De schuldvraag – Karl Jaspers
‘Het is onheus iedereen op dezelfde manier onschuldig te noemen.’
Karl Jaspers (De schuldvraag)
Indien er ooit een tribunaal komt over de oorlogsmisdaden tijdens deze Russisch-Oekraïense oorlog - wanneer? - is het goed Die Schuldfrage te (her)lezen. Karl Jaspers onderzocht er de schuld van de Duitsers voor WO II en de misdaden en oorlogsgruwelen gepleegd tijdens het naziregime. Ging het daarbij om een collectieve Duitse schuld?
Men moet de omstandigheden waarin Karl Jaspers Die Schuldfrage schreef - 1945 - goed voor ogen houden om er de toenmalige bedoeling en de actuele betekenis van te vatten. Duitsland had de oorlog verloren en reeds kort na de geallieerde overwinning werd de aard van de misdrijven van het naziregime duidelijk. Oorlogsmisdaden, deportaties, concentratie- en uitroeiingskampen, volkenmoord, … De wereld reageerde met verbijstering. Vol afschuw. Woedend. Beschuldigend.
‘Dat is jullie schuld!’
Jaspers - zelf een slachtoffer van het naziregime - wou een antwoord geven. Hij reageerde in de eerste plaats op de voorstelling door de overwinnaars dat enkel de Duitsers schuld hadden aan WO II en de gebeurtenissen sinds 1933: ‘Bijna de hele wereld klaagt Duitsland en de Duitsers aan. Onze schuld wordt breed uitgemeten, vol verontwaardiging, afgrijzen, haat, verachting. Men roept om straf en vergelding.’ Die beschuldiging door de overwinnaars zou niet enkel ‘grote gevolgen voor ons leven’ hebben, maar ze hadden volgens hem ook ‘een politiek karakter’. Daarom, stelde Jaspers, willen we ‘weten of die aanklacht terecht is, of onterecht, en in welke zin.’ Hij vroeg de Duitsers dus om hun geweten te onderzoeken. En zich te verantwoorden…
‘Men zal ons nog lange tijd wantrouwen.’
Die Schuldfrage werd uitgegeven in 1946 - met de oogluikende toestemming van de Amerikaanse bezetter - nog tijdens het lopende eerste proces van Neurenberg. Het vonnis daarvan zou op 1 oktober 1946 worden uitgesproken…
In Die Schuldfrage onderzocht Jaspers de verantwoordelijkheid van de Duitsers voor de oorlogsmisdaden en gruwelen onder het naziregime. Kon men daarbij gewagen van een collectieve schuld? Dat concept tilde de discussie naar ‘een dermate abstract niveau dat het niet meer mogelijk is de schuldvraag op een eerlijke manier te beoordelen.’ In een poging tot maatschappelijk herstel na de oorlog pleitte Jaspers voor een individueel gewetensonderzoek. Bezinning. Hij confronteerde de Duitsers met de misdaden van het naziregime en vroeg hen zich te bezinnen over hun eigen, individuele betrokkenheid. Dat was voor elke Duitser zondermeer verschillend. Handelen. Niet handelen. Instemmen. Zwijgen. Meelopen. Uitvoeren. Aansporen. Of zich verzetten?
Die Schuldfrage was gericht aan alle Duitsers. Het ging Jaspers dan ook om de bereidheid na te denken, de dialoog te herstellen en te komen tot eenheid en Wiedergutmachung: ‘Met elkaar praten is in Duitsland vandaag de dag een stuk moeilijker geworden, maar het is onze grootste opdracht, juist omdat we onderling zo verschillend zijn in wat we hebben beleefd, gevoeld, gewenst, gedaan.’ Geen evidentie, maar voor Jaspers een noodzaak voor elke Duitser om met zichzelf in het reine te komen…
Loutering. Bij de heruitgave in 2012 werd het beladen woord Haftung (aansprakelijkheid) in de ondertitel uit 1946 vervangen door Hoffnung (hoop). Significant voor een gewijzigde ingesteldheid en tijdsgeest? En wat betekent het wanneer - vandaag - de Duitse bondskanselier Olaf Scholz in het aanbieden van zijn rouwbeklag bij het overlijden van Elisabeth II opnieuw verwijst naar de Duitse schuld van toen? Herneemt hij daarmee de oproep van Karl Jaspers uit 1946? Wiedergutmachung? Loutering?
