Roofkunst - Ruurd Halbertsma
Van wie is het verleden? Van de huidige westerse staten met hun grote internationale musea? Van de landen waar al die objecten honderden jaren geleden vandaan zijn gekomen? En op welke manier ging dat dan? Roof? Gedwongen verkoop? Illegale opgravingen? Of is er meer aan de hand? Roofkunst, p. 11.
In klas vijf gymnasium toog ik mee naar Rome – hoewel ik graecist was ‒ waar we met de klas vele Romeinse ruïnes bezochten. Als gids had ik het boek Rome van Louis Couperus, die in lyrische beschrijvingen, zowel in zijn romans als in zijn reisverhalen, het puin uit de oudheid tot leven wekte met veel aandacht voor de decadentie van het laat-romeinse keizerrijk. Couperus roman De berg van licht (1905) is daar een hoogtepunt van. Toen wij in de Romeinse badplaats Ostia waren, vertelde de lerares klassieke talen dat zij daar eens eerder met haar vriend was geweest en dat zij allebei een steentje uit een Romeins mozaïek hadden meegenomen: roofkunst dus. Bij het navertellen voel ik weer de overdonderende verontwaardiging over zoveel barbarij. Ik weet helaas niet meer of ik destijds de moed had om hier wat van te zeggen. Ik heb de neiging om het verleden mooier te maken door te hopen dat ik mijn verontwaardiging geuit heb. Ik roep hierbij de Mnemosyne, de muze van herinnering aan. Maar net als de goden bestaan ook de muzen niet. Die muze is wel een mooie brug naar waar ik heen wil, naar het boek Roofkunst (2021) van Ruurd Halbertsma, omdat het is opgedragen aan Mnemosyne.
Wie de afgelopen tijd wel eens in een museum geweest is, kan de museummetamorfose haast niet ontgaan zijn. Er is een morele metamorfose gaande, waarbij het woord dekolonisatie de boventoon voert. Musea zijn het front van de ronkende woke wars waarbij de witte man als historische onderdrukker zoveel mogelijk het veld moet ruimen, alles divers en inclusief moet zijn en kunst moet passen binnen het morele perspectief van de Social Justice Warriors om niemand maar dan ook helemaal niemand mogelijkerwijs emotioneel ongemak te bezorgen, maar waarmee ontzettend veel ergernis wordt gewekt bij de argeloze museumbezoeker. Dat deze tendens zal leiden tot lege musea is een onverbiddelijke logica. De voorkant van de eigentijdse roman Roofkunst van Halbertsma neemt alvast een voorschot: we zien een museumzaal, met een rood afzetkoord en drie lege sokkels. De Leidse sleutels op de middelste sokkel doen vermoeden dat het verwijst naar een van de vele musea van deze sleutelstad. De kunst is uit het museum verdwenen, ofwel geretourneerd naar het land van herkomst of naar het depot verbannen omdat de aanblik ervan vanuit een politiek correct standpunt bezien op de een of andere manier aanstootgevend zou zijn. Aan een leeg museum kan niemand aanstoot nemen.
Ruurd Halbertsma is conservator van het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden en hoogleraar archeologie aan de Universiteit Leiden. Dat hij een roman zou schrijven ligt niet direct in de lijn der verwachting, maar die roman is er wel: Roofkunst. Het is een veelzijdig boek: een Leidse sleutelroman, een historische roman, een spannend jongensboek en een maatschappijkritisch boek over woke. Het belangrijkste element van een roman is, vermoed ik, leesbaarheid (al is een van de beroemdste romans, Ulysses van James Joyce, nu net geen gemakkelijk leesbaar werk). Ik bedoel dat als je als wetenschapper een punt wilt maken, je dan een paper publiceert of, met meer maatschappelijke impact, een opiniestuk of ingezonden brief schrijft. Halbertsma kiest echter voor het genre van de roman. Het mooie van een roman is dat je daarin de veelkantigheid van een thema kunt belichten. Een nadeel is dat er niet altijd, of niet door elke lezer, een duidelijke (en juiste) conclusie uit het boek wordt getrokken.
