De Zwenking - Stephen Greenblatt
De Middeleeuwen worden algemeen beschouwd als een periode van intellectuele duisternis. Van de erkenning van het christendom als staatsgodsdienst in de 4de eeuw tot de Renaissance in de 14de eeuw werd het sociale, maatschappelijke en culturele leven beheerst door de christelijke religie die met haar dogmatische stellingen elke vernieuwing in het Avondland de pas afsneed. Pas duizend jaar later herleefde de belangstelling voor de klassieke oudheid, de Griekse en de Romeinse cultuur, die enorme wetenschappelijke kennis demonstreerde met wiskundigen, astronomen, filosofen en dichters die tot de dag van vandaag hun stempel drukken op ons denken en weten. Na duizend jaar van religieus dogmatisme en obscurantisme zorgden enkele moedige en intelligente humanisten voor de ‘wedergeboorte’ van het klassieke denken, en daarmee voor de definitieve doorbraak naar de moderniteit in het Westen.
De Amerikaanse cultuurcriticus en kenner van de Renaissance Stephen Greenblatt beschrijft in zijn boek De Zwenking met veel empathie de herontdekking van het beruchte werk De Rerum Natura van de Romeinse dichter en epicurist Titus Lucretius door Poggio Bracciolini, een Toscaanse scriptor die rond 1417 op zoek ging naar werken van de meesters van de oudheid. Die spectaculaire vondst zorgde mee voor een beslissende doorbraak van het humanisme in Europa. Dat Bracciolini er nog een exemplaar van vond, was al een mirakel op zich. De meeste boekrollen van de antieke meesters, die alleen bestonden op papyrus, waren verloren gegaan, verpulverd door de tijd of eenvoudigweg verbrand. In de Romeinse tijd bestonden er wel heel wat bibliotheken, zowel private als openbare, waarvan die van Alexandrië met een half miljoen boekrollen de grootste was, maar die werden vernietigd door religieuze fanatici. Daardoor werd enorm veel menselijke kennis vernietigd.
Slechts een beperkt aantal boeken overleefde deze ramp en kwamen in het bezit van kloosters waar ze door nijvere monniken verder werden beschadigd. Om kostbaar blanco perkament te bekomen, schraapten ze de bestaande zinnen weg en vervingen ze door godsdienstige teksten. Zo verdwenen talloze werken van Vergilius, Ovidius, Cicero, Seneca, Lucretius en andere oude meesters. Die vernietiging gebeurde vaak doelbewust omdat ze volgens kerkleiders ideeën bevatten die in strijd waren met de Heilige Schrift of de bepalingen van concilies. In uitzonderlijke gevallen werden enkele van die klassieke boeken toch door de monniken gerestaureerd en gekopieerd zonder dat ze de explosieve inhoud ervan goed begrepen. Dat gebeurde met De Rerum Natura van Lucretius, een onvoorstelbaar toeval want ‘van alle oude meesterwerken had juist dit gedicht zeker moeten verdwijnen, definitief en voorgoed, samen met de verloren werken waardoor het geïnspireerd was’, aldus Greenblatt die verwijst naar het oeuvre van Epicurus (Lucretius’ filosofische messias) dat ook grotendeels verloren is gegaan.
Vanaf de 14de eeuw groeide onder onafhankelijke geesten de drang om kennis te krijgen van de geschriften van de oudheid. Onder hen Petrarca, Boccaccio, Salutati en Niccoli die zich beschouwden als humanisten of mensen die streefden naar de optimale ontwikkeling van de menselijke mogelijkheden. Niccoli begon als een van de eersten antiquiteiten te verzamelen en ‘heeft samen met Poggio het humanistische schrift ontworpen’, aldus de auteur. Daarbij maakten ze gebruik van de Karolingische minuskel, de basis van de lettertypes die we ook vandaag nog gebruiken. In zijn testament voorzag Niccoli de oprichting van een bibliotheek, niet binnen de muren van een klooster, maar openbaar. Het was aan hem dat Bracciolini de kopij van De Rerum Natura toestuurde. Maar ook de kerk zat niet stil. Bracciolini werd de private secretaris van de paus en zag er hoe feller die tekeerging tegen elke vorm van ketterij. Zo was hij hoe Jan Hus naar het concilie van Konstanz werd gelokt met de belofte dat men hem geen haar kwaad zou doen, maar later op de brandstapel terechtkwam.
