hangt namelijk af van tal van factoren zoals onder meer hoeveel en hoezeer mensen het goed of de dienst willen en hoe moeilijk het is om aan aanbod te voorzien. Prijzen zijn in staat die onschatbare informatie over te dragen. Stel u een wereld voor, waarin hout de enige bruikbare brandstof is. Het verbranden van hout zou plots van levensbelang zijn voor verwarming. De vraag naar deze kostbare grondstof zou veel hoger zijn en analoog daaraan zouden mensen bereid zijn er veel meer voor te betalen. De marktprijs zou hoger zijn en ten gevolge daarvan zou het oninteressanter zijn om hout op grote schaal te gebruiken voor een romp of meubels. Daarvoor zouden andere, goedkopere grondstoffen kunnen gebruikt worden zoals metaal of plastic. Doordat die materialen een kostbare grondstof vervangen, kan schaarste binnen het andere doeleind — verbranding — worden weggewerkt. Hoe groter de schaarste, hoe groter de incentives om het schaarse goed of de schaarse dienst te leveren. Onder meer op die manier wordt veelheid bereikt.
Het prijsmechanisme verschaft ons dus informatie. Het zorgt ervoor dat wij door zaken te kopen informatie geven over in hoeverre en in welken getale we iets willen, dat grondstoffen en producten zo efficiënt mogelijk ingezet worden en dat mensen hun handelingen ten opzichte van elkaar kunnen coördineren. Deze informatie is van essentieel belang bij het nastreven van maatwerk voor maatschappelijk welzijn. Vanuit ecologistisch perspectief zou er dan ook speciale aandacht moeten gaan naar het gebruik van het prijsmechanisme om maatschappelijk welzijn na te streven. Iets wat tot dusver onvoldoende gebeurde.
Het prijsmechanisme werkt voor een groot stuk zelfregulerend. Dat neemt echter niet weg dat het niet alle factoren in rekening brengt. Daarnaast is het ook niet immuun voor verstoringen. Van een groot aantal verstoringen zijn politieke actoren de oorzaak. Zo zorgen verregaande subsidiëring en taxering van waardevol of storend geachte goederen of diensten voor een verstoord beeld van in hoeverre iets gewild is. Het subsidiëren van een subtropisch zwembad kan ervoor zorgen dat mensen die liever naar een pretpark gaan door de lagere prijs toch voor het eerste kiezen. Dat zorgt niet alleen voor een oneerlijke concurrentie. Het zorgt ook voor een suboptimale omzetting van welvaart in welzijn. Bij dit voorbeeld klinkt het verlies aan welzijn misschien niet dramatisch, maar evengoed gaat het over het sociaal tarief tijdens de energiecrisis: mensen in armoede kwamen enkel in aanmerking voor die extra steun, indien ze energie, een schaars en vervuilend goed, verbruikten. Dit terwijl ze met een som geld misschien andere keuzes maakten, die hun welzijn meer zouden bevorderen en die de voorraden van een schaars goed niet meer onder druk zouden zetten. Voor hen kon autonomie over het maken van hun eigen keuzes daadwerkelijk een groot verschil maken.
Daarnaast zijn er evenzeer factoren die het prijsmechanisme niet in rekening brengt. Hierdoor schiet het tekort in het correct benaderen van de optimale wenselijke hoeveelheid van het goed of de dienst. Een eerste voorbeeld hiervan zijn diensten die grotendeels niet vermarkt zijn. Zo is er een grote nood aan huishoudelijke of opvoedkundige taken. Die worden echter meestal niet vergoed. Een politiek-economisch systeem dient de veelheid van geleverde goederen of diensten die mensen elkaar leveren te stimuleren, maar dat houdt niet noodzakelijk in dat die diensten en goederen vermarkt dienen te zijn.