Ik ontmoette de auteur in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden waar wij een onderhoudend gesprek hadden, over Leiden, het museum, de Leidse universiteit en woke. Halbertsma overhandigde mij bij die gelegenheid een exemplaar van zijn boek. In de trein terug begon ik daar direct in te lezen, en dat deed ik met veel plezier en interesse. De hoofdpersoon van het boek is Tjalling Kingma, die als conservator verbonden is aan het Rijksmuseum van Oudheden (RMO). Hij krijgt te maken met woke studenten die tijdens colleges in het museum niet alleen kritische vragen stellen, maar zich ook misdragen. De kritische vragen betreffen de herkomst van de collectie of delen daarvan: hoe is het te rechtvaardigen dat in een Nederlandse provinciestad onder de zeespiegel kunstschatten uit de Egyptische en Grieks/Romeinse oudheid te vinden zijn? Dat is een interessante vraag. Ik herinner me de eerste keer dat ik het museum bezocht. Ik logeerde bij mijn neef Theun in Zetten en op een dag nam mijn tante ons mee naar het museum. Het eerste dat ik me herinner waren de verse krentenbollen die wij onderweg kregen. Van het museum herinner ik me de mummies en sarcofagen.
Toen ik jaren later geschiedenis studeerde in Leiden, was er tijdens het vak Oude Geschiedenis een rondleiding door het RMO. Nooit heb ik me afgevraagd, in geen enkel museum: hoe komt die kunst daar? En, als we weten hoe die kunst daar komt, kun je de vraag stellen of het moreel gerechtvaardigd is dat die kunst daar is. In dit verband het meest tot de verbeelding sprekend zijn de Elgin Marbles, de beelden van het Parthenon in Athene die pronkstukken in het British Museum zijn.
In Roofkunst komt een raamvertelling voor over de Nederlandse militair-ingenieur Jean-Emile Humbert (1771-1839) die werkzaam was voor de Tunesische regering en die toestemming kreeg tot het verrichten van archeologische werkzaamheden en het verzamelen van objecten. Het is de verzameling van Humbert die de basis vormt voor de collectie van het RMO. Halbertsma zelf is gepromoveerd op het bestuderen van de collectie van Humbert. Woke studenten zijn van mening dat de objecten in het RMO niet in Nederland thuishoren en teruggeven dienen te worden, in dit geval dus aan Tunesië. Dat er in dat land een islamitische cultuur heerst die een iconoclastische tendens heeft, doet volgens de studenten niet ter zake. Tjalling reist af naar Tunesië om afspraken te maken over samenwerking en mogelijke exposities. Tjalling wordt op zijn reis vergezeld door een bestuurder van de Leidse Universiteit die van toeten noch blazen weet, maar die gevoelig is voor de teneur (of terreur) van woke. Wanneer deze man in een interview met een Tunesische krant opmerkt dat er zich in Leiden kunst bevindt die is opgegraven in Tunesië, barst de hel los en dringt een woedende volksmassa de Nederlandse ambassade binnen. Het boek wordt nu razend spannend en het doet denken aan de Netflixserie Homeland waarin er een seizoen is waarin de Amerikaanse ambassade in Kabul wordt belegerd en het ambassadepersoneel in een penibele situatie in de saferoom zit. In Roofkunst komen er mariniers aan te pas om de mensen met een helikopter te redden, maar moet de Nederlandse ambassadeur het met de dood bekopen.
Roofkunst kan op verschillende manier geduid worden. Ik loop enkele perspectieven langs. Sleutelroman: Leiden, RMO en de Leidse Universiteit komen herkenbaar in de roman voor. Ook komen herkenbare personen in het boek voor. Ik herkende de rector van de universiteit die een rol speelt. Er zullen vast meer herkenbare personen in het boek zitten, en wellicht worden mensen wel boos die zichzelf in minder aangename personages herkennen. De lezer die iets verder hiervan af staat, kan dat allemaal niets schelen. Al is een inkijkje in de Leidse Universitaire wereld erg leuk. De universitaire managers met hun managementjargon komen er niet zo goed vanaf.
Historische roman: Het verhaal van Jean-Emile Humbert speelt een belangrijke rol en, nog een laag dieper, de geschiedenis van de Romeinen in Tunesië en de verwoesting van Carthago.
