Voor een feminisme zonder heilige huisjes - Griet Vandermassen
Op 21 april 2021 organiseerden LVSV-Antwerpen en Liberales een Webinar met filosofe Griet Vandermassen, auteur van het boek Dames voor Darwin (2019), dat heel wat stof deed opwaaien omdat het ingaat tegen de visie van heel wat feministen. Voor de Zoom-meeting hadden zich meer dan 250 mensen ingeschreven. Het werd een bijzonder interessante avond. Liberales kernlid Lara De Winter, die tevens bestuurslid is van LVSV-Nationaal, interviewde Griet Vandermassen.
U bent zelf doctor in de wijsbegeerte en dus filosofe. In uw boek dook u echter diep de wetenschap in, op zoek naar wat ons verbindt en differentieert. Zou u uzelf omschrijven als een wetenschapsfilosofe? Wat maakt dat u ervoor koos om de verschillen tussen man en vrouw te gaan onderzoeken en neer te schrijven?
Wetenschapsfilosofie bestudeert de aard en de betrouwbaarheid van de wetenschappen. Ik situeer mezelf binnen de wijsgerige antropologie, die zich bezighoudt met de vraag: wat is de mens? Voor een antwoord hierop kun je niet buiten de evolutietheorie, en daarmee duik je meteen de biologische wetenschappen in.
Mijn focus op sekseverschillen komt door persoonlijke ervaringen. Ik verdiepte me in de feministische literatuur om die te kunnen kaderen. Later ontdekte ik dat feministische bronnen mij een verkeerd beeld hadden voorgeschoteld van de evolutiepsychologie, terwijl die discipline zoveel verheldert over seksueel verschil. Ik wilde weten hoe dat kwam. Dat werd mijn onderzoeksproject.
Als bibliofiel kan ik het niet laten om deze vraag te stellen: welke boeken hebben Griet Vandermassen het meest gevormd en geïnspireerd? En mogelijks aangezet tot het schrijven van Darwin voor Dames en later Dames voor Darwin?
The Adapted Mind, eds. Jerome Barkow, Leda Cosmides & John Tooby (1992). Een klepper die de basisprincipes van de evolutiepsychologie uiteenzet en een goudmijn van nieuwe inzichten is. Daarnaast The Evolution of Human Sexuality van Don Symons (1979). Dat geniale boek is nu meer dan veertig jaar oud, maar nog altijd even inspirerend. Het leerde mij dat je sekseverschillen en seksuele ongelijkheid ook op een niet-ideologische manier kunt bestuderen, en dat een evolutionair perspectief ontzettend veel verheldert over patronen van seksueel verschil.
In uw boek pleit u niet tegen het feminisme, maar voor een nieuw feminisme. Hoe ziet dat feminisme eruit?
Ik pleit voor een feminisme zonder heilige huisjes. Een feminisme dat de zelfverklaarde interdisciplinariteit uitbreidt naar de biologische en evolutionaire wetenschappen, en naar sociologische en andere studies die de eigen vooropstellingen potentieel ondermijnen. Een feminisme dat niet met twee maten en twee gewichten weegt, waarbij de kwalitatieve lat heel laag ligt voor sociaal-constructivistisch geïnspireerd onderzoek en heel hoog voor onderzoek met ideologisch onwelgevallige bevindingen. Een wetenschappelijk gefundeerd feminisme, kortom. Ik noem dat evolutiefeminisme.
Wat is de luidste kritiek die u krijgt op uw boek ‘Dames voor Darwin?’
Dat ik het feminisme karikaturaal voorstel. In mijn boek besteed ik een volledig hoofdstuk aan de geschiedenis van het feminisme en de verschillende denkstromingen daarin. In interviews of columns is daar niet echt ruimte voor. Maar ik richt mijn pijlen niet op het volledige feministische veld, wel op wat ik als een rode draad zie binnen dat denken, toch vanaf de tweede golf: bio-aversie en een sterk ideologisch getint mensbeeld.