Een andere tekortkoming van het prijsmechanisme is het probleem van de externaliteiten. Dit zijn gevallen waar de productie van een goed of dienst zorgt voor onbedoelde schade of voordeel aan derden. Voorbeelden hiervan zijn geluidsoverlast (of meegenieten van luide muziek, wat dan een positieve externaliteit zou zijn) van een nachtclub en het klimaatprobleem als gevolg van uitstoot van broeikasgassen. Wanneer er een negatieve externaliteit gelinkt is aan een goed of dienst, ligt de optimale hoeveelheid van dat goed of die dienst lager dan het prijsmechanisme aangeeft. Het is aan de overheid om een kader te creëren waarbinnen individuen problematiek m.b.t. externaliteiten kunnen verrekenen, of wanneer het niet anders kan om algemene, universeel toepasbare regels uit te vaardigen waardoor externaliteiten zoveel mogelijk worden meegerekend. Een goed voorbeeld hiervan is het Emission Trading System binnen de EU. Helaas, hoewel universeel toepasbaar, wordt dit systeem niet binnen elke sector toegepast waardoor ook hier het prijsmechanisme verstoord wordt.
Een laatste probleem dat hier besproken wordt is ongelijkheid. Bij een grote ongelijkheid, hebben bepaalde consumenten relatief een lage onderhandelingsmacht ten opzichte van anderen. Daardoor is het voor producenten minder interessant om te focussen op hun wensen. Wanneer twee individuen over een gelijke onderhandelingsmacht beschikken, zal hun impact op de vraag even groot zijn, en zullen producenten in gelijke mate rekening houden met beide consumptiepatronen. Wanneer één van twee individuen over een hogere onderhandelingsmacht beschikt, zullen producenten zich meer focussen op dat individu. Daardoor oefent één individu meer aandacht uit op de vraag, waardoor welvaart inefficiënter wordt omgezet in welzijn. Op die manier communiceert het prijsmechanisme naar gelang de grootte van de ongelijkheid onvollediger de noden van individuen met een lage onderhandelingsmacht door.
“You can’t pull yourself up by your bootstraps if you have no boots.”
― Rutger Bregman, Utopia for Realists: How We Can Build the Ideal World
Daarom is het van belang dat een politiek-economisch systeem een herverdelingsmechanisme uitwerkt dat deze onvolledige informatiestroom van antwoord biedt. Een mechanisme à la negatieve inkomstenbelasting zou hier deel van de oplossing kunnen zijn. Het is een onderbelichte denkoefening van ecologisten en bij uitbreiding andere linkse strekkingen om een herverdelingsmechanisme uit te werken dat qua vorm en hoeveelheid een balans vindt tussen herverdeling en het behouden van incentives om veelheid (denk bijvoorbeeld aan problematieken als de werkloosheidsval) te bekomen. Die balans dient te streven naar een zo hoog mogelijk invulling van welzijn, met speciale aandacht voor drempelwaarden.
Het kind met het badwater
Het moge duidelijk zijn dat binnen een kapitalistisch systeem, waar het prijsmechanisme de kern van regulering uitmaakt, er nog heel wat onvolmaaktheden zijn. Deels zullen die er altijd zijn — een complexe samenleving is nu eenmaal per definitie imperfect — maar deels kunnen we door slimme maatregelen de doorstroom aan informatie vergroten. Dat betekent overigens niet dat het prijsmechanisme de enige vorm van informatie-overdracht is binnen een samenleving. Er zijn tal van andere manieren om anderen attent te maken op maatschappelijke problemen, maar niettegenstaande is het prijsmechanisme een belangrijk instrument in de gereedschapskist.
Ecologisten, en bij uitbreiding links hebben echter in het verleden te vaak het kind met het badwater weggegooid. De vrije markt slaagde er niet in om alle onrecht binnen de maatschappij weg te werken. Sterker nog: ze was er op meerdere vlakken zelfs blind voor, maar te vaak werd de vrije markt hierdoor verregaand beknot en werden verdiensten als de grote doorstroom van informatie, het pluralistische karakter en de creatie van veelheid vergeten.
Aangezien ecologisten agnostisch zijn over het is-niveau en een economisch systeem uitkiezen naargelang de vruchten, dienen zij steeds trade-offs tussen verschillende politiek-economische systemen af te wegen. Het is aangewezen dat zij hun positie ten opzichte van marktwerking herevalueren en een politiek-economisch systeem uitbouwen dat de deugden van de markt instrumentaliseert in de zoektocht naar een hoger algemeen en minimaal welzijn.
Aangezien de inleiding ietwat provocerend was, hier in extremis nog een cartoon om alsnog wat aan de beloofde controverse tegemoet te komen. :)
Steven Vanden Bussche (25) is voormalig covoorzitter Jong Groen Leuven, heeft een partijkaart bij Groen en studeert European Studies aan NTI