Menselijke schuld
Jaspers maakte in 1946 een verantwoord onderscheid tussen soorten schuld: criminele schuld, politieke schuld, morele schuld en metafysische schuld. Het diende niet enkel de abstracte betekenis van ‘de beschuldigingen en de bijhorende schuld’ te verhelderen, maar vooral om de vele individuele handelingen van de Duitsers te bevragen. Karl Jaspers: ‘Zo betekent politieke schuld bijvoorbeeld weliswaar dat alle staatsburgers aansprakelijk zijn voor de gevolgen van handelingen van de staat, maar niet dat elke staatsburger ook een strafrechtelijke en morele schuld draagt voor misdaden die in naam van de staat werden gepleegd. Over misdaden kan de rechter, over politieke aansprakelijkheid de overwinnaar beslissen, terwijl over morele schuld waarlijk alleen in een liefdevolle strijd tussen onderling solidaire mensen kan worden gesproken. Over metafysische schuld is misschien openbaring in een concrete situatie, in een literair werk en in de filosofie mogelijk, maar kun je nauwelijks persoonlijke mededelingen doen.’ Metafysische schuld? Een wat duister iets, maar Jaspers bedoelde er zoiets als een transcendente en universele menselijkheid mee…
Hoogdravende en duistere bewoordingen. Zij krijgen echter een diepere inhoud wanneer men ze koppelt aan het wedervaren van Jaspers onder de nazi’s vanwege zijn huwelijk met een joodse vrouw en de weigering om de getrouwheidsbelofte aan het nazisme te ondertekenen: lesverbod en ontslag (1933), publiceerverbod (1938), bedreiging met arrestatie en deportatie. Tegelijkertijd tonen ze het humanisme van de existentiedenker - Grenzsituationen - (en psychiater) die Karl Jaspers steeds gebleven is.
Humanisme? Zeker. Ietwat gezwollen en retorisch, maar te begrijpen tegen de achtergrond van mensonterende handelingen en de schande. En met de wil te ijveren voor waardigheid, eerlijkheid, dialoog, gedeeld denken en verbondenheid. ‘Dit brede verantwoordelijkheidsgevoel voor mens en wereld richt zich evenzeer op de toekomst als op het verleden.’ (Jannah Loontjens p.136)
‘Nu zou er een nieuw tijdperk beginnen.’
In 1946 had Karl Jaspers het niet louter over verantwoordelijkheid en schuld, loutering en verzoening, maar hoopte hij ook op duurzame vrede, universele gerechtigheid en ‘de eenheid van de mensheid’ (Frits Boterman p.22). Een universeel en hoopvol humanisme dus. Maar in het Nawoord bij de heruitgave van Die Schuldfrage in 1962 - het proces Eichmann toch ook over individuele of collectieve schuld, was nog maar net voorbij -, beschouwde Jaspers de processen van Neurenberg als ‘een gemiste kans’ en was die hoop vervlogen: ‘Het grote idee is, net als in vroegere tijden, alleen als idee, niet als werkelijkheid verschenen. Het proces heeft geen mondiale toestand met een mondiaal recht gegrondvest. […] Gezien het enorme belang van de zaak is de teleurstelling daarover verpletterend.’ Ontgoocheling. Het milde humanisme van Jaspers had een serieuze deuk gekregen.
Arendt. Jaspers. Heidegger.
Die Schuldfrage wordt nog meer een persoonlijke zaak wanneer men het koppelt aan de betrokkenheid van Hannah Arendt en Martin Heidegger. En Karl Jaspers… Het verhaal is bekend. Hun houding t.a.v. van het naziregime ook. Meelopen? Verzet? Ondergaan? Zwijgen?
In 1933 vlucht Hannah Arendt uit Duitsland. Als joodse beseft ze wat er op haar (en Duitsland) afkomt. Martin Heidegger sympathiseert met het nazisme - volgens hem een nationale Erhebung -, treedt toe tot de NSDAP en wordt even rector van de Universität Freiburg. Karl Jaspers dacht aanvankelijk dat het allemaal wel niet zo’n vaart zou lopen en aarzelt om Duitsland te verlaten. Hij heeft een joodse vrouw die het land niet weg mag, blijft noodgedwongen, maar weigert de getrouwheidsbelofte aan het nazisme te tekenen. Hij mag niet meer doceren, houdt zich stil en moet permanent vrezen voor arrestatie en deportatie.
‘Het ligt voor de hand de vraag te ontwijken.’
In 1945 wordt Jaspers aanvaard als gesprekspartner van de Amerikanen. Bij de heropstart van de universiteiten na de oorlog - Argwaan? Onbegrip? Verwijten? – wordt hem gevraagd of Heidegger nog wel geschikt is om te doceren. Na enig wikken en wegen vindt Jaspers van niet. Heideggers wijze van denken was volgens hem ‘fundamenteel onvrij, dictatoriaal en niet communicatief en zou heel veel schade aanrichten bij studenten in de huidige tijd’ (Zie: De existentialisten Sarah Blakewell p.224).
Veel in Die Schuldfrage verwijst naar dat rapport over Heidegger. ‘Om zijn bestaan te behouden, zijn baan niet te verliezen, zijn kansen niet te niet te doen, werd men partijlid en deed in naam andere dingen die daarbij hoorden.’ Zeker ook aan het zwijgen en de afwezigheid van inkeer bij Heidegger: ‘Wakker worden en deze zelfmisleiding kritisch onder de loep nemen, is onontbeerlijk.’ Elders nog: ‘Een geweten dat zichzelf van schuld vrijpleit is oppervlakkig.’ En vooraan in het boek: ’In Duitsland heb je mensen die schuld bekennen, inclusief hun eigen schuld, naast velen die zich onschuldig achten, maar anderen schuldig verklaren.’ Vaststellingen die niet enkel betrekking hebben op het geval Heidegger, maar op vele Duitsers… Alle Duitsers? Na de afweging van schuld bij actieven en passieven besluit Jaspers met: ‘Toch draagt ieder van ons schuld voor zover hij passief bleef.’ Ook de silent majority gaat niet vrijuit. Een milde bekentenis van eigen schuld…
Heidegger zelf noemde zíjn schuld in 1945 zonder al te veel inkeer kortweg ‘Dummheit’. Gebrek aan schuldgevoel? Allicht. Hypocrisie? Misschien. Toen hij in 1949 terug mocht doceren kreeg hij van Jaspers een extra exemplaar van Die Schuldfrage toegestuurd…
Een oppervlakkig geweten… Het hield toen wel meer existentiedenkers bezig. Jean-Paul Sartre stelde de kwestie van mauvaise foi of fausse conscience reeds op scherp in L’être et le néant (1943). Zelfbedrog of een ongelukkige keuze? Het maakte zijn volgend aforisme nog uitdagender: ‘Je peux toujours choisir, mais je dois savoir que si je ne choisis pas, je choisis encore.’ (L’existentialisme est un humanisme 1945/’46). Niemand gaat immers vrijuit… Maar toen moest de eigen sympathie voor de USSR en Stalin nog blijken. Ach, existentiefilosofen onder elkaar. Toen elk aan hún - andere - kant van goed en kwaad…
Banaliteit
In 1949 was Hannah Arendt even terug in Duitsland en ontmoette er Martin Heidegger kortstondig. Die mocht vanaf 1950 terug doceren. Hun ontmoeting werd een ontgoocheling. Eerder al had Arendt aan Jaspers geschreven dat het probleem met Heidegger niet was dat hij een slecht karakter had, maar wel dat hij géén karakter had. Een vooruitblik van haar kijk op de schuld van Adolf Eichmann in 1963 en de ‘banaliteit van het kwaad’?
In oktober 1946 had Karl Jaspers haar n.a.v. Die Schuldfrage (en de verwerping van zoiets als collectieve schuld) geschreven: ‘Volgens mij moet men, omdat het werkelijk zo is, de dingen in hun volledige banaliteit beschouwen, in zijn geheel nuchtere nietsheid.’ Banaliteit. Arendt zou het hernemen in haar verslag van het Proces Eichmann in 1962. ‘Verstaat men de verdachte als een symbool en het proces als een voorwendsel om het gesprek te brengen op zaken die kennelijk interessanter zijn dan de schuld of onschuld van een enkeling, dan moet men ook de consequenties aandurven en erkennen dat Eichmann en zijn verdediger gelijk hadden toen ze beweerden dat hij alleen maar als zondebok moest fungeren, niet alleen voor de Duitse Bondsrepubliek, maar voor alles wat er in de Hitlertijd tegen de joden was misdreven plus datgene wat die misdaden had mogelijk gemaakt, dus ook voor het antisemitisme en het totalitaire machtsapparaat, ja zelfs voor het menselijk geslacht en de erfzonde.’ (Eichmann in Jerusalem p.35) In die zin voelde Arendt het proces Eichmann aan als een mislukking. Net zo goed als de processen van Neurenberg. Het was voor haar ‘de les van de onuitsprekelijke, hoofd en hart verbijsterende banaliteit van het kwaad.’
Collectieve of individuele schuld? De overeenkomsten met de opvattingen van Jaspers zijn opvallend. Maar toch. Het monster Eichmann was voor haar dan wel een banaal mannetje, maar Arendt wees vooral op de perfide impact van een totalitair en dictatoriaal systeem op het menselijke handelen en zijn (The origins of Totalitarianism 1951; The Human Condition 1958). Menselijkheid. Kwetsbare menselijkheid…
De vaststelling van de banaliteit van het kwaad, - het kwaad dat een kenmerk is van elk van ons en niet beperkt is tot de andere -, werd echter controversieel en aanvallend onthaald en zou onvoldoende begrepen blijven…
Betrokkenheid
Vandaag worden er veel vragen gesteld over de betrokkenheid en (collectieve) schuld van personen, landen en instanties bij kolonisatie, oorlogsmisdaden, genocide, plundering, uitbuiting, racisme, discriminatie, enz. Het is een vraag naar de schuld van vroegere én huidige generaties. Het blijkt lastig om die op een tegemoetkomende en verantwoordelijke manier te beantwoorden. Verontschuldigingen? Schuldbekentenissen? Spijtbetuigingen? Compensaties? Oude wonden hebben taaie littekens… Maar het (her)lezen van het humanistisch manifest dat Die Schuldfrage toch is, - Christophe Busch noemt het ‘een meesterwerk over deze problematiek’ [< (Dark) History matters - Humanistisch Verbond >], helpt om te komen tot meer inzicht en een evenwichtige bezinning over verantwoordelijkheid, betrokkenheid en schuldbesef. Meer humanisme…
Recensie door Karel Van Dinter
Karl Jaspers, De Schuldvraag, Boom Uitgevers, 2021