Wat is volgens u het gevaar van het negeren van de biologische en psychologische verschillen tussen man en vrouw?
Allereerst zullen je verklaringen van seksueel verschil en seksuele ongelijkheid vaak tekortschieten of soms de bal helemaal misslaan. Daarnaast riskeer je een politiek programma te ontwikkelen dat beide seksen soms in richtingen pusht die ingaan tegen hun eigen interesses of neigingen.
Mij lijkt het, na het lezen van uw boek, dat het omarmen van de biologie voor beide seksen een voordeel is. Waarom
Je kunt het naïef noemen, maar ik denk dat de waarheid bevrijdt. Een evolutionair perspectief kan zorgen voor meer inzicht in jezelf en meer begrip voor elkaar. Het maakt komaf met een simpel dader-slachtofferplaatje. Ik zie internationaal een zorgwekkende tendens tot male bashing: het wordt steeds meer oké om mannen te verketteren. Het enige wat je daarmee bereikt, is toenemende polarisering tussen de seksen.
Je kunt mannelijk gedrag niet begrijpen zonder inzicht in de geëvolueerde partnervoorkeuren van vrouwen, en vice versa. Als mannen vandaag zijn wie ze zijn, komt dat deels door de partnerkeuzes die onze vrouwelijke voorouders gedurende vele duizenden of tienduizenden jaren maakten. Mannelijke sociale status ging historisch samen met meer overlevende kinderen. Vrouwen met zo’n voorkeur hadden meer kans op overlevende kinderen en gaven die voorkeur door aan de volgende generaties. Sociale status is daardoor voor veel vrouwen nog altijd een bron van seksuele aantrekkingskracht. Ze dwingen mannen op die manier om onderling te concurreren om status, net zoals mannen vrouwen dwingen om onderling te concurreren op vlak van jeugd en schoonheid. Dezelfde dynamiek zie je bij homoseksuele mannen: ook voor hen is de fysieke aantrekkelijkheid van een partner erg belangrijk. Dat is niet omdat ze andere mannen willen onderdrukken.
Als je beseft dat beide seksen vasthangen aan elkaars partnervoorkeuren, krijg je een heel ander beeld van man-vrouwverhoudingen dan het beeld waarbij de patriarchale man zijn machtspositie niet wil afstaan aan vrouwen.
Simone De Beauvoir schreef in haar feministische bijbel ‘Le Deuxième sexe’ dat je niet als vrouw geboren wordt, maar tot vrouw gemaakt wordt. Wat schort er aan de veronderstelling dat sekse sociaal geconstrueerd is?
Dat is theoretisch onmogelijk, want het zou betekenen dat evolutie in onze soort gestopt is aan de nek. Fysiologische en anatomische verschillen tussen de seksen gaan in alle soorten samen met gedragsverschillen. Waarom zou dat in onze soort anders zijn? Wie dit beweert, moet ook kunnen verklaren waarom in onze soort cultuur het dan helemaal overgenomen heeft van evolutionaire processen, om er vervolgens via socialisatie juist dezelfde patronen van seksueel verschil in te bouwen als bij de meeste andere soorten, zoals een grotere mannelijke agressie en competitiviteit, en een grotere vrouwelijke zorgzaamheid en seksuele selectiviteit.
Daarnaast hebben we massa’s empirisch onderzoek die wijzen op inherente, gemiddelde sekseverschillen. Hoe die zich precies uiten, hangt af van veel factoren, waaronder levensfase, levenservaringen, socialisatie en de culturele omgeving. De mannelijke risicobereidheid en neiging tot fysieke agressie pieken in de late adolescentie en jongvolwassenheid, maar nemen daarna geleidelijk af. Als een man vader wordt, daalt zijn testosteronniveau en wordt hij zachtaardiger. In samenlevingen die vaak oorlog kennen, worden jongens meer tot agressie gesocialiseerd dan in vreedzame samenlevingen. In sommige kringen haal je status uit een reputatie als vechtersbaas, in andere uit een reputatie als schrijver. Dit soort van onderzoek naar de wisselwerking tussen onze geëvolueerde neigingen en omgevingsinvloeden vind ik ontzettend boeiend.