Bracciolini en zijn humanistische medestanders moeten geweten hebben hoe gevaarlijk het was om de ideeën van Lucretius te verspreiden. Bijna al zijn denkbeelden stonden haaks op de christelijke dogmatiek. Hij was een voorstander van het atomisme en stelde dat alles bestond uit onzichtbare deeltjes die onvergankelijk waren, dat er geen vast middelpunt bestaat (terwijl de kerk de aarde beschouwde als het centrum van het heelal), dat het universum geen schepper of ontwerper heeft, dat de voorzienigheid een verzinsel is, dat alles ontstaat ingevolge een zwenking, dat de natuur onophoudelijk experimenteert, dat het universum niet voor of rondom de mens gecreëerd is, dat mensen ten opzichte van andere levende wezens niet uniek zijn, dat de menselijke samenleving niet is begonnen in een tijdperk van rust en overvloed maar met een primitieve strijd om het bestaan, dat er geen hiernamaals bestaat, dat de dood niets betekent voor ons, dat godsdiensten zonder uitzondering wreed zijn, dat er geen demonen of engelen bestaan, dat het hoogste doel in het leven ligt in het verhogen van het genot en het beperken van de pijn, en dat alle georganiseerde godsdiensten bijgelovige hersenspinsels zijn gebaseerd op diepgewortelde verlangens, angsten en onwetendheid.
Stuk voor stuk stellingen die de inquisitie wakker maakte zoals Giordano Bruno en Galilei mochten ondervinden. Maar de geest van het humanisme was uit de fles. Tal van kunstenaars volgden de ingeslagen weg zoals Botticelli, Da Vinci, Boiardo, Ariosto, Torquato Tasso en vele anderen. En door de boekdrukkunst slaagde de kerk er niet langer in greep te houden op de verspreiding van de humanistische ideeën die werden omarmd door Bacon, Shakespeare, Montaigne en in latere jaren door Voltaire, Diderot, Hume en Jefferson. Poggio Bracciolini vond het manuscript van Lucretius in de benedictijnenabdij van Fulda in Zuid-Duitsland. Het was een boek ‘dat op termijn zijn hele wereld zou ondermijnen’, aldus de auteur. En dat klopt ook, want de inhoud ervan stond lijnrecht tegenover de christelijke dogmatiek. ‘Er is geen reden om aan te nemen dat de aarde of haar bewoners een centrale plaats innemen, geen reden om de mens apart te zetten van andere dieren, geen gelegenheid om goden te paaien of om te kopen, geen plaats voor religieus fanatisme’, zo schreef Lucretius rond 60 voor Christus.
De Zwenking is een meesterlijk boek over moedige mannen en vrouwen die al eeuwen voor Kant het principe Sapere Aude of ‘durf je van je eigen verstand te bedienen’ toepasten. Stephen Greenblatt slaagt erin om de lezer inzicht te geven van het obscurantisme enerzijds en de opmars van de moderniteit anderzijds in die bijzondere periode van de wedergeboorte. Al blijft de vraag hoeveel wijsheid en kennis van de oude Grieken en Romeinen wél finaal verdwenen is. Denk aan Epicurus, een van de grootste filosofen van de wereldgeschiedenis, wiens teksten verdwenen in de nevelen van de geschiedenis.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Stephen Greenblatt, De Zwenking. Hoe de wereld modern werd, De Bezige Bij, 2012