Beschermvrouwe van de verschoppelingen – Delphine Lecompte
Elk dorp kent zijn eigen gek, elke stad zijn eigen gekken. Het universum van Delphine Lecompte wordt bevolkt door een groot leger verschoppelingen die we zonder uitzondering al tegenkwamen in haar eerdere dichtbundels.
Dit Beschermvrouwe van de verschoppelingen is haar eerste proeve van proza en leest als een autobiografie. Lecompte schrijft zonder de minste gêne of schaamte over alles wat haar overkomt of wat ze zelf maar al te gretig opzoekt. Zij wordt niet gehinderd door intuïtieve terughoudendheid en voelt nooit de noodzaak voorzichtig of op haar hoede te zijn. Dat ze al heel jong bepoteld en gepenetreerd wordt, dat ze alle perversies en aberraties van ouders en grootouders, van ooms en tantes en van wie al niet moet gadeslaan of ondergaan, het lijkt haar allemaal niet te beroeren ofschoon ze op enig moment wel in een psychiatrische inrichting wordt opgenomen maar de wereld daar verschilt in niets van de wereld daarbuiten. Delphine Lecompte schildert zichzelf als een uiterst promiscue vrouw in een extreem promiscue omgeving, een wereld waarin mensen uitsluitend geïnteresseerd lijken te zijn in lichaamsopeningen en waarin gevoelens de waarde van dropjes of zandkorrels hebben.
Wat vind ik nou van dit boek? Niet zo heel erg veel eigenlijk. Ik moet vaststellen dat er geen ontwikkeling is waar te nemen in het werk van Delphine Lecompte, het is een pastiche geworden, ze herhaalt zichzelf. En toch, en toch heb ik een enorme zwak voor deze vrouw die ik zeer geestig vind. Ik lees haar werk, ook dit boek, alsof ik het haar hoor voorlezen. Dat geeft een extra dimensie aan dit werk. Zoek op YouTube maar eens naar Daar gaat mijn vriend, een heerlijke korte video waarin Delphine Lecompte op muziek van Tom America een van haar gedichten spreekzingt. Zelf zegt Delphine over haar karakter en haar leven: “Ik had mijn verwante zielen gevonden: grimmig, akelig, fantasierijk, dynamisch, wonderlijk, onbevreesd, morbide, ziekelijk, wellustig, mystiek, obsceen”.
Wel heb ik genoten van Polanski, je t’aime dat ik al eens in ik meen de NRC was tegengekomen waarin Lecompte zich mateloos ergert aan mensen die anderen om welke reden dan ook aan de schandpaal menen te moeten nagelen uit morele verontwaardiging. En ook De vulva en de toverstaf is een fel en welbespraakt pleidooi tegen J.K. Rowling met daarin de krachtige zin: “De onveilige ruimten zijn de ruimten waar wannen samentroepen: de wereld”. Haar columns zijn sowieso de moeite waard, zeker en vast omdat ze hier haar schare zonderlingen doorgaans geen toegang verleent en fulmineert tegen zaken die ze aan de kaak wil stellen. Omdat hier de kracht van het argument haar wapen is. Maar altijd weer toont Delphine Lecompte ons de zelfkant van de samenleving waar ze meer waarachtigheid en authenticiteit tegenkomt dan in die officiële, laten we zeggen burgermaatschappij. Die zelfkant is haar eigenlijke biotoop, daar voelt ze zich thuis, daar is plaats noch ruimte voor morele verontwaardiging of burgerfatsoen en dat is, toch zeker voor haar, een verademing. En daarom ook de titel van dit uiteindelijk wel degelijk overtuigend boek.
In een epiloog schrijft Delphine Lecompte een Brief aan Gerrit Achterberg en daar schrijft ze prachtig proza, alsof de lucht openbreekt en een enkele zonnestraal voor even warmte biedt als ze schrijft: “Dat mijn gedichten barok en wanstaltig zijn vind ik oké. Zolang ik maar af en toe mag uitrusten op uw eiland, uw ziel”. Prachtig, en ontroerend.
Recensie door Enno Nuy
Delphine Lecompte, Beschermvrouwe van de verschoppelingen, De Bezige Bij, 2021, 219 pagina’s