Het patriarchaat is de favoriete boosdoener van heel wat feministen. We vinden heel wat mannen terug in machtsposities. We zouden (kort door de bocht) kunnen concluderen dat mannen bovenaan de geslachtshiërarchie staan.
Mannen zijn zowel oververtegenwoordigd aan de top van de maatschappij als aan de bodem ervan. De meeste criminelen, gevangenen, daklozen, mentaal gestoorden en verslaafden zijn mannen. Dood op de werkvloer is bijna uitsluitend het lot van mannen, net zoals dood op het slagveld. Het beeld van ‘mannelijk privilege’ moet dringend bijgesteld worden.
“Hoe patriarchaler de samenleving, hoe meer vrouwen schaken”, schreef u een tijd geleden in uw column. Er lijkt geen enkele sociale theorie dit te kunnen verklaren. Wat zien we specifiek in samenlevingen die extra inzetten op gendergelijkheid zoals bijvoorbeeld Zweden?
Veel sekseverschillen worden groter naarmate maatschappijen meer gendergelijk worden. Het betreft onder meer sekseverschillen in studie- en beroepskeuze, in persoonlijkheid, in depressiegevoeligheid, in fysieke agressie en in het belang dat beide seksen hechten aan emotionele intimiteit binnen een relatie. Let wel: meer gendergelijkheid is goed voor beide seksen. Ze evolueren allebei in een positieve richting, alleen is de impact op beide partijen niet even groot, waardoor het bestaande verschil groter wordt. Een voorbeeld: beide seksen worden minder fysiek agressief, maar dat effect is minder sterk bij mannen dan bij vrouwen, met als nettoresultaat een groter verschil.
De verklaring luidt dat in vrije, welvarende maatschappijen beide seksen de kans krijgen om hun eigen interesses te volgen, in plaats van een studiekeuze te moeten maken uit economische noodzaak. Als de focus minder ligt op overleven, kan ook hun persoonlijkheid zich breder ontwikkelen,
Het nature-nurture debat is in mijn ogen al lang gestreden. Wat maakt dat er toch nog steeds een grote aanhang is voor de theorie van het onbeschreven blad of de oneindig maakbare mens?
Dat ligt aan een combinatie van onwetendheid, ideologische vooringenomenheid, de kwalijke geschiedenis van seksisme in de theorievorming over vrouwen, wetenschapsscepsis, angst voor politiek misbruik en denkfouten. De naturalistische dwaling is zo’n denkfout. Dat is het idee dat wat natuurlijk is, ook goed is. Maar onze waarden bepalen wij zelf. Ziekte is natuurlijk, maar wij vinden ziekte geen goede zaak, dus zoeken we middelen om haar te voorkomen of te bestrijden.
Wetenschappelijke data kunnen nooit eenduidig vertellen welk beleid je moet voeren. Daar komen waarden aan te pas, en politieke afwegingen. Onderzoek geeft bijvoorbeeld aan dat veel minder vrouwen dan mannen bereid zijn om lange werkdagen te kloppen ten koste van hun gezin. ‘Meer tijd voor het gezin’ is een belangrijke reden waarom veel vrouwen kiezen voor deeltijds werk. Maar daardoor lopen ze ook meer risico om in de armoede te belanden, als hun partner hen verlaat of sterft. Je kunt dan zeggen dat het hun eigen keuze was, of je kunt uitstippelen dat de onbetaalde thuisarbeid van (vooral) vrouwen een belangrijke pijler is van onze economische welvaart en op de een of andere manier beloond moet worden.
De denkpiste van een universeel en leefbaar basisinkomen, zoals verdedigd door onze eminente linkse econoom Philippe Van Parijs, vind ik ontzettend waardevol. Maar dat vereist een herdenking van ons economisch systeem. Veel werk aan de winkel dus voor evolutiefeministen J
Interview door Lara De Winter