Bildungsroman: Een Bildungsroman kan slaan op de ontwikkeling van de hoofdpersoon, maar ook op de inhoud van het boek. Dat laatste is in Roofkunst het geval. Dit boek is een Bildungsroman omdat het gaat over kunst, geschiedenis, cultuur en dwarsverbanden en ook een ethische reflectie op museumkunst biedt. Je kunt je woordenschat verrijken met tal van kunsthistorische en archeologische begrippen, Latijnse gezegdes en citaten zijn er in overvloed.
Liefdesroman: Tjalling is een weduwnaar die in Tunesië op de Nederlandse ambassade een vrouw ontmoet met wie hij aan het slot van het boek een relatie krijgt. Wie het boek voor de romantiek leest, zal enig geduld en doorzettingsvermogen moeten hebben, maar die komt uiteindelijk toch wel aan zijn trekken.
Campus novel of universiteitsroman die het academische leven beschrijft. Het boek geeft een inkijkje in het universitaire milieu in Leiden met docenten, studenten en managers. Ook interessant is te zien hoe wetenschappelijke archeologie met opgravingen en bronnenonderzoek in zijn werk gaat. Ik vond het lezen over mijn alma mater hoogst vermakelijk en de schildering daarvan heel herkenbaar.
Thematische roman: een belangrijk, zo niet het belangrijkste, thema van de roman is woke. Centraal staat de clash tussen enkele woke studenten, de bestuurders en Tjalling (en het museum). Met het boek lijkt Halbertsma te willen waarschuwen voor al te veel woke in musea. Woke is een moreel perspectief op kunst, dat, als de invloed ervan te groot wordt, desastreus kan zijn voor de museale wereld.
Dit boek herinnert mij aan mijn colleges kunstgeschiedenis in Leiden toen ik daar in het vorige millennium met veel plezier studeerde en vakken volgde bij geschiedenis, kunstgeschiedenis, Sinologie, naast mijn studies Japanologie en wijsbegeerte. Zo volgde ik het vak ‘Gezichtspunten’ bij kunstgeschiedenis waarbij verschillende benaderingswijzen van kunstgeschiedenis aan bod kwamen. Zo was er aandacht voor het feministische perspectief, maar ook voor niet-westerse perspectieven, Freud, Marx, esthetisch et cetera. Ook leerde ik over de verschillende manieren om kunst in musea tentoon te stellen: esthetisch, historisch, thematisch, didactisch. Nu is er dus een nieuw perspectief bij: woke. Woke is in wezen een neomarxistisch perspectief waarbij de ongelijke machtsrelaties expliciet moeten worden gemaakt en duidelijk gemaakt moet worden wie de daders en wie de slachtoffers zijn. Kunst wordt ondergeschikt gemaakt aan een moreel perspectief. Postkolonialisme is hierbij leidend.
Wie met een postkoloniale bril naar kunst kijkt, ziet overal onderdrukking, niet alleen op de afbeeldingen zelf, maar ook in hoe de kunst wordt tentoongesteld, en dat die kunst er überhaupt is. Het postkoloniale perspectief wil één moreel perspectief aan alles opleggen. Woke uit zich in musea op tal van verschillende manieren: door in de toelichting uitleg te geven over de achtergrond van onderdrukking en achterstelling, door woke taalgebruik, door te streven naar een diverser publiek zodat ook mensen met een migratieachtergrond zich welkom voelen, gender neutrale toiletten, het soort van tentoonstelling, aandacht voor vrouwelijke en niet-westerse kunstenaars, de speurtocht naar roofkunst en restitutie, de nadruk op boete en schuld en het vermijden van kunst die aanstootgevend kan zijn en de verkoop van pro woke en postmoderne literatuur (zonder aanbod van woke-kritische boeken). Het lijkt alsof er altijd iemand tot zondebok wordt gemaakt. De toon die wordt aangeslagen is belerend en onaangenaam. Museumbezoek ten tijde van woke voelt als een morele schrobbering voor historische schuld waarbij alles zwart-wit is en waarbij het Westen/de witte man altijd fout is.
Vanuit moreel perspectief veel aan te merken op allerlei kunst: over slavernij, onderdrukking, uitbuiten, achterstelling van vrouwen en homoseksuelen, verkrachting, seksisme. Het probleem is niet dat er een woke gezichtspunt is op kunstgeschiedenis, maar het wordt problematisch als dat gezichtspunt leidend wordt en andere gezichtspunten op een onaangenaam dwingende manier verdringt. Vanuit woke perspectief is alle westerse kunst per definitie fout, want het westen is verantwoordelijk voor de uitbuiting en onderdrukking van de rest van de wereld. De koloniën zijn dan wel opgegeven of vrijgemaakt, maar de koloniale mindset duurt voort, net als de grote mate van economische ongelijkheid in de wereld. Woke activisten, die zichzelf Social Justice Warriors noemen, willen hier wat aan doen. Zij doen dat door te trachten de cultuur om te vormen. Let wel, het gaat hier niet om losstaande incidenten die elk voor zich niet zo spannend zijn. Het gaat hier om een intellectuele beeldenstorm, vergelijkbaar met de protestantse beeldenstorm uit de zestiende eeuw. Het lijkt wel een damnatio memoriae – een uitbanning van de herinnering, door het willen verwijderen van zogenaamde foute kunst en naamgeving van straatnamen, gebouwen en instituten. De protestanten vonden de katholieke heiligenbeelden maar afgoderij en dus moesten ze weg, kapot. En zo zijn tal van kerken ontdaan van hun heiligenbeelden. Dat ging er niet zachtzinnig aan toe: beelden werden gewoonweg kapotgeslagen. Er was dus ook toen al sprake van een ideologische koerswijziging die gepaard ging met iconoclasme.
Ook vandaag de dag is sprake van een ideologische koerswijziging. Het aantal actieve wokies is zeer beperkt, maar ze slagen erin gehoor te vinden bij de (witte) culturele elite door hun een schuldgevoel aan te praten. Wokies willen laten zien wat er allemaal fout is in de collectie en vanuit hun perspectief is álles fout en daarom moet álles radicaal anders. Als we woke zijn gang laten gaan, zal de Nederlandse cultuur en totaal anders uitzien. Er komt dan censuur op alles wat in hun ogen fout is – en álles is fout want het is gemaakt binnen de cultuur van onderdrukkers of gestolen, natuurlijk. De Nederlandse cultuur is een foute cultuur. Nederland moet schuld bekennen, boete doen en zich omvormen. Wie tegensputtert vertegenwoordigt het koloniale perspectief. Het gaat om historische schuld vanwege het onrecht van slavernij en kolonialisme. Het iconoclasme betreft niet alleen musea, maar ook omstreden beelden in de publieke ruimte en omstreden straatnamen. Ook bibliotheken zijn niet vrij van woke denkdwang – probeer nog maar eens een kinderboek met zwarte pieten te vinden. Woke is een poging, een heel succesvolle poging, om de cultuur radicaal om te vormen. Het aanpraten van historische schuld maakt van een groot deel van de elite ‘nuttige idioten’ die in rap tempo meedoen met het uitrollen van de woke ideologie.
Begrijp me goed: als ethicus vind ik het oog hebben voor de morele dimensie zeker goed. Musea kunnen bijdragen aan inzicht in de temporele en geografische relativiteit van normatieve opvattingen – wat niet wil zeggen dat er geen universele moraal mogelijk is. Het zou mooi zijn als studenten, en vooral studenten archeologie, het boek van Halbertsma zouden lezen en zouden gebruiken om over te discussiëren. Roofkunst verdient het om serieus genomen te worden als bijdrage aan een constructieve reflectie over ons cultureel erfgoed.
Halbertsma eindigt zijn boek op hartverwarmende wijze met een happy end waarbij alles helemaal goed komt – behalve dan voor de ambassadeur. Ik hoop op net zo’n hartverwarmende milde oplossing van de woke war in onze samenleving. Maar dan moet aan woke in de culturele sector wel paal en perk worden gesteld. Wie durft?
Recensie door Floris van den Berg
Ruurd Halbertsma, Roofkunst, Primavera Pers